ECLI:NL:RBDHA:2014:3569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
09/665050-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gelden bestemd voor de ontwikkeling van een vrouwencondoom door vertegenwoordiger van Stichting Jippy

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van verduistering. De verdachte, geboren in 1961 in België, was vertegenwoordiger van Stichting Jippy, die een project uitvoerde voor Oxfam Novib, gericht op de ontwikkeling van een goedkoop vrouwencondoom voor armlastige mensen in ontwikkelingslanden. De verdachte heeft in de periode van 31 mei 2007 tot en met 22 april 2008 een totaalbedrag van € 378.717,60 verduisterd, dat door Oxfam Novib was ter beschikking gesteld voor dit project. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet aan de afspraken heeft gehouden en een groot deel van het budget niet heeft besteed aan de overeengekomen bestemmingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van diefstal, maar hem wel schuldig bevonden aan verduistering. Gezien de medische situatie van de verdachte, die niet in staat was om een gevangenisstraf of werkstraf te ondergaan, heeft de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Oxfam Novib, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 378.717,60, vermeerderd met wettelijke rente, aan Oxfam Novib.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/665050-10
Datum uitspraak: 27 februari 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] (België),
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 27 januari 2012 (
pro forma), 15 april 2013 (
pro forma) en 13 februari 2014.
De verdachte is verschenen op de terechtzitting van 15 april 2013, alwaar hij werd bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht. Verdachte is niet verschenen ten tijde van de inhoudelijke behandeling op 13 februari 2014, alwaar hij werd vertegenwoordigd door zijn raadsman.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsman van verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2007 tot en met 7 juni 2007, althans in de periode van 31 mei 2007 tot en met 22 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 35.000 euro en/of een geldbedrag van 656.262,60 euro, in elk geval een of meerdere (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Oxfam-Novib en/of Biogreen en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2007 tot en met 7 juni 2007, althans in de periode van 31 mei 2007 tot en met 22 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Zwijndrecht opzettelijk een geldbedrag van 35.000 euro en/of een geldbedrag van 656.262,60 euro, in elk geval een of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Oxfam-Novib en/of Biogreen en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vertegenwoordiger/procuratiehouder/beheerder van stichting Jippy (welke stichting namens/ten behoeve van Oxfam-Novib vrouwencondooms zou (laten) ontwikkelen), ten behoeve van die ontwikkeling van vrouwencondooms, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
In deze zaak kan zonder dispuut worden vastgesteld dat op 7 juni 2007 een overeenkomst is gesloten tussen Stichting Oxfam Novib (hierna: Oxfam Novib) en Stichting Jippy (hierna Jippy), welke laatste werd vertegenwoordigd door verdachte. Blijkens de overeenkomst zouden Oxfam Novib en Jippy een gezamenlijk project uitvoeren: Jippy zou een vrouwencondoom ontwikkelen en produceren en Oxfam Novib zou de daarmee gepaard gaande kosten aan Jippy financieren.
Overeengekomen is dat Oxfam Novib aan Jippy in totaal € 768.069,55 zou betalen. Hiervan was € 555.524,55 bedoeld voor het opstarten van een productiefaciliteit bij Biogreen Medical Sdn. Bhd. (hierna: Biogreen), gevestigd te Maleisië, ten behoeve van het vrouwencondoom en € 212.545,-- voor de werkzaamheden van Jippy ter vervulling van haar verplichtingen uit deze overeenkomst. [2] Van dit totaalbedrag is als voorschot op 31 mei 2007 een bedrag van € 35.000,-- en op 7 juni 2007 een bedrag van € 656.262,60 (90% van het totaalbedrag minus het voorschot) overgemaakt naar de rekening van Jippy. [3] Indien de overeengekomen werkzaamheden van Jippy conform planning zouden verlopen, zou door Oxfam Novib de resterende 10% van het totaalbedrag, te weten € 76.806,95 aan Jippy worden overgemaakt. [4]
Blijkens de getuigenverklaring van [getuige], juridisch medewerkster bij Oxfam Novib is voorts met Jippy afgesproken dat gebruik zou worden gemaakt van de expertise van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) op het gebied van condooms. De constructie is gekozen om hem in te huren op consultancybasis, via Jippy. In het bedrag dat aan Jippy is overgemaakt was een deel groot € 158.400,-- bedoeld als salaris voor [slachtoffer 1] (voor elf maanden werk). Voorts was een bedrag van € 25.000,-- bestemd voor de reiskosten die [slachtoffer 1] zou moeten maken voor het project. [5] Tenslotte was een bedrag van € 29.145,-- bestemd voor de office kosten van Jippy. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij het beheer over de girorekening van Jippy had, dat hij de overboekingen en dergelijke regelde en dat hij de enige was, die beschikking had over een bankpas van de desbetreffende rekening. [7]
Op 22 april 2008 heeft [naam aangever] namens Oxfam Novib aangifte gedaan van verduistering van een grote som geld, nu Jippy zich niet aan voormelde overeenkomst zou hebben gehouden. [8]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (primair) diefstal of (subsidiair) verduistering van de ten laste gelegde geldbedragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in strijd met hetgeen is vastgelegd in de overeenkomst tussen Oxfam Novib en Jippy d.d. 7 juni 2007, te weten dat Jippy een bedrag van € 555.524,55 zou betalen aan Biogreen, slechts een geldbedrag van € 100.000,-- aan Biogreen heeft overgemaakt. Daarnaast is volgens de officier van justitie niet aannemelijk geworden dat verdachte aan [slachtoffer 1] méér zou hebben betaald dan de afgesproken bedragen van € 158.400,- en € 25.000,-. Ten slotte wordt door de officier van justitie aannemelijk geacht dat verdachte € 29.145,- zou hebben uitgegeven aan officekosten. De officier van justitie is derhalve van mening dat een geldbedrag van in totaal € 378.717,60 door verdachte in strijd met hetgeen met Oxfam Novib is overeengekomen, is besteed.
De officier van justitie is van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, nu verdachte deze op grond van hetgeen was overeengekomen, in eerste instantie wel rechtmatig onder zich had. Verdachte dient dan ook van de hem primair ten laste gelegde diefstal vrijgesproken te worden.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, nu verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan verduistering van grote geldbedragen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman blijft verdachte bij zijn verklaringen zoals afgelegd bij de politie. Er zouden grotere bedragen dan die uit het dossier naar voren zijn gekomen naar [slachtoffer 1] zijn gegaan, maar nu de administratie van verdachte in het ongerede is geraakt, kan hij dit niet met stukken onderbouwen. De raadsman is van mening dat de primair ten laste gelegde diefstal niet bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit de bankafschriften van Jippy valt af te leiden dat op 27 augustus 2007 een geldbedrag van € 100.000,- is overgemaakt aan Biogreen ten behoeve van het vrouwencondoomproject. [9] Weliswaar zijn er daarnaast ook andere betalingen aan Biogreen verricht, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat deze gerelateerd zijn aan het vrouwencondoomproject. [10] Daarbij betrekt de rechtbank de e-mail van 18 december 2007 waarin onder meer wordt aangegeven: “Jippy has paid 100k Euro for the project so far”. [11]
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte niet het overeengekomen bedrag van
€ 555.524,55 aan Biogreen heeft betaald, maar slechts € 100.000,- .
Uit voormelde bankafschriften valt voorts af te leiden dat diverse overboekingen zijn gedaan naar de rekeningen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [12] [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat hij zijn rekening ter beschikking heeft gesteld van Jippy en dat hij op verzoek van verdachte deze bedragen cash opnam en aan verdachte heeft overhandigd. Verdachte zou deze bedragen aan [slachtoffer 1] geven. [13] Verdachte heeft overeenkomstig verklaard en voorts dat hij deze cash bedragen aan [slachtoffer 1] heeft afgedragen en dat [slachtoffer 1] bijna alles heeft gekregen [14] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij enkele bedragen in contanten en op zijn bankrekening heeft ontvangen en dat er bepaalde rekeningen van hem zijn betaald door verdachte [15] .
De rechtbank stelt in dit opzicht vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en verdachte met betrekking tot de hoogte van deze bedragen sterk uiteen lopen.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit voormelde bankafschriften in ieder geval naar voren komt dat er geldbedragen zijn overgemaakt aan [slachtoffer 1] en dat er tevens bedragen zijn overgemaakt aan [slachtoffer 2], waarbij expliciet staat vermeld dat het een voorschot betreft aan [slachtoffer 1]. Echter, gelet op de verschillen in de verklaringen van alle betrokkenen voor wat betreft de hoogte van de geldbedragen die zouden zijn betaald aan [slachtoffer 1] en bij gebreke van enige verdere onderbouwing van hun respectievelijke verklaringen kan de rechtbank niet precies vaststellen welk totaalbedrag door verdachte aan [slachtoffer 1] is betaald.
Wel is gelet op vorenstaande aannemelijk geworden dat er geldbedragen aan [slachtoffer 1], al dan niet via tussenkomst van [slachtoffer 2], zijn betaald. De rechtbank acht alles bijeen genomen niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer 1] méér betaald heeft gekregen dan waar hij volgens afspraak recht op had, te weten de bedragen van € 158.400,- en € 25.000,-. De stelling van verdachte dat dit wel zo is, heeft hij in het geheel niet onderbouwd met stukken en vindt ook overigens geen steun in het resterende bewijsmateriaal.
Ten slotte acht de rechtbank in het voordeel van verdachte aannemelijk dat een bedrag van € 29.145,-, door verdachte is aangewend als officekosten en overige aan het project gerelateerde uitgaven. [16]
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat grote geldbedragen (van in totaal [€ 35.000,- + € 656.262,60] minus [€ 100.000,- + € 158.400 + € 25.000 + € 29.145,-]=) € 378.717,60 niet zijn besteed conform hetgeen met Oxfam Novib is overeengekomen.
Nu verdachte gevolmachtigde van Jippy [17] was en tevens beheerder van het geld dat door Oxfam Novib was overgemaakt naar Jippy, waarbij hij de enige binnen de stichting was die beschikking had over een bankpas van de rekening Jippy [18] , kan verdachte als persoon verantwoordelijk worden gehouden voor voormelde bestedingen van Jippy die in strijd waren met hetgeen tussen Oxfam Novib en Jippy was overeengekomen, die van de rekening van Jippy zijn verdwenen en die hij zich dus wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Diefstal
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit de dossierstukken niet kan worden opgemaakt wanneer het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte is ontstaan, en in het bijzonder niet voordat het geld op de rekening van Jippy was gestort, nu hij in eerste instantie wel bepaalde bedragen heeft overgemaakt aan bijvoorbeeld Biogreen en [slachtoffer 1]. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank dan ook niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem primair ten laste gelegde diefstal, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Verduistering
De rechtbank acht met de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan verduistering van grote geldbedragen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
subsidiair
hij in de periode van 31 mei 2007 tot en met 22 april 2008 te Zwijndrecht opzettelijk grote geldbedragen, toebehorende aan Oxfam-Novib, welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vertegenwoordiger van stichting Jippy (welke stichting ten behoeve van Oxfam-Novib vrouwencondooms zou (laten) ontwikkelen), ten behoeve van die ontwikkeling van vrouwencondooms, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Voorts heeft hij de rechtbank verzocht om rekening te houden met de medische situatie en de fysieke gesteldheid van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een geldbedrag van € 378.717,60 verduisterd. Dit geldbedrag was ter beschikking gesteld door Oxfam Novib, een organisatie die wordt gesteund door donateurs, en was bedoeld voor de ontwikkeling van een goedkoop vrouwencondoom voor armlastige mensen in ontwikkelingslanden om ongewenste zwangerschappen, seksueel overdraagbare aandoeningen en besmettingen met HIV/aids tegen te gaan. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij bewust een groot deel van het totaalbudget niet heeft besteed aan de met Oxfam Novib overeengekomen bestemmingen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2014 is verdachte niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank houdt in verdachtes voordeel sterk rekening met de medische situatie en de fysieke gesteldheid van verdachte. De medisch adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft bij schrijven van 9 september 2013 aangegeven dat er bij verdachte sprake is van forse mobiliteitsbeperkingen, een sombere gemoedstoestand en medicatiegebruik waardoor hij grote delen van de dag een verlaagd bewustzijnsniveau heeft. Gelet op alle beperkingen is een taakstraf volgens de adviseur niet aan de orde. Voorts komt verdachte niet voor een reguliere penitentiaire setting in aanmerking. Zorg op zijn niveau zou alleen plaats kunnen vinden in het justitieel medisch centrum (JMC) in Scheveningen alwaar 24 uur per dag adequate medische en verpleegkundige zorg aanwezig is.
Naar het oordeel van de rechtbank staan de gezondheidsklachten van verdachte zowel oplegging van een gevangenisstraf als een werkstraf in de weg.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 21 maart 2012. Gelet op de ontkennende houding van verdachte heeft de reclassering zich onthouden van advies. Wel wordt geconstateerd dat verdachte zich slachtoffer voelt van de situatie en daarmee zijn eigen aandeel bagatelliseert. Daarnaast laat de gezondheid van verdachte volgens de reclassering het niet toe een verplicht reclasseringscontact vorm te geven. Bovendien zijn er op financieel gebied problemen. Er is inmiddels beslag gelegd op een deel van zijn uitkering en verdachte heeft zeer veel moeite om rond te komen.
Op grond van voormelde bevindingen is een geldboete naar het oordeel van de rechtbank evenmin aan de orde.
De rechtbank heeft acht geslagen op wat men in soortgelijke zaken, rekening houdend met het totale benadelingsbedrag, pleegt op te leggen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kan worden, nu alle andere strafmodaliteiten zijn uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden echter onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden zwaardere voorwaardelijke straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank constateert ten slotte dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Tussen de datum van het eerste verhoor van verdachte d.d. 16 januari 2009 en de datum van deze uitspraak ligt een periode van vijf jaren en één maand. Nu echter het onderzoek ter terechtzitting van 27 januari 2012 op verzoek van de advocaat van verdachte is geschorst, neemt de rechtbank de tijd die sedert 10 februari 2012, de datum waarop uitspraak zou zijn gedaan indien de behandeling van de zaak niet was aangehouden, is verstreken niet in aanmerking bij het bepalen van de termijnoverschrijding. De rechtbank stelt derhalve vast dat de redelijke termijn met een periode van één jaar en één maand is overschreden. De rechtbank ziet gelet op de duur van de overschrijding een aanleiding daaraan gevolgen voor de strafmaat te verbinden. De rechtbank zal derhalve een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden opleggen in plaats van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Oxfam Novib heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 924.365,47.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 378.717,60. Voorts heeft hij geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Hiertoe heeft hij primair aangevoerd dat de vordering tot vergoeding van schade ex artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek is verjaard. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op 22 april 2008, aangevuld bij schrijven van 24 april 2008, aangifte is gedaan namens Oxfam Novib. Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat aangeefster op dat moment al bekendheid had met de aansprakelijke persoon. Uit de aangifte volgt dat de beschuldigende vinger naar Stichting Jippy wordt uitgestoken, maar tevens dat men bij Oxfam Novib toen nog geen redelijke mate van zekerheid had in hoeverre verdachte hiervoor in persoon aansprakelijk kon worden geacht en wat de hoogte van de opgelopen schade exact was. Daarbij is voorts van belang dat de zaaksofficier van justitie op 12 januari 2009 heeft beslist dat de financiële transactiegegevens tussen Stichting Jippy en de heer [slachtoffer 1], zoals opgenomen in het strafrechtelijk proces-verbaal, nog niet aan de advocaat van Stichting Oxfam Novib verstrekt mochten worden, omdat het strafrechtelijk onderzoek nog niet was afgerond. Dit strafrechtelijk onderzoek is gesloten op 27 maart 2009. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat Stichting Oxfam Novib eerst vanaf 28 maart 2009 formeel bekend zou kunnen zijn geweest met een voor de door haar geleden schade aansprakelijk persoon. Gelet op de omstandigheid dat Stichting Oxfam Novib de vordering benadeelde partij op 6 februari 2014 heeft ingediend, is de rechtbank van oordeel dat deze dus binnen de geldende verjaringstermijn van vijf jaar is ingediend. De benadeelde partij is daarom ontvankelijk in haar vordering. De vordering is niet verjaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder subsidiair bewezenverklaarde feit. De rechtbank is er daarbij van uitgegaan dat verdachte grote geldbedragen van in totaal € 378.717,60 heeft verduisterd. Derhalve zal de rechtbank de vordering deels toewijzen tot dit bedrag.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van de door Stichting Oxfam Novib aangekondigde dag van verzuim, te weten 7 april 2008, is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dat deel van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 378.717,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Stichting Oxfam Novib.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verduistering, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Stichting Oxfam Novib een bedrag van € 378.717,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 378.717,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Stichting Oxfam Novib;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
365 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S.I. van Delden, voorzitter,
mrs. C.W. de Wit en M.M. Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. T.L.H.M. Glansbeek en M.A. Schaap, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1511/2008/20548-44, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 348).
2.Een geschrift, te weten een overeenkomst inzake de ontwikkeling en productie van een betaalbaar vrouwencondoom tussen Stichting Oxfam Novib en Stichting Jippy d.d. 7 juni 2007, p. 59-63.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam aangever], p. 51, giroafschriften Stichting Jippy, p. 262 en 267.
4.Een geschrift, te weten een overeenkomst inzake de ontwikkeling en productie van een betaalbaar vrouwencondoom tussen Stichting Oxfam Novib en Stichting Jippy d.d. 7 juni 2007, p. 59-63.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 70, 72 en 73.
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 113.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 154.
8.Proces-verbaal van aangifte [naam aangever], p. 51-53.
9.Giroafschriften Stichting Jippy, p. 317.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 108.
11.Een geschrift, te weten een afschrift van een e-mail van [e-mailadres] aan [e-mailadres 2].eu d.d. 18 december 2007 met als onderwerp: “minutes of meeting held in [verdachte] apartment – Malaysia”.
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 109
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2]., p. 195-199.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 189-194.
15.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1], p. 214.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
17.Een geschrift, te weten het uittreksel Kamer van Koophandel, p. 7.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 154.