ECLI:NL:RBDHA:2014:3430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
842576-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige overval op hulpbehoevende man in Den Haag

Op 19 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man en een 50-jarige vrouw, die beiden zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar voor hun betrokkenheid bij een gewelddadige overval op een hulpbehoevende man in zijn woning. De overval vond plaats op 24 oktober 2013, waarbij de daders het slachtoffer, die moeilijk ter been was, bewust als makkelijke prooi hebben gekozen. Ze hebben hem voor 1200 euro bestolen door misbruik te maken van het vertrouwen dat hij in een van hen had gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw regelmatig bij het slachtoffer op bezoek kwam en daardoor op de hoogte was van zijn kwetsbare situatie, de locatie van de kluis en de pincode van zijn betaalpas.

Tijdens de overval werd het slachtoffer met geweld bedreigd en geprobeerd zijn mond en handen vast te tapen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het slachtoffer zich na de overval niet meer veilig voelt in zijn eigen huis en moeite heeft om anderen te vertrouwen. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten, die betrokken waren bij de overval, als bewijs gebruikt, ondanks dat een van hen inmiddels was overleden. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte voldoende kon worden aangetoond door andere bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden van pintransacties die na de overval zijn uitgevoerd met de gestolen bankpas van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder te maken gehad met de justitie voor vermogensdelicten, maar de rechtbank besloot hier geen rekening mee te houden bij de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd de straf gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op diefstal met geweld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842576-13
Datum uitspraak: 19 maart 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting voor vrouwen te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D.P. Poppe, advocaat te Epe, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 oktober 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1200 euro, in elk geval een geldbedrag, en/of drie, in elk geval een of meer. mobiele telefoon(s) en/of een paspoort en/of een portemonnee met inhoud (oa met diverse pas(sen)) en/of (een) inlogcode(s) en/of bankpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met (een) bivakmuts(en) op die [slachtoffer] in zijn huis duwen en/of
- pakken en/of trekken van de (kluis)sleutel van de nek van die [slachtoffer] en/of
- ( trachten te) (vast)tapen van de mond en/of handen van die [slachtoffer];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 24 oktober 2014 heeft er een overval plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aan de [adres 2] te Den Haag. Tijdens deze overval is geweld tegen [slachtoffer] gebruikt en zijn diverse goederen weggenomen.
De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte samen met anderen, dan wel alleen bij deze woningoverval op [slachtoffer] betrokken is geweest.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir – het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen geacht.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals verwoord in zijn pleitnotitie – vrijspraak bepleit en de hierna te bespreken verweren gevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Voor de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de overval in de woning van [slachtoffer] zijn de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Op 24 oktober 2013 omstreeks 17.08 uur werd er aangebeld bij de woning van [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] zijn voordeur opendeed, werd hij gelijk door een man die een bivakmuts op had, zijn woning ingeduwd. Voorts kwam een vrouw zijn woning binnen. Zij trokken de kluissleutel van zijn nek en liepen gelijk naar de kluis toe. Zij namen vervolgens de inhoud van zijn kluis mee. Daarna probeerden zij de handen van [slachtoffer] met tape vast te maken. Ook probeerden zij tape op zijn mond te plakken. Omdat [slachtoffer] begon te gillen, zijn zij weggegaan. Uit de kluis en uit de woning van [slachtoffer] werden geld, mobiele telefoons, een paspoort, en portemonnee met inhoud, bankpassen en inlogcodes weggenomen. [2] In de portemonnee van [slachtoffer] was € 200,- aanwezig. [3] De kluis van [slachtoffer] zat in de gang achter één van de twee aldaar aanwezig kastdeuren. [4] Volgens [slachtoffer] wist de man die een bivakmuts op had, zijn kluis moeiteloos te vinden. [5] Voorts heeft hij verklaard dat hij drie dagen voor de overval met verdachte, die af en toe bij hem langskwam of hem hulp te bieden, heeft gepind. [slachtoffer] heeft verklaard dat dat het kan zijn dat verdachte toen voor hem gepind heeft en dat hij haar zijn pincode heeft gezegd. [6]
Direct na de overval werd omstreeks 17.29 uur met één van de gestolen bankpassen van [slachtoffer] € 100,- opgenomen bij een geldautomaat in de Albert Heijn aan de Grote Marktstraat te Den Haag. Omstreeks 17.31 uur werd op deze locatie nogmaals € 900,- opgenomen met dezelfde bankpas. Daarna is omstreeks 18.00 uur en omstreeks 18.27 uur geprobeerd geld op te nemen met deze bankpas bij een geldautomaat in het Holland Casino aan de Kurhausweg 1 te Den Haag. Bij deze laatste transacties is dat niet gelukt. [7]
Op de camerabeelden van de betreffende Albert Heijn is te zien dat voornoemde pintransacties door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1], zij was medeverdachte in deze zaak, maar op 31 december 2013 is zij gedurende haar voorlopige hechtenis overleden) zijn verricht. Uit de beelden blijkt veder dat zij ten tijde van het pinnen in het gezelschap is van verdachte. Ook is waar te nemen dat [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2], medeverdachte en tevens de schoonzoon van verdachte), toen [medeverdachte 1] en verdachte de Albert Heijn binnenkwamen en gingen pinnen, in hun directe nabijheid is. Ook bij het verlaten van de Albert Heijn bevindt [medeverdachte 2] zich in de directe nabijheid van [medeverdachte 1]. [8]
Op de camerabeelden van het Holland Casino is te zien dat [medeverdachte 1] en verdachte omstreeks 17.57 uur samen het Holland Casino binnen komen. Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat aldaar de eerste poging tot pintransactie omstreeks 18.00 uur door [medeverdachte 1] is verricht. Hierbij is verdachte in haar nabijheid. Op de camerabeelden is tevens te zien dat [medeverdachte 2] om 18.22 uur het Holland Casino binnen komt, dat hij wordt opgewacht door verdachte en dat [medeverdachte 2] de tweede poging tot pintransactie omstreeks 18.27 uur heeft verricht. Daarbij bevindt verdachte zich wederom in zijn nabijheid. [9]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij op 24 oktober 2013 rond 16.30 uur naar de woning van verdachte is gegaan waar ook [medeverdachte 2] aanwezig was. Verdachte zei vervolgens dat zij met [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] moest gaan om geld uit een kluis die achter een deur in de gang stond, te stelen. [slachtoffer] was volgens verdachte altijd dronken waardoor het gemakkelijk zou zijn om het geld uit de kluis te halen. [medeverdachte 1] is samen met [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] aangebeld bij de woning. [medeverdachte 2] had toen een bivakmuts over zijn hoofd. Zij zijn naar binnen gegaan en hebben de inhoud van de kluis weggenomen. [medeverdachte 2] heeft ook geprobeerd [slachtoffer] vast te binden. Nadat zij de woning van [slachtoffer] hebben verlaten, zijn zij naar de woning van verdachte gegaan. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zijn vervolgens naar de stad gegaan om te pinnen bij de Albert Heijn. Verdachte wist de pincode van de bankpas van [slachtoffer]. [medeverdachte 1] heeft eerst € 100,- gepind en daarna nogmaals € 900,-. Na het pinnen heeft zij de bankpas aan verdachte overhandigd. Van de € 1.000,- heeft [medeverdachte 1] € 250,- gekregen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens [medeverdachte 1] en verdachte afgezet bij het Holland Casino in Scheveningen. Daar heeft [medeverdachte 1] de pinpas van [slachtoffer] van verdachte teruggekregen en heeft zij nogmaals geprobeerd te pinnen maar het was niet gelukt. Vervolgens heeft zij de bankpas van [slachtoffer] weer teruggegeven aan verdachte. [medeverdachte 1] heeft voorts aangegeven dat [medeverdachte 2] de gestolen spullen daarna heeft weggegooid langs de Van Alkemadelaan. [10]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet tot het bewijs kan worden gebezigd, nu de verdediging haar ondervragingsrecht ten aanzien van [medeverdachte 1] niet heeft kunnen uitoefenen omdat zij inmiddels is overleden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] bruikbaar is voor het bewijs, nu de betrokkenheid van verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaringen die door verdachte zijn betwist. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1]. Zij heeft in deze verklaring, die zij vrijwel direct na de aanhouding heeft afgelegd, zichzelf in hoge mate belast en haar eigen rol bij deze zaak geenszins gebagatelliseerd. Haar verklaring is gedetailleerd en vindt steun in de reeds genoemde de camerabeelden van de Albert Heijn en van het Holland Casino. Voorts zijn op 25 oktober 2013 in het water in Park Clingendael ter hoogte van de Van Alkemadelaan 163 diverse gestolen goederen van [slachtoffer] aangetroffen, waaronder meerdere telefoons, het paspoort en meerdere passen van aangever, een briefje met een naam en een cijfercode, en het bankpasje waarmee [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 oktober 2013 hebben gepind, dan wel gepoogd te pinnen. [11] Ook dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1]. Voorts zijn daarbij ook twee enveloppen aangetroffen waarvan verdachte heeft erkend dat deze van haar zijn. Zij heeft echter geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van haar enveloppen tussen de van [slachtoffer] gestolen goederen . [12]
Voorts wordt de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte op de hoogte was van de pincode van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2]. Hij heeft immers verklaard dat hij in het Holland Casino de bankpas waarmee hij heeft gepind (en dat was de bankpas van [slachtoffer]) met de bijbehorende pincode van zijn schoonmoeder heeft gekregen. [13]
Daarnaast is op het tape waarmee getracht is [slachtoffer] vast te binden een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen. De kans dat het afgeleide DNA-hoofdprofiel van iemand anders dan [medeverdachte 2] is, is volgens het NFI kleiner dan één op één miljard. [14]
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de overval op [slachtoffer]. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Verdachte was degene die [slachtoffer] heeft uitgekozen als slachtoffer, de andere twee heeft bewogen hem in zijn woning te overvallen, vervolgens de bankpas in haar bezit heeft genomen, de andere twee daders ermee heeft laten pinnen en zelf een deel van het gepinde geld heeft gehouden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij op 24 oktober 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1200 euro en drie mobiele telefoons en een paspoort en een portemonnee met inhoud (o.a. met diverse passen) en een inlogcode en bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken , welk geweld bestond uit het
- met een bivakmuts op die [slachtoffer] in zijn huis duwen en
- pakken en trekken van de kluissleutel van de nek van die [slachtoffer] en
- trachten vast
tetapen van de mond en handen van die [slachtoffer]

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer met betrekking tot de strafmaat gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en haar mededaders hebben op 24 oktober 2013 op een berekende wijze een overval gepleegd in een woning te Den Haag. Een hulpbehoevende man die moeilijk ter been was werd bewust uitgekozen omdat hij een makkelijke prooi zou zijn. Het was verdachte die – voor het schamele bedrag van € 1.200,- – misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in haar stelde. Zij kwam daar immers regelmatig op bezoek en had zijn vertrouwen gewonnen. Daardoor wist zij hoe hij er lichamelijk aan toe was, waar de kluis zich bevond en wat de pincode van zijn betaalpas was. De rechtbank rekent het verdachte aan dat het slachtoffer zich thans niet meer veilig voelt in zijn eigen huis en het erg moeilijk vindt om iemand weer te vertrouwen. Verdachte heeft zich aan dit alles niets aan gelegen laten liggen en is direct na de overval samen met haar mededaders geld gaan pinnen.
Dit alles rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie d.d. 27 november 2013 in het verleden eerder veroordeeld is geweest voor vermogensdelicten. Gelet op de data van deze veroordelingen zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat hier geen rekening mee houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van stichting Reclassering Nederland, d.d. 27 februari 2014, betreffende verdachte. De rapporteur onthoudt zich van advies gelet op de ontkennende houding van verdachte.
De rechtbank acht – gelet op al het voorgaande alsmede op de landelijke oriëntatiepunten voor de straffen in dergelijke zaken en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd – de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. W.N.L. Donker en S.L.M. Staals, rechters
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2013/208907, van de Politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 375).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], blz. 21-27
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], blz. 41.
4.Proces-verbaal kluis aan de [adres 2], blz. 347.
5.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer], blz. 349-350.
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer], blz. 354.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 58-59.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 60-76, en eigen verklaring verdachte ter zitting van 5 maart 2014.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 77-82.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], blz. 293-297 en 301-302.
11.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen spullen Clingendael, blz. 99-100
12.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 5 maart 2014.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], blz. 219.
14.Rapport van het NFI d.d. 20 februari 2014, zaaknummer 2014.02.03.110.