ECLI:NL:RBDHA:2014:3380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
14/5293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van een Ethiopische vreemdeling en toekenning van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de onrechtmatige bewaring van een Ethiopische vreemdeling, eiseres, door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiseres was op 4 maart 2014 in bewaring gesteld met het oog op haar uitzetting, omdat het belang van de openbare orde dit vorderde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 12 maart 2014 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag van eiseres niet als zodanig heeft geregistreerd, omdat bepaalde stukken niet in een gesloten envelop waren aangeboden. Tevens heeft verweerder conclusies verbonden aan het zwijgen van eiseres tijdens het vertrekgesprek, zonder rekening te houden met een eerder rapport van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een opstapeling van bureaucratische tekortkomingen, waardoor er geen reële afweging van alle belangen heeft plaatsgevonden. Dit leidde tot de conclusie dat de bewaring van eiseres onrechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de bewaring bevolen en eiseres een schadevergoeding toegekend van € 1.145,-- voor de dagen die zij in bewaring heeft doorgebracht. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 978,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/5293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
van Ethiopische nationaliteit,
V-nummer [nummer], eiseres,
(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: D.A. Riezebos).

Procesverloop

Op 4 maart 2014 is eiseres, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt dit beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Verweerder heeft de omstandigheden genoemd in artikel 5.1b, eerste lid, zware feiten onder c, d, f en i en lichte feiten onder c en d van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) aan de maatregel ten grondslag gelegd.
2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die verweerder aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd, niet inhoudelijk heeft betwist. Gelet op artikel 5.1b, tweede lid, Vb 2000 zijn de gronden voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
3.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting met betrekking tot de aanvraag voor toepassing van de motie Spekman in het kader van artikel 64 van de Vw 2000, blijkt dat verweerder de aanvraag enkel en alleen niet als aanvraag heeft geregistreerd, omdat bepaalde stukken niet waren aangeboden in een gesloten envelop. Daarnaast heeft verweerder conclusies verbonden aan het zwijgen van eiseres tijdens het vertrekgesprek, zonder daarbij acht te slaan op het bij verweerder uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2013 (nr. 201211051/1/V2) bekende iMMO rapport van 6 september 2012. Er is sprake van een opstapeling van bureaucratische gegevenheden, die de rechtbank tot het oordeel brengen dat van een reële afweging van alle in aanmerking komende belangen geen sprake is geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte in bewaring heeft gesteld. De bewaring was van aanvang af onrechtmatig.
4.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiseres, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om haar een schadevergoeding toe te kennen van € 105,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 4 maart 2014 heeft doorgebracht in een politiecel en € 80,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 5 maart 2014 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1.145,-- zal worden toegekend.
5.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 978,--.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het tegen de maatregel van bewaring gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiseres een vergoeding
toe, groot € 1.145,-- ten laste van verweerder, te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 978,--, te betalen aan de rechtshulpverlener.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van H.B. Slot-Akkerman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
************
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1.145,--.
Aldus gedaan op 13 maart 2014 door mr. P.H. Banda, fungerend voorzitter.