ECLI:NL:RBDHA:2014:3299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_8610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de maatregel tot verlaging van de bijstandsuitkering op basis van niet-passend re-integratietraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een bijstandsuitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij haar uitkering per 1 juli 2013 met 100% werd verlaagd voor de duur van een maand, als gevolg van een opgelegde maatregel. Dit besluit volgde op een eerdere maatregel van 30% die eiseres in januari 2013 was opgelegd, waartegen zij geen bezwaar had aangetekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft meegewerkt aan het door verweerder aangeboden re-integratietraject, de module werknemersvaardigheden. Eiseres heeft echter aangevoerd dat dit traject niet passend was, gezien haar ruime werkervaring als secretaresse en haar wens om door te stromen naar administratief werk. De rechtbank oordeelde dat de handelswijze van verweerder niet zorgvuldig was en niet voldeed aan de eisen van maatwerk. De rechtbank benadrukte dat het aan verweerder is om te bepalen welke re-integratievoorziening passend is, en dat deze voorziening moet zijn afgestemd op de individuele situatie van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat de module werknemersvaardigheden, die onder andere bestond uit werkzaamheden in een kringloopwinkel en het schoonmaken van toiletten, niet als maatwerk kon worden aangemerkt. Eiseres had al eerder relevante voorzieningen gevolgd en de aangeboden module was niet specifiek op haar situatie toegesneden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en maatwerk in de uitvoering van re-integratietrajecten voor bijstandsontvangers, en bevestigt dat besluiten van bestuursorganen aan strikte eisen moeten voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/8610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr.drs. I.D. Nelis),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: I.M. Groen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder bij wijze van maatregel de uitkering die eiseres ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangt per 1 juli 2013 met 100% verlaagd, voor de duur van een maand.
Bij besluit van 16 september 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht niet verschenen.

Overwegingen

1.1 Eiseres ontvangt per 19 januari 2012 een bijstandsuitkering. Eiseres is niet vrijgesteld van de op haar rustende arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9 van de Wwb. In het kader van die verplichtingen is haar een traject aangeboden.
1.2 Bij besluit van 18 januari 2013 is haar over de maand februari 2013 een maatregel van 30% opgelegd. Eiseres heeft hier geen bezwaar tegen aangetekend.
2
In mei 2013 heeft verweerder eiseres het traject module werknemersvaardigheden aangeboden. Nadat eiseres heeft aangegeven dit traject al een keer te hebben gevolgd en het niet nogmaals te willen volgen, heeft verweerder bij in bezwaar gehandhaafd besluit van 28 mei 2013 per 1 juli 2013 haar een maatregel van 100% voor de duur van een maand opgelegd.
3
Eiseres heeft aangevoerd dat het traject niet passend is. Zij heeft ruim 20 jaar werkervaring als secretaresse en wil doorstromen naar administratief werk. Het schoonmaken van toiletten en het repareren van fietsen dragen niet bij aan haar re-integratie.
4.1
Niet in geschil is dat eiseres niet heeft meegewerkt aan het door verweerder aan haar aangeboden traject module werknemersvaardigheden en daarmee geweigerd heeft de haar rustende arbeidsverplichtingen voortvloeiende uit artikel 9 van de Wwb na te komen. De vraag die derhalve voorligt, is of eiseres dienaangaande een verwijt kan worden gemaakt.
4.2
De rechtbank overweegt dat op grond van ondermeer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 maart 2012, LJN: BV8884 het niet aan eiseres, maar aan verweerder is om te bepalen welke re-integratievoorziening voor eiseres is aangewezen om het uiteindelijk beoogde doel, namelijk arbeidsinschakeling te bereiken. Ter zitting is niet betwist dat hiertoe echter wel is vereist dat verweerder maatwerk levert en dat de voorziening het resultaat is van een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging. Verweerder dient voorts aan eiseres kenbaar te maken waaruit de voorziening concreet bestaat, waarom deze voorziening, gelet op de individuele feiten en omstandigheden is aangewezen en welk tijdspad wordt gevolgd.
4.3
In het door verweerder aan eiseres aangeboden en door eiseres op 9 januari 2012 ondertekende trajectplan is niet nader gespecifieerd welk traject aan eiseres zou worden aangeboden. Het plan bevat louter algemeenheden die op elke bijstandsgerechtigde van toepassing kunnen zijn en is op geen enkele manier kenbaar op eiseres toegesneden. Het plan bevat dan ook niets waarmee aan de hiervoor vermelde eisen van de CRvB wordt voldaan.
4.4
Gezien het arbeidsverleden van eiseres, is de module werknemersvaardigheden niet als op eiseres toegespitst maatwerk aan te merken. Eiseres is in de periode van 1 augustus 1999 tot en met 10 juni 2008 werkzaam geweest als notarieel/juridisch secretaresse bij diverse notaris- en advocatenkantoren. Voorts heeft eiseres vanaf 27 december 2011 diverse door verweerder aangeboden voorzieningen gevolgd, waaronder praktijktrainingen, introductieweken, diagnose Service en een Scan StartBaan. De module werknemersvaardigheden bestaat uit het werken in een Kringloopwinkel, het schoonspuiten van profielen van kassen en het repareren en bewaken van fietsen. Uit de toelichting bij deze module blijkt dat het doel ervan is een bijstandsgerechtigde te laten wennen aan de eisen die deelname aan het arbeidsproces stelt, zoals tijdig op het werk verschijnen en de werktijden in acht te nemen. In de rapportage van StartBaan van 31 januari 2013 is vastgelegd dat eiseres een werkhouding heeft die gebaseerd is op plichtsbesef, dat zij zich aan afspraken houdt en op tijd komt en gemotiveerd is om te presteren. Gelet hierop en op het arbeidsverleden van eiseres is de aan eiseres aangeboden module voor haar overbodig en zeker een herhaling daarvan.
5
De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van verweerder ten aanzien van de aan eiseres aangeboden voorziening niet is gebaseerd op een zorgvuldige, op eiseres toegesneden en voor haar kenbare afweging.
6
Onder deze omstandigheden kan eiseres niet worden tegengeworpen noch worden aangerekend dat zij niet is ingegaan op de uitnodiging om deel te nemen aan de door verweerder opnieuw aangeboden module werknemersvaardigheden.
7
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb;
8
Aangezien bovenstaand oordeel ertoe leidt dat verweerder nog maar één rechtens juiste beslissing kan nemen, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar van eiseres gegrond wordt verklaard en het bestreden besluit van 28 mei 2013 wordt vernietigd.
9
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een bezwaarschrift, het verschijnen ter hoorzitting, het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 4 punten worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het besluit van 28 mei 2013;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.948,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter in aanwezigheid van mr. S.M. Kraan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.