ECLI:NL:RBDHA:2014:3098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
13/10364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag aanvraag en bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Belastingdienst/Toeslagen. Het geschil betreft de vraag of eiseres geacht kan worden een aanvraag voor huurtoeslag over het jaar 2006 tijdig te hebben ingediend in 2005, en of deze aanvraag ook geldt voor de jaren 2007 tot en met 2011. Eiseres stelde dat zij tijdens een afspraak op 7 oktober 2005 op het kantoor van de Belastingdienst een aanvraag voor huurtoeslag heeft gedaan, maar de Belastingdienst ontkende dit. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de Belastingdienst niet overtuigend waren en dat het aannemelijk is dat eiseres daadwerkelijk een aanvraag heeft ingediend. De rechtbank verwees naar de administratieve chaos bij de Belastingdienst en concludeerde dat eiseres voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en droeg hen op nieuwe besluiten te nemen over de huurtoeslag voor de jaren 2007 tot en met 2011. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/10364
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2014 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 19 november 2013 op het bezwaar van eiseres tegen het afwijzen door verweerder van haar aanvragen huurtoeslagen over de jaren 2007 tot en met 2011.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [B].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten op bezwaar te nemen over de jaren 2007 tot en met 2011 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.217, te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van 44 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1.
Op 9 september 2013 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor huurtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2011. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2.
In bezwaar en beroep heeft eiseres verwezen naar een door haar overgelegde afspraakbevestiging van 7 oktober 2005, waarin het volgende, voor zover van belang, is opgenomen:
“Hiermee bevestig ik de afspraak voor het invullen van uw aanvraagformulier huurtoeslag en/of zorgtoeslag 2006.
Afspraak gegevens:
Locatie [belastingkantoor te P]
Datum: Woensdag 12-10-2005, Tijd 13:15 uur”
3.
In artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag is bepaald dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing is op deze wet.
4.
Artikel 15, eerste lid, van de Awir luidt, voor zover hier van belang en voor de in geschil zijnde jaren, als volgt:
“Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.”.
5.
Art.15, vierde lid, van de Awir luidt als volgt:
“Een aanvraag wordt geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.”
6.
Niet is in geschil dat de onderhavige aanvragen te laat zijn ingediend en dat artikel 15, eerste lid, van de Awir in zoverre in de weg staat aan inwilliging daarvan. In bezwaar en beroep is het geschil toegespitst op de vraag of eiseres geacht kan worden reeds een aanvraag huurtoeslag 2006 te hebben ingediend in 2005, en in zoverre wel tijdig, ook voor de jaren 2007 tot en met 2011.
7.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij in het jaar 2005 huursubsidie ontving, wat in 2006 vervangen zou worden door huurtoeslag. Zij heeft zich in 2005 tot verweerder gewend voor het aanvragen van zowel zorgtoeslag als huurtoeslag voor het jaar 2006. Eiseres heeft evenwel nooit zorgtoeslag of huurtoeslag ontvangen. Verweerder had blijkbaar haar aanvragen niet op de juiste wijze verwerkt. Verweerder heeft nu - na bezwaar - alsnog vastgesteld dat wel een aanvraag zorgtoeslag is gedaan, wat als gevolg heeft dat aan eiseres met terugwerkende kracht zorgtoeslag is betaald over de onderhavige jaren. Ter zitting heeft eiseres er nog aan toegevoegd, dat uit een rapport van de Nationale Ombudsman blijkt dat er bij de Belastingdienst/Toeslagen in de beginjaren ten aanzien van de toeslagen in de communicatie met de burger het nodige mis is gegaan alsook met de archivering van stukken en de afhandeling van aanvragen.
Eiseres wijst erop dat gebleken is dit bij haar ook het geval is nu verweerder niets met de door haar ingediende aanvragen heeft gedaan. Gelet op het feit dat zij huursubsidie ontving, de Belastingdienst eiseres per brief van de wijziging van het ontvangen van huursubsidie in huurtoeslag op de hoogte heeft gesteld en zij in verband daarmee een afspraak op het kantoor van de Belastingdienst/Toeslagen heeft gemaakt voor het aanvragen van de zorg- en huurtoeslag, is het duidelijk dat eiseres ten kantore tevens een aanvraag huurtoeslag heeft ingediend.
De omstandigheid dat de aanvraag huurtoeslag volgens verweerder niet kan worden teruggevonden, behoort niet tot nadeel van eiseres te strekken.
8.
Verweerder heeft aangevoerd dat uit de afspraakbevestiging van 7 oktober 2005 niet geconcludeerd kan worden dat er daadwerkelijk een aanvraag voor de huurtoeslag is gedaan. Ter zitting heeft hij nog aangevoerd dat het hem bevreemdt dat eiseres niet eerder met verweerder contact heeft opgenomen ten aanzien van het uitblijven van de toekenning van de huurtoeslag, wanneer zij inderdaad in 2005 een aanvraag voor huurtoeslag had ingediend. Tevens heeft verweerder aangevoerd dat het niet meer te achterhalen is of eiseres een aanvraag huurtoeslag heeft ingediend. In het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen was te zien dat er een aanvraag zorgtoeslag voor het jaar 2006 in het systeem was ingevoerd. Deze aanvraag was evenwel niet gecontinueerd voor de jaren daarop. Een ingevuld aanvraagformulier wordt gearchiveerd.
9.
De rechtbank moet beantwoorden de vraag of al dan niet aannemelijk is te achten dat eiseres bij gelegenheid van haar op afspraak gemaakte bezoek op 7 oktober 2005 op het kantoor van verweerder toen een aanvraag heeft gedaan voor toekenning van huurtoeslag over 2006.
Alles wat verweerder heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat dit niet aannemelijk is, kan de rechtbank niet overtuigen. Dat alles zou immers ook tegen de aannemelijkheid van een aanvraag zorgtoeslag pleiten, terwijl verweerder inmiddels op de ontkenning daarvan is teruggekomen omdat naar aanleiding van de onderhavige aanvraag alsnog iets over een aanvraag zorgtoeslag is teruggevonden. Overigens niet het aanvraagformulier, maar een aantekening daarvan in, kort gezegd, het digitale archief.
Gelet op de situatie waarin eiseres zich in het najaar van 2005 bevond is het alleszins aannemelijk te achten dat zij tijdens haar bezoek heeft beoogd zowel zorgtoeslag als huurtoeslag aan te vragen.
Eiseres heeft, onder verwijzing naar een rapportage van de Nationale Ombudsman, onweersproken gesteld dat toen en daarna de administratie van verweerder een warboel was.
In het geval van eiseres wordt dat weerspiegeld in de afhandeling van de aanvraag om een zorgtoeslag.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres, na afweging van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij destijds ook een aanvraag huurtoeslag voor 2006, en latere jaren, al in 2005 heeft ingediend. En overigens behoort in het licht van de onderhavige omstandigheden de eventuele twijfel daarover in redelijkheid niet tot nadeel van eiseres te komen.
Dat eiseres jaren heeft laten verstrijken voordat daarover aan de bel is getrokken - ter zitting heeft zij voor dat tijdsverloop bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd - kan hieraan niet afdoen.
10.
Nu ervan moet worden uitgegaan dat eiseres reeds in 2005 een aanvraag huurtoeslag heeft ingediend, berust de heroverweging in bezwaar op een ontoereikende grondslag. Omdat de cijfermatige gegevens over die jaren in het dossier ontbreken, kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal de rechtbank bepalen dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak nieuwe besluiten over die jaren neemt.
11.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
12.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep