ECLI:NL:RBDHA:2014:2974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
09/827069-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes tijdens werkconflict

Op 5 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 augustus 2013 in Moerkapelle, waar de verdachte, na een woordenwisseling met zijn collega, het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen heeft gestoken in vitale delen van het lichaam, wat leidde tot ernstig letsel. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat het slachtoffer handelde ter noodzakelijke verdediging. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte de confrontatie had opgezocht en het slachtoffer niet onterecht handelde. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 42 maanden op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 8.110,34, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbare toestand, maar vond de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaarder wegen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827069-13
Datum uitspraak: 5 maart 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1957 te district [geboorteplaats] (Suriname),
[verblijfadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 december 2013 en 19 februari 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. W.S.A.H. Croes, advocaat te Bodegraven, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen heeft gestoken in het gezicht en/of de rug en/of de hals en/of de buik/borst, althans het lichaam van de zich in zijn, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen heeft gestoken in het gezicht en/of de rug en/of de hals en/of de buik/borst, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding [1]
Op 29 augustus 2013 heeft op de werkvloer van een tuinbouwbedrijf in Moerkapelle een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en zijn collega [slachtoffer], waarbij laatstgenoemde door verdachte met een stilettomes met een lemmet van circa 8 centimeter is gestoken [2] in de hals, rug, buik en borst. [3]
De vragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld zijn 1) of het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als poging tot doodslag of als poging tot zware mishandeling en 2) – gelet op het door de raadsman gevoerde verweer – of verdachte heeft gehandeld ter zelfverdediging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het primair tenlastegelegde, te weten poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen geacht. Dat verdachte zou hebben gehandeld uit noodweer is haars inziens niet aannemelijk geworden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het bewijs van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte eerst werd gestoken door [slachtoffer] en dat verdachte in reactie daarop ter zelfverdediging heeft terug gestoken. Voor zover verdachte hierbij disproportioneel zou hebben gereageerd, was dit het gevolg van een hevige emotionele gemoedstoestand en dus aan te merken als noodweerexces, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Het dossier
[slachtoffer] heeft het volgende verklaard. Tijdens zijn werkzaamheden in de kas was hij in gesprek met een collega en verdachte zei hem dat hij dit gesprek moest staken. Kort daarop kwam verdachte naar hem toe en gaf hem een stomp in het gezicht, als gevolg waarvan hij op de grond viel. Nadat verdachte hem nog een schop gaf, stond [slachtoffer] op en haalde hij met een bloemenmesje – dat hij bij zich droeg om blad te snijden – uit in de richting van verdachte. Vervolgens werd hij door verdachte meermalen met een mes in zijn lichaam gestoken. [4]
Uit medisch onderzoek van de GGD is gebleken dat [slachtoffer] het volgende letsel heeft opgelopen: meerdere steekwonden, klaplong, ribbreuk, breuk in de borstwervel, bloed in de borstholte, breuk in de bodem van de oogkas, scheurwonden in het oog, steekverwondingen op de rug en een snijwond in de wang. De locatie van een aantal letsels is geassocieerd met grotere bloedvaten of vitale organen waaronder de longen. Zonder adequate medische hulp had [slachtoffer] aan het letsel kunnen overlijden. [5]
[collega 1], als collega van verdachte en [slachtoffer] op de werkvloer aanwezig, heeft verklaard dat [slachtoffer] kort voor het incident iets tegen hem riep en dat verdachte in reactie daarop tegen [slachtoffer] zei dat hij hem met rust moest laten. [slachtoffer] schold verdachte vervolgens uit, onder meer voor ‘idioot’. Verdachte zei hierop op boze toon ‘wat noem je mij idioot?’ en ‘je moet je bek houden, je gaat er aan’. [collega 1] zag dat verdachte op [slachtoffer] afliep en dat zij tegenover elkaar kwamen te staan. Op enig moment hoorde hij verdachte zeggen ‘steek me dan, steek me dan’ en zag hij verdachte een stekende beweging maken in de richting van [slachtoffer]. [6]
[collega 2], eveneens als collega van verdachte en [slachtoffer] op de werkvloer aanwezig, heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte [slachtoffer] aanspoorde om zijn collega met rust te laten en dat [slachtoffer] verdachte hierop uitmaakte voor ‘idioot’. Hij zag dat verdachte vervolgens boos werd en met versnelde pas in de richting van [slachtoffer] liep. Nadat tussen beide mannen een gevecht ontstond zag hij dat verdachte op enig moment een in plastic verpakt mes uit zijn broekzak haalde, dat hij dit mes openklapte en er slaande bewegingen mee maakte tegen de wang van [slachtoffer]. Toen laatstgenoemde zich omdraaide, schopte verdachte hem met een ronddraaiende beweging in zijn rug, waarna opnieuw een gevecht ontstond. [7]
Verdachte heeft verklaard dat, toen hij [slachtoffer] had verzocht geen schunnige woorden te uiten tegen [collega 1], [slachtoffer] boos werd en verdachte uitschold. Toen verdachte in zijn richting liep, stak [slachtoffer] hem in zijn schouder. In reactie hierop pakte verdachte een mes uit zijn broekzak, haalde dit uit een plastic boterhamzakje en maakte een zwaaibeweging in de richting van [slachtoffer]. In het gevecht dat daarop volgde heeft hij [slachtoffer] naar eigen zeggen meermalen in het lichaam gestoken. Het mes had hij naar het werk meegenomen, omdat hij bang was dat [slachtoffer] hem iets zou aandoen. [8]
Uit medisch onderzoek van de GGD is gebleken dat verdachte het volgende letsel heeft opgelopen: een steekverwonding bestaande uit een oppervlakkige scheuring van de huid van 2 tot 3 cm tot aan de onderhuid. De wondranden werden gehecht met twee hechtingen en de geschatte genezingsduur bedroeg circa twee weken. [9]
Poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling?
Vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer] met een stilettomes heeft gestoken in de hals, rug, buik en borst, met ernstig letsel tot gevolg. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat aldus een aanmerkelijk kans in het leven wordt geroepen dat het slachtoffer het leven laat, aangezien zich in die gebieden diverse vitale lichaamsdelen bevinden. De rechtbank heeft, nog afgezien van de omstandigheid dat [collega 1] verdachte heeft horen zeggen dat [slachtoffer] er aan zou gaan, geen aanleiding te veronderstellen dat verdachte zich van deze kans niet bewust is geweest. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich met zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan deze kans. Verdachte heeft dan ook ten minste voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer]. Het primair tenlastegelegde zal derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Noodweer? Noodweerexces?
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken nadat hij eerst zelf door [slachtoffer] in de schouder was gestoken. De raadsman heeft mede op grond van de verklaringen van verdachte betoogd dat verdachte zich tegen deze aanval mocht verdedigen en dat derhalve sprake was van een noodweersituatie.
Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat [slachtoffer], kort nadat hij door verdachte vanaf een afstand op zijn gedrag was aangesproken, met een mes zwaaide en tegen verdachte zei ‘ik maak je af’. Verdachte voelde zich daardoor bedreigd en wilde naar [collega 1], zijn leidinggevende, lopen. Terwijl verdachte vervolgens op weg naar de leidinggevende [slachtoffer] passeerde, stak deze verdachte onverwacht in de schouder. In reactie hierop pakte verdachte een mes uit zijn broekzak, haalde dat uit een plastic boterhamzakje en maakte een zwaaibeweging. Toen [slachtoffer] probeerde terug te steken, schopte verdachte hem in zijn zij. Toen [slachtoffer] zich als gevolg hiervan omdraaide, stak verdachte hem meermalen in onder meer zijn rug. Ter terechtzitting [10] heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem al vijf keer had geprobeerd te steken voordat hij het mes uit zijn broekzak pakte. Hij pakte dit mes naar eigen zeggen in eerste instantie slechts om [slachtoffer] af te schrikken. Pas nadat laatstgenoemde nogmaals in zijn richting stak, stak verdachte hem in het gezicht. Toen verdachte [slachtoffer] vervolgens wegschopte pakte [slachtoffer] het been van verdachte vast en probeerde hij hem in het kruis te steken. In de worsteling die hierop volgde zou verdachte meermalen met het mes hebben gestoken.
Verdachte had het mes - aldus zijn verklaring - mee naar het werk genomen, omdat [slachtoffer] drie jaar geleden ook al eens had geprobeerd hem met een mes te steken en de week voor het onderhavige voorval met de dood had bedreigd.
De rechtbank stelt vast dat de lezing van verdachte onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuigen die bij het voorval in ieder geval voor een deel aanwezig zijn geweest. De lezing van [slachtoffer] wordt daarentegen op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaringen van [collega 1] en [collega 2]. Zij bevestigen dat verdachte in boze toestand naar [slachtoffer] toeliep en [collega 1] heeft bovendien verklaard dat verdachte kort daarvoor tegen [slachtoffer] riep ‘(…) je gaat er aan’. Dit valt moeilijk te rijmen met het door verdachte geschetste scenario dat hij het conflict wilde laten beslechten door de leidinggevende, waarbij het de rechtbank overigens niet aannemelijk voorkomt dat verdachte – uitgaande van zijn verklaring – daarbij het risico zou hebben aanvaard om op weg naar de leidinggevende langs [slachtoffer] te lopen die kort tevoren met een mes zou hebben staan zwaaien en hem met de dood zou hebben bedreigd. Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte hem onmiddellijk een stomp in het gezicht gaf, ondersteund door het bij hem geconstateerde letsel bij het linkeroog.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte na de woordenwisseling op [slachtoffer] afliep, hem een stomp in het gezicht gaf en dat [slachtoffer] in reactie hierop verdachte met een bloemenmesje stak. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] zich mocht verdedigen tegen deze ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door verdachte. Uit medisch onderzoek van de GGD is gebleken dat verdachte is geraakt in zijn bovenarm en dat dit een oppervlakkige scheuring van de huid tot aan de onderhuid heeft veroorzaakt; naar het oordeel van de rechtbank beperkt letsel. Uit het dossier komt verder naar voren dat verdachte ten opzichte van [slachtoffer] fysiek overwicht had en dat [slachtoffer] gebruik heeft gemaakt van een relatief klein mesje dat hij in het kader van zijn werkzaamheden in handen had. Gelet op deze omstandigheden is niet gebleken dat [slachtoffer] de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Nu [slachtoffer] handelde ter noodzakelijke verdediging, was er geen sprake van een wederrechtelijke aanranding jegens verdachte, zodat verdachte – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, in die zin dat:
hij op 29 augustus 2013 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met een mes, meermalen heeft gestoken in het gezicht en de rug en de hals en de buik/borst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Zoals hiervoor overwogen is immers niet aannemelijk geworden dat verdachte heeft gehandeld na een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten. Zoals hiervoor overwogen is immers niet aannemelijk geworden dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en voorts een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een collega, door hem met een mes te steken in onder meer het gezicht, de hals, borst, buik en rug. Hiermee heeft hij op zeer ernstige en brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Deze keek de dood in de ogen en moet bijzonder angstige momenten hebben meegemaakt, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Hoewel het slachtoffer zich in het conflict niet geheel onbetuigd heeft gelaten, heeft verdachte zich kennelijk in belangrijke mate laten leiden door zijn eigen agressieve gevoelens. Dat een en ander uiteindelijk niet fataal is afgelopen, is een omstandigheid die niet aan verdachte is toe te schrijven. Hoewel verdachte ter terechtzitting berouw heeft getoond, rekent de rechtbank verdachte dit alles zwaar aan.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 augustus 2013, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een (gewelds-)delict is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een pro justitia rapport van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, d.d. 21 november 2013. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Dit is ten tijde van het bewezenverklaarde van invloed geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. In het handelen van verdachte ziet Bullens aanwijzingen dat verdachte – wellicht mede vanuit zijn beperkte cognitieve mogelijkheden – niet beschikte over adequate oplossingsmogelijkheden ter beslechting van de problematische relatie tussen hem en het slachtoffer. In de confrontatie met het slachtoffer is verdachte kennelijk zijn zelfcontrole verloren. Gelet hierop wordt geadviseerd verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De kans op recidive wordt laag ingeschat. Om deze kans op de (middel-)lange termijn laag te houden wordt begeleiding van de reclassering en behandeling bij een forensisch-psychiatrische polikliniek geïndiceerd geacht.
Reclassering Nederland heeft zich blijkens een rapport van 26 november 2013 op hoofdlijnen aangesloten bij de vorenstaande bevindingen en conclusies. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke forensisch psychiatrische polikliniek.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat slechts een lange gevangenisstraf recht kan doen aan de ernst van het feit. De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en meer dan de officier van justitie rekening heeft gehouden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Gelet op het blanco strafblad van verdachte en zijn gevorderde leeftijd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de adviezen van de deskundige en de reclassering te volgen om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank verwacht dat verdachte in het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling de gelegenheid zal krijgen de nodige behandelingen te volgen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
Ziekenhuisdagvergoeding: € 560,--
Eigen risico: € 350,--
Kunstgebit: € 1.100,34
Verlies van arbeidsvermogen: € 2.100,--
Immateriële schadevergoeding: € 5.000,--
Totaal: € 9.110,34
Gevorderd is dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu hierbij moet worden betrokken dat de benadeelde partij naar civiele maatstaven eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade. Inhoudelijk heeft hij over de vordering geen opmerkingen gemaakt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij ontvankelijk verklaren in zijn vordering en verwerpt de stelling van de raadsman dat de benadeelde partij eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade.
De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op de posten 1 tot en met 4 toewijzen, nu deze namens verdachte niet zijn betwist en voldoende zijn onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op post 5 (immateriële schade) gelet op soortgelijke zaken naar billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van
€ 4.000,--. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.110,34, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 augustus 2013, nu de benadeelde partij deze datum kennelijk als ingangsdatum voor alle schadeposten heeft gehanteerd en verdachte deze ingangsdatum niet heeft betwist. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van genoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Er is een drietal voorwerpen in beslag genomen, te weten een stiletto, een poloshirt en een broek. De officier van justitie heeft gevorderd de stiletto te onttrekken aan het verkeer en de beide kledingstukken terug te geven aan [slachtoffer].
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de stiletto onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is hiervoor vatbaar, omdat hiermee het bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [slachtoffer] gelasten van de op de beslaglijst vermelde kledingstukken.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;
bepaalt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 8.110,34, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.110,34, vermeerderd met de genoemde wettelijke rente, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een stiletto;
gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: een poloshirt en een broek.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.M. Thierry, voorzitter,
mrs. E.J. van As en E.C.M. Bouman, rechters
in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. van Essen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1623 2013117636, van politie Hollands Midden.
2.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 10 t/m 12; proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], blz. 156; verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 19 februari 2014.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 56.
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], blz. 156.
5.Geschrift, medisch onderzoek GGD, blz. 169 t/m 171.
6.Proces-verbaal van verhoor [collega 1], blz. 49.
7.Proces-verbaal van verhoor [collega 2], blz. 53.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 24 t/m 27.
9.Geschrift, medisch onderzoek GGD, blz. 153.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 19 februari 2014.