ECLI:NL:RBDHA:2014:2921
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Invordering van verbeurde dwangsom wegens niet-tijdig voldoen aan last
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de invordering van een verbeurde dwangsom. Eisers, [A] en [B], hebben beroep ingesteld tegen de invorderingsbeschikking van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, die hen gelastte om een illegale dakopbouw en verbouwing van een garage te beëindigen. Bij niet-naleving zou een dwangsom van € 25.000,- verbeurd worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de begunstigingstermijn op 25 september 2012 is verlopen en dat eisers pas op 7 december 2012 aan de last hebben voldaan, waardoor de dwangsom van rechtswege verbeurd is verklaard. De rechtbank oordeelt dat de invordering van de dwangsom rechtmatig is, aangezien verweerder binnen de wettelijke termijn van een jaar na verbeurdverklaring tot invordering is overgegaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de persoonlijke omstandigheden van eisers, waaronder een dreigend faillissement van het bedrijf van eiser [A], niet voldoende zijn om van invordering af te zien. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.