Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
Hoogheemraadschap van Rijnland; Dijkgraaf en hoogheemraden, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G. Hopman.
Overwegingen
1.1. Eiser is eigenaar van “[landgoed]”, een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928.
1.2. Verweerder heeft op 25 maart een ontwerp vastgesteld voor een projectplan kadeverbetering, deeltraject 6 Oostring Zoeterwoude-Dorp. Dit ontwerp is gepubliceerd in Waterschapsblad 139 van 27 maart 2013, met de mededeling dat het ontwerp-projectplan van 27 maart 2013 tot en met 15 mei 2013 ter inzage legt. Tevens is vermeld dat binnen zes weken na de dag waarop dit projectplan bekend is gemaakt zienswijzen kunnen worden ingediend.
1.3. Op 27 maart 2013, 15:40 uur, heeft [A] van het Hoogheemraadschap Rijnland een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van eiser met als onderwerp “Nieuwsbrief Oostring Zoeterwoude-Dorp Maart 2013- Rectificatie”. De tekst van deze e-mail luidt:
Geachte heer Van Lynden“Vandaag is het ontwerp-projectplan gepubliceerd op onze website, www.rijnland.netU kijkt bijactueelen daarnater inzage.Mocht u nog vragen hebben, laat het mij dan gerust weten.”1.4. Op 27 maart 2013, 15:43 uur, heeft de gemachtigde van eiser deze e-mail, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“(…..)Dank voor uw signaal. (…..) Begrijp ik goed dat eventuele zienswijzen – in relatie tot de tervisielegging vandaag – tot 9 mei 2013 kunnen worden ingediend ?”1.5. Op 27 maart 2013, 16:09 uur, heeft [A] gereageerd met, voor zover relevant, het volgend e-mailbericht:
“
(…..)Op de website staat 15 mei.Dit is een week langer dan de gebruikelijke 6 weken.Maar in dit geval laten we het zo staan. Dus u mag tot 15 mei reageren.”1.6. Eiser heeft een zienswijze in gediend, gedateerd op 10 mei 2013. Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder de ontvangst van deze brief op 13 mei 2013 bevestigd.
1.7. Verweerder heeft op 24 mei het projectplan vastgesteld. De zienswijze van eiser is daarbij niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.8. Het projectplan is bekendgemaakt in Waterschapsblad 992 van 11 juni 2013 en heeft van 12 juni 2013 tot en met 24 juli 2013 ter inzage gelegen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie de uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9941, is een termijnoverschrijding bij het indienen van een rechtsmiddel verschoonbaar als die overschrijding het gevolg is van een onjuiste rechtsmiddelvoorlichting van de zijde van verweerder. Vast staat dat de wettelijke termijn in dit geval aanving op 27 maart 2013 en eindigde op 8 mei 2013. De zienswijze is dus buiten deze termijn ingediend.
4.1.2. In dit geval was de rechtsmiddelvoorlichting bij de publicatie van het ontwerp-projectplan niet eenduidig, omdat enerzijds correct melding werd gemaakt van een termijn van zes weken, anderzijds van een termijn van terinzagelegging tot en met 15 mei 2013. Mede gelet op de artikelen 3:11 en 3:16 Awb, waarin in onderlinge samenhang is bepaald dat de termijn voor zowel terinzagelegging als indiening van zienswijzen zes weken bedraagt en aanvangt met de datum van terinzagelegging, kon deze voorlichting juist bij een professionele gemachtigde verwarring wekken.
4.1.3. Bovendien werd eisers gemachtigde per e-mail geïnformeerd over de terinzagelegging en daarbij gewezen op de publicatie op de website van verweerder. Ter zitting is bevestigd dat op de website dezelfde tekst stond als in het Waterschapsblad.
4.1.4. Eisers gemachtigde heeft in die situatie juist gehandeld door opheldering te vragen bij [A]. Deze heeft hem uitdrukkelijk meegedeeld, dat de termijn liep tot en met 15 mei 2013. De bewoordingen van deze mail (“
welaten het zo staan” ) suggereren bovendien dat [A] interne ruggespraak heeft gehouden alvorens dit antwoord te geven. Ter zitting is verklaard dat dit niet het geval is geweest, maar dat was voor eisers gemachtigde op geen enkele manier kenbaar. Evenmin kon voor hem duidelijk zijn dat hij niet op deze mededeling mocht vertrouwen. Eisers gemachtigde hoefde dan ook niet te begrijpen dat hij zijn vraag had moeten herhalen tegenover de juridische afdeling van verweerder, zoals deze ter zitting heeft gesteld.
4.1.5. In het licht van de aangehaalde jurisprudentie brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de zienswijze van eiser ten onrechte niet inhoudelijk heeft betrokken bij het vaststellen van het projectplan.
4.1.6. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt wegens strijd met artikel 3:46 Awb vernietigd voor zover het betrekking heeft op het kadegedeelte dat is gelegen in het landgoed van eiser.
5.1. Omdat verweerder ten onrechte de uitgebreide inhoudelijke zienswijze van eiser niet heeft betrokken bij het vaststellen van het projectplan dient verweerder dat alsnog te doen alvorens opnieuw te beslissen omtrent vaststelling van het vernietigde gedeelte van het projectplan.
5.2. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het gedeelte van het projectplan dat ziet op de kadedelen in het landgoed van eiser opnieuw zal worden bezien. Waarschijnlijk zal een nieuw ontwerpplan ter inzage worden gelegd waartegen opnieuw een zienswijze kan worden ingediend. Het komt de rechtbank geraden voor dat verweerder de reeds ingediende zienswijze daarbij betrekt en daarnaast ook, zoals door eiser uitdrukkelijk is verzocht, met eiser in overleg treedt.