ECLI:NL:RBDHA:2014:272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_5958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zienswijze tegen ontwerpprojectplan kadeverbetering niet meegenomen wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een landgoed, en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Eiser had een zienswijze ingediend tegen een projectplan voor kadeverbetering, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiser stelde dat hij mocht afgaan op de informatie verstrekt door de gemachtigde van verweerder, die hem had geïnformeerd over de termijn voor het indienen van zienswijzen. De rechtbank oordeelde dat de rechtsmiddelvoorlichting bij de publicatie van het ontwerp-projectplan niet eenduidig was en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank vernietigde het projectplan voor het kadegedeelte dat op het landgoed van eiser is gelegen en oordeelde dat verweerder de zienswijze van eiser alsnog inhoudelijk moest betrekken bij de heroverweging van het projectplan. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht diende vergoed te worden aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over termijnen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/5958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: ing. F.A. van Lynden),
en

Hoogheemraadschap van Rijnland; Dijkgraaf en hoogheemraden, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder een projectplan op grond van de Waterwet vastgesteld
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 2 oktober 2013 heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft eiser verzet ingesteld.
Bij uitspraak van 9 december 2013 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G. Hopman.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Eiser is eigenaar van “[landgoed]”, een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928.
1.2. Verweerder heeft op 25 maart een ontwerp vastgesteld voor een projectplan kadeverbetering, deeltraject 6 Oostring Zoeterwoude-Dorp. Dit ontwerp is gepubliceerd in Waterschapsblad 139 van 27 maart 2013, met de mededeling dat het ontwerp-projectplan van 27 maart 2013 tot en met 15 mei 2013 ter inzage legt. Tevens is vermeld dat binnen zes weken na de dag waarop dit projectplan bekend is gemaakt zienswijzen kunnen worden ingediend.
1.3. Op 27 maart 2013, 15:40 uur, heeft [A] van het Hoogheemraadschap Rijnland een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van eiser met als onderwerp “Nieuwsbrief Oostring Zoeterwoude-Dorp Maart 2013- Rectificatie”. De tekst van deze e-mail luidt:
Geachte heer Van Lynden“Vandaag is het ontwerp-projectplan gepubliceerd op onze website, www.rijnland.netU kijkt bijactueelen daarnater inzage.Mocht u nog vragen hebben, laat het mij dan gerust weten.”1.4. Op 27 maart 2013, 15:43 uur, heeft de gemachtigde van eiser deze e-mail, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“(…..)Dank voor uw signaal. (…..) Begrijp ik goed dat eventuele zienswijzen – in relatie tot de tervisielegging vandaag – tot 9 mei 2013 kunnen worden ingediend ?”1.5. Op 27 maart 2013, 16:09 uur, heeft [A] gereageerd met, voor zover relevant, het volgend e-mailbericht:

(…..)Op de website staat 15 mei.Dit is een week langer dan de gebruikelijke 6 weken.Maar in dit geval laten we het zo staan. Dus u mag tot 15 mei reageren.”1.6. Eiser heeft een zienswijze in gediend, gedateerd op 10 mei 2013. Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder de ontvangst van deze brief op 13 mei 2013 bevestigd.
1.7. Verweerder heeft op 24 mei het projectplan vastgesteld. De zienswijze van eiser is daarbij niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.8. Het projectplan is bekendgemaakt in Waterschapsblad 992 van 11 juni 2013 en heeft van 12 juni 2013 tot en met 24 juli 2013 ter inzage gelegen.
2.
Eiser voert aan dat zijn zienswijze ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat hij mocht afgaan op de mededelingen op de website en van [A].
3.
Verweerder staat op het standpunt dat de verschafte informatie betreffende de termijn waarbinnen zienswijzen konden worden ingediend inderdaad geen schoonheidsprijs verdient, maat dat verweerder wenst vast te houden aan de wettelijke termijn van zes weken.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie de uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9941, is een termijnoverschrijding bij het indienen van een rechtsmiddel verschoonbaar als die overschrijding het gevolg is van een onjuiste rechtsmiddelvoorlichting van de zijde van verweerder. Vast staat dat de wettelijke termijn in dit geval aanving op 27 maart 2013 en eindigde op 8 mei 2013. De zienswijze is dus buiten deze termijn ingediend.
4.1.2. In dit geval was de rechtsmiddelvoorlichting bij de publicatie van het ontwerp-projectplan niet eenduidig, omdat enerzijds correct melding werd gemaakt van een termijn van zes weken, anderzijds van een termijn van terinzagelegging tot en met 15 mei 2013. Mede gelet op de artikelen 3:11 en 3:16 Awb, waarin in onderlinge samenhang is bepaald dat de termijn voor zowel terinzagelegging als indiening van zienswijzen zes weken bedraagt en aanvangt met de datum van terinzagelegging, kon deze voorlichting juist bij een professionele gemachtigde verwarring wekken.
4.1.3. Bovendien werd eisers gemachtigde per e-mail geïnformeerd over de terinzagelegging en daarbij gewezen op de publicatie op de website van verweerder. Ter zitting is bevestigd dat op de website dezelfde tekst stond als in het Waterschapsblad.
4.1.4. Eisers gemachtigde heeft in die situatie juist gehandeld door opheldering te vragen bij [A]. Deze heeft hem uitdrukkelijk meegedeeld, dat de termijn liep tot en met 15 mei 2013. De bewoordingen van deze mail (“
welaten het zo staan” ) suggereren bovendien dat [A] interne ruggespraak heeft gehouden alvorens dit antwoord te geven. Ter zitting is verklaard dat dit niet het geval is geweest, maar dat was voor eisers gemachtigde op geen enkele manier kenbaar. Evenmin kon voor hem duidelijk zijn dat hij niet op deze mededeling mocht vertrouwen. Eisers gemachtigde hoefde dan ook niet te begrijpen dat hij zijn vraag had moeten herhalen tegenover de juridische afdeling van verweerder, zoals deze ter zitting heeft gesteld.
4.1.5. In het licht van de aangehaalde jurisprudentie brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de zienswijze van eiser ten onrechte niet inhoudelijk heeft betrokken bij het vaststellen van het projectplan.
4.1.6. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt wegens strijd met artikel 3:46 Awb vernietigd voor zover het betrekking heeft op het kadegedeelte dat is gelegen in het landgoed van eiser.
5.1. Omdat verweerder ten onrechte de uitgebreide inhoudelijke zienswijze van eiser niet heeft betrokken bij het vaststellen van het projectplan dient verweerder dat alsnog te doen alvorens opnieuw te beslissen omtrent vaststelling van het vernietigde gedeelte van het projectplan.
5.2. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het gedeelte van het projectplan dat ziet op de kadedelen in het landgoed van eiser opnieuw zal worden bezien. Waarschijnlijk zal een nieuw ontwerpplan ter inzage worden gelegd waartegen opnieuw een zienswijze kan worden ingediend. Het komt de rechtbank geraden voor dat verweerder de reeds ingediende zienswijze daarbij betrekt en daarnaast ook, zoals door eiser uitdrukkelijk is verzocht, met eiser in overleg treedt.
6.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op het kadegedeelte dat is gelegen in het landgoed van eiser.
6.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.3.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
6.3.2.
Hoewel het bestreden besluit dateert van 2013, heeft de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht per 1 januari 2014 onmiddellijke werking, zodat de sinds 1 januari 2014 geldende bedragen moeten worden toegepast.
6.3.3.
Naar aanleiding van de brief van verweerder van 30 december 2013 merkt de rechtbank ter voorlichting van verweerder op dat het gebruikelijk is verweerder te veroordelen in de proceskosten ingeval van een gegrondverklaard verzet als bedoeld in artikel 8:55 Awb.

Beslissing

De rechtbank :
verklaart het beroep gegrond;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiser te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van J.V. Veldwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.