ECLI:NL:RBDHA:2014:2648
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen omgevingsvergunning voor opslag en verwerking van mest en andere materialen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de opslag van mest, compost, grond, schors, afvalhout, grof puin, zand en afgewerkte olie. Eiser, die in de nabijheid van de inrichting woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning op basis van geluidsoverlast en andere milieuaspecten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundigen van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) in hun rapporten tot de conclusie zijn gekomen dat de geluidnormen in de vergunning zijn nageleefd. Eiser stelde echter dat het bronvermogen van vrachtwagens en andere voertuigen niet correct was ingeschat, wat volgens hem zou leiden tot overschrijding van de geluidgrenswaarden. De rechtbank oordeelde dat de StAB op basis van de beschikbare gegevens tot een juiste conclusie was gekomen en dat de geluidrapporten van Peutz B.V. adequaat waren. Echter, de rechtbank vond dat er een motiveringsgebrek was in de vergunning met betrekking tot het gebruik van de hogedrukspuit en het afdekken van de mesthoop. De rechtbank heeft daarom zelf in de zaak voorzien door aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden, waaronder een beperking van het gebruik van de hogedrukspuit op doordeweekse dagen tot 2 uur per dag en het afdekken van de mesthoop om insijpeling van hemelwater te voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor de onderdelen die niet correct waren gemotiveerd, maar ongegrond voor de overige beroepsgronden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.