3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1, zaaksdossier [naam]:
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] aangifte heeft gedaan van diefstal uit zijn woning, gelegen aan het [adres ], die is gepleegd op 20 februari 2013. Naast de aangifte bevindt zich in het dossier een verklaring van de getuige [getuige 2], inhoudende dat hij op 20 februari 2013 zijn woning op het [adres ] verliet en op dat moment twee mannen de woning [adres ] uit zag komen met in totaal drie plastic tassen. Zij gedroegen zich volgens de getuige vreemd en leken te zijn geschrokken. De getuige omschreef de twee mannen als 25-30 jaar oud, respectievelijk 1.86- 1.88 en 1.80 m lang, met een slank postuur, donkere negroïde huidskleur en donkere kleding. De getuige verklaarde dat één van de mannen vermoedelijk woonachtig was op het [adres ]. Op dit adres woonde verdachte toentertijd en hij voldoet ongeveer aan het vermelde signalement.
Uit onderzoek bij perceel [adres ] bleek, dat de percelen 65 en 68 allebei over een uitbouw beschikken en dat deze tegen elkaar zijn aangebouwd, alsmede dat er zich geen uitweg, brandgang of steeg aan de achterzijde van de woningen bevindt. De enige mogelijkheid om in de tuin van perceel 65 te komen is via een achtertuin van een van de belendende percelen, waaronder [adres ].
De rechtbank concludeert dat vorenstaande aanwijzingen, ook in onderlinge samenhang bezien, geen wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte dit feit heeft (mede)gepleegd. Zij zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2, zaaksdossier [naam]
De rechtbank stelt voorop dat zij het standpunt van de raadsman, dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn en niet bruikbaar voor het bewijs, niet deelt. [medeverdachte 1] heeft in de loop van het Bismarckonderzoek (en zelfs daarvoor) vele verklaringen afgelegd, waarin hij (in het algemeen) consequent over zijn eigen en andermans aandeel in vele feiten heeft verklaard. Dikwijls worden deze verklaringen ondersteund door ander bewijs. Dat hij zelf verdachte is in de betreffende zaken, hoeft aan de waarheid van zijn verklaringen niet af te doen, maar noopt wel tot voorzichtigheid. Ook is duidelijk dat [medeverdachte 1] zich een enkele keer vergist.
De verklaringen van [medeverdachte 1] zijn dan ook niet van dien aard, dat zij op zichzelf voldoende aantonen dat verdachte een bepaald feit heeft begaan en dit zou ook in strijd zijn met de wet. Wel zou zijn verklaring de doorslag kunnen geven, wanneer die wordt ondersteund door ander bewijs.
Ook ten aanzien van feit 2 stelt de rechtbank echter vast dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [verdachte] dit feit heeft (mede)gepleegd. Naast de aangifte van [medeverdachte 2] ter zake diefstal door middel van braak uit haar woning aan de [adres ] te Den Haag bevindt zich in het dossier alleen een verklaring van verdachte [medeverdachte 1]. Zoals hiervoor overwogen, is deze bruikbaar voor het bewijs. [medeverdachte 1] had op dit adres, verklaarde hij, samen met iemand anders een paar keer aangebeld. Toen daarop niet werd gereageerd hadden ze [medeverdachte 3] gebeld. Hierop waren[medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [verdachte] gekomen en die zouden vervolgens de inbraak hebben gepleegd.
Uit het dossier wordt evenwel niet duidelijk of sprake is van eigen waarneming van [medeverdachte 1] dan wel hoe hij anders aan deze informatie komt. Gelet hierop zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van dit feit.
Feit 3, zaaksdossier 11, Witwassen [verdachte]
Niet in geschil is en ook voor de rechtbank staat vast, dat verdachte [verdachte] in de periode van 22 mei 2012 tot en met 15 februari 2013 voor een bedrag van in totaal € 18.273,98 aan sieraden heeft verkocht aan verschillende juweliers, conform hetgeen hem onder feit 3 ten laste is gelegd. Bij het inleveren van de spullen legitimeerde Winklaar zich steeds met zijn paspoort.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij ‘via via’, voor iemand die hij niet kende, sloopgoud heeft ingeleverd. Dat is niet strafbaar. Hij liet dan zijn paspoort zien en dan kreeg hij geld. Hij kreeg daar als beloning één keer € 300,-- voor. Hij schrok nu wel van alle bedragen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] vrijwel steeds op betrekkelijk kort achter elkaar liggende data (22, 23 en 25 mei 2012; 6, 14 en 16 juni 2012; 2 en 4 oktober 2012 en nog een keer in februari 2013) voor aanzienlijke bedragen aan sieraden en dergelijke bij de juweliers [betrokkene 1] en[betrokkene 2] heeft ingeleverd, terwijl hij geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van deze goederen, hoewel dit wel van hem mag worden verlangd. De lezing van [verdachte] dat hij de goederen voor een hem onbekende derde zou hebben ingeleverd en daarvoor eenmalig € 300,-- zou hebben ontvangen, terwijl het gaat om 9 transacties met een gigantische opbrengst, acht de rechtbank ongeloofwaardig, maar zelfs dan is zij van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ten minste schuldwitwassen van de in de tenlastelegging genoemde sieraden en goederen, nu hij op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
Feit 4, zaaksdossier [naam]
[verdachte] is op 29 januari 2013 omstreeks 05.00 uur te Rijswijk staande gehouden in een auto die eigendom was van en werd bestuurd door [betrokkene 3]. Bijrijder was [betrokkene 4]. [verdachte] werd achter in de auto aangetroffen. Naast hem lag op de achterbank een gereedschapskoffer waarvan hij verklaarde dat deze zijn eigendom was. De koffer bleek een accuboormachine, een zaag, een schroevendraaier, stanleymessen, beitels, een kniptang, een rolmaat en metaalknippers te bevatten. [verdachte] verklaarde dat hij deze koffer zojuist bij zijn vriendin [vriendin verdachte] had opgehaald op de [adres ] te Den Haag, hetgeen bij navraag op het door hem genoemde adres niet juist bleek te zijn. In de kofferbak van de auto werd nog veel meer gereedschap aangetroffen, waaronder meerdere boormachines en zaagmachines. [betrokkene 3] verklaarde dat dit gereedschap eveneens van [verdachte] was. Van het gereedschap zijn foto’s genomen.
Verdachte blijkt op 11 oktober 2012 in een verhoor te hebben verklaard dat hij een relatie heeft gehad met [vriendin verdachte] die op de[adres ] in Den Haag woonde. De relatie was (toen) echter al ongeveer zes maanden verbroken en verdachte verklaarde dat er geen spullen van hem meer bij haar lagen.
Op woensdag 22 mei 2013 deed [aangever 9] aangifte ter zake diefstal van gereedschappen uit zijn auto, voorzien van kenteken [kentekennummer]. Aangever verklaarde op 28 januari 2013 omstreeks 17:15 uur zijn bedrijfsauto met daarin al zijn gereedschappen aan de [adres ] te Hazerswoude-Rijndijk te hebben geparkeerd en zoals gewoonlijk met de sleutel rondom af te hebben gesloten. Hij heeft zijn gereedschappen zoals altijd in de auto achtergelaten. Bij aankomst op zijn werk in Zoetermeer op 29 januari 2013 zag hij dat zijn auto helemaal leeg was. Dit was enkele weken eerder ook al eens gebeurd. Aangever omschreef vervolgens de weggenomen gereedschappen. Hij herkende die op de foto’s die hem werden getoond van de op 29 januari 2013 in de auto van [betrokkene 3] aangetroffen gereedschappen.
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat het gereedschap zijn eigendom is en ontkende hij het te hebben gestolen. Hij heeft niet willen verklaren hoe hij eraan is gekomen. Ter zitting beriep hij zich op zijn zwijgrecht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte [verdachte] op 29 januari 2013 om 5.00 uur te Rijswijk met het gereedschap is aangehouden, terwijl dit, zoals uit de aangifte blijkt, tussen 28 januari 17.30 uur en het moment van aanhouding uit de bedrijfsauto van aangever [aangever 9] moet zijn gestolen. De rechtbank acht, gelet op de aangifte, het geringe tijdsverloop tussen de ontvreemding van het gereedschap en het tijdstip waarop [verdachte] met het gereedschap is aangetroffen en gezien het feit dat hij heeft gelogen over het ophalen van het gereedschap bij zijn vriendin, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het gereedschap te Hazerswoude-Rijndijk uit de bedrijfsauto van [aangever 9] heeft weggenomen.
Feit 5, zaaksdossier [naam]
Op woensdag 13 juni 2012 deed [aangever 3] aangifte ter zake diefstal door middel van braak uit haar woning op de [adres ] te Den Haag. Zij miste een gouden schakelketting.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard, dat [medeverdachte 3] daar heeft ingebroken met verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 4]. Onduidelijk is hoe hij aan deze wetenschap komt en ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij dit feit is er niet. De rechtbank acht dat onvoldoende om tot wettig bewijs te komen dat verdachte [verdachte] dit feit heeft gepleegd. Zij zal Winklaar vrijspreken van dit feit.
Feit 6 zaaksdossier [naam]
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van poging tot inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres ] te Apeldoorn, welk feit werd gepleegd op 1 maart 2013. Aangever verklaarde dat het houtwerk van de keukendeur beschadigd was en dat hij, gezien de schade, vermoedde dat men een breekwerktuig had gebruikt om de keukendeur van zijn woning te forceren.
Getuige [getuige 1], de buurman van aangever, heeft het volgende verklaard.
Op 1 maart 2013 omstreeks 13:15 uur bevond getuige zich in zijn woning toen hij gebonk hoorde bij de buren. Getuige verklaarde dat hij hierop zijn tuin in liep en op een tuinstoel ging staan om in de tuin van zijn buren te kunnen kijken. Getuige verklaarde dat hij drie mannen in de tuin van zijn buren zag met een heel donkere huidskleur; een van de mannen droeg een donkere broek en een donker jack met bontkraag en de andere mannen waren ook geheel in het donker gekleed. Eén van hen droeg een blauwe schaatsmuts of capuchon. Toen de getuige naar de achterdeur van de woning van zijn buren keek zag hij dat de deur beschadigd was. Na aanroepen klommen de drie mannen over een hek en gingen ervandoor.
Omstreeks 13.35 uur werden vervolgens drie personen op circa 1 kilometer van de [adres ] te Apeldoorn staande gehouden.Zij werden als volgt omschreven:
persoon 1: man, donkere huidskleur, donkere kleding, zwarte jas voorzien van capuchon met bontkraag;
persoon 2: man, donkere huidskleur, donkere kleding, zwarte jas, blauwe pet;
persoon 3: man, donkere huidskleur, met witte capuchon over het hoofd, kennelijk van een trui die onder de jas gedragen werd, zwarte jas, bruine broek.
De personen bleken bij staandehouding respectievelijk [verdachte],[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] te zijn.
Gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de omstandigheid dat verdachte [verdachte] vlak na de melding van de poging inbraak met twee anderen in de directe omgeving van de [adres ] te Apeldoorn is aangehouden en hij met de andere aangehouden personen voldoet aan het door de getuige[getuige 1] opgegeven signalement, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 1 maart 2013 met anderen heeft gepoogd in te breken in de woning aan de [adres ] te Apeldoorn.
Feit 7 zaaksdossier [naam]
Op 15 maart 2013 deed [aangever 6] aangifte ter zake een inbraak in zijn woning aan de [adres ] te Nijkerk, gepleegd op 12 maart 2013.
Door een omwonende werden in de directe omgeving een drietal jongens waargenomen, die hard hollend het fietspad kwamen uitrennen. Het drietal was in het donker gekleed en hadden ook allen een donkere muts op. Zij waren respectievelijk 2 m, 1.75m en 1.70m lang, hadden een zeer donkere huidskleur en een slank postuur.
Verder bleek dat een monteur van [bedrijfsnaam], die in de straat aan het werk was in de buurt van het station, drie jongens van vermoedelijk Antilliaanse afkomst hard hollend voorbij had zien komen. Eén van de jongens had daarbij gezegd dat als ze door zouden lopen, ze de trein nog zouden kunnen halen. Verdachte,[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn die dag gedrieën in de trein aangehouden wegens zwartrijden.
Verdachte heeft zowel in de verhoren bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij dit feit heeft gepleegd. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel, dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] dit feit heeft gepleegd.
Feit 8, zaaksdossier [naam]
Op 14 mei 2008 deed [aangever 4] aangifte ter zake een inbraak in zijn woning aan de [adres ] te Katwijk, die was gepleegd tussen 5 en 8 mei 2008.Men had zich de toegang tot de woning verschaft door een raam in de bijkeuken van de woning te verbreken. Ook was er de deur tussen de bijkeuken en de keuken opengebroken. Daarbij waren een flatscreen televisie, een Nintendo Gameboy en de SCART-kabels van de video en de televisie uit de woning weggenomen.
Op donderdag 8 mei 2008 werd de getuige [getuige 3] gehoord.Hij verklaarde diezelfde dag omstreeks 18.10 uur voetstappen in de tuin bij de buren, [adres ] te hebben gehoord, gevolgd door een klap. Daarna hoorde hij de poortdeur van de achtertuin van de buren dichtklappen. De Mol zag vervolgens dat de kastjes in de buurwoning open stonden, dat er papierwerk op de grond lag en dat er een sleutelbos aan de binnenzijde van de tuinpoort hing. De tussendeur van de bijkeuken bleek geforceerd en de flatscreen televisie was weggenomen.
Op vrijdag 9 mei 2008 werd op aanwijzen van aangever [aangever 4] een bloedspoor aangetroffen op de kopse kant van de deur van de ouderslaapkamer op de eerste etage van de [adres ] te Katwijk. Dit spoor werd in beslag genomen en veiliggesteld. Een DNA-profiel van het bloedspoor werd opgeslagen.
Na de aanhouding van de verdachte [verdachte] op 18 maart 2013 werd met zijn toestemming DNA van hem afgenomen en vergeleken met de DNA-profielen in de databank van het Nederlands Forensisch Instituut. Zijn DNA-profiel bleek overeen te komen met dat van het bloedspoor dat werd aangetroffen bij de onderhavige woninginbraak.
Verdachte [verdachte] heeft zich ter zitting op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank acht dit feit gezien het aangetroffen DNA wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van dit feit nog minderjarig was. Dit feit is tezamen met acht andere feiten op een tenlastelegging geplaatst. De andere feiten betreffen data waarop verdachte al meerderjarig was. De rechtbank zal volstaan met het wijzen van één vonnis voor alle zaken en daarbij gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan het volwassenenstrafrecht toepassen. Wel zal zij er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee houden dat verdachte ten tijde van het begaan van dit feit nog minderjarig was.
Feit 9, zaaksdossier [naam]
[aangever 7] heeft namens [betrokkene 5] aangifte gedaan ter zake diefstal door middel van braak uit de woning [adres ] te Woudenberg, gepleegd op 22 mei 2009.De achterdeur van de bijkeuken/garage was opengebroken, alsmede de tussendeur die toegang gaf tot de keuken. Op de eerste verdieping was een kluis weggenomen. Uit de woonkamer was een tafellaken weggenomen.
In de weggenomen kluis bevonden zich onder meer diverse antieke gouden sieraden.
Het tafellaken werd met bloedsporen erop achter de woning teruggevonden en is voor nader onderzoek bemonsterd.
Het DNA-profiel van [verdachte] bleek overeen te komen met het DNA van het bloedspoor dat werd aangetroffen op het tafelkleed.
Op 22 mei 2009 werd getuige Van Woudenberg gehoord. Hij verklaarde dat hij ten tijde van de inbraak twee mannen had gezien die aan kwamen rennen met een grijze ijzeren kubus, die in de kofferbak van een Opel werd gelegd. Hierna stapten de twee mannen in de Opel en reed het voertuig weg.
Op dezelfde dag werd ook getuige[getuige 4] gehoord. Hij verklaarde dat hij twee negroïde mannen had gezien, die richting een huis aan de Vermeerlaan liepen en even later terugkwamen rennen met een kluis. [getuige 4] vermoedde dat de kluis uit de bosschages aldaar was gepakt. De kluis was verpakt in een wit tafelkleed met kant. Dit tafelkleed bleef na een struikelpartij waarbij de kluis viel achter op de straat. De mannen liepen verder naar de[adres ], naar een auto.
Verdachte [verdachte] heeft ook dit feit ter terechtzitting ontkend.
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging.
Dagvaarding II, zaakdossier 14 Riet 401
[aangeefster 8] heeft aangifte gedaan ter zake diefstal door middel van braak uit haar woning aan de [adres ] te Apeldoorn, gepleegd op 18 maart 2013. De achterdeur van haar woning bleek te zijn opengebroken. Het slot was volledig vernield en een groot stuk hout eromheen was vernield. Uit de woning waren handschoenen, een kussensloop met roosjes erop en sieraden weggenomen. Er was ook geld (€ 55,--) uit de portemonnee van aangeefster weggenomen.
[getuige 5] heeft verklaard, dat zij op 18 maart 2013 omstreeks 9.40 uur via een kier in de schutting twee mannen zag inbreken bij haar buren aan de [adres ] te Apeldoorn. Een van de mannen droeg een blauwe jas en had een zwarte capuchon over zijn hoofd. Hij was donker getint. De andere man was licht getint, had gemillimeterd haar en droeg een grijze jas. Terwijl de getuige 112 belde, zag ze de mannen wegrennen in de richting van de [adres ].
Getuige [getuige 6], wonend op [adres ], heeft verklaard dat zij op 18 maart 2012 om 9.45 uur heeft gezien dat een man in een grijs jack via de achterdeur van nummer 401 naar buiten kwam en kort erna een man in een blauw jack en met een capuchon over zijn hoofd. De mannen renden weg langs de zijkant van nummer 401.
Getuige[getuige 7] heeft verklaard dat hij zich rond 9.50 uur langs het [adres ] bevond en zag dat twee donkere jongens kwamen aanrennen vanuit [adres ]. Na enkele seconden pauze renden ze verder in de richting van de [adres ] en vervolgens gingen ze het kanaal over. Ze verdwenen achter het gebouw van [bedrijfsnaam]. De jongens waren beiden donker gekleurd en ongeveer 20 jaar oud. De een had een zwarte jas aan en had heel kort geschoren haar, de ander had een blauwe jas aan en een petje op.
[getuige 8], heeft verklaard dat hij werkt bij [bedrijfsnaam] aan [adres ] te Apeldoorn en op 18 maart 2013 omstreeks 09.55 uur zag dat twee jongens met een Afrikaans uiterlijk over de parkeerplaats achter het bedrijf renden en linksom achter het fietsenhok gingen. Gelijk daarna zag hij ze rennen aan de andere kant van het hekwerk achter het fietsenhok, over het grasveld in de richting van de Praxis. Bij de parkeerplaats van de Praxis klommen ze weer over het hek.
[getuige 9], eveneens werkzaam aan Kanaal Zuid 106, heeft de verklaring van [getuige 8] bevestigd en gezegd dat het ging om twee donkergekleurde jongens, waarvan er een gekleed was in een blauwe jas en de ander in een donkere jas.
[getuige 10]
,medewerkster Praxis, heeft verklaard dat zij op 18 maart 2013 omstreeks 09.55 uur twee mannen op de parkeerplaats van de Praxis zag, die druk met elkaar aan het praten waren. Een ervan leek te struikelen over een soort doek, die hij vervolgens wegschopte onder een geparkeerde auto. Ze zag dat beiden de Praxis ingingen. Toen de politie even later met twee mannen naar buiten kwam, herkende ze hen als de door haar genoemde jongens. Het door de politie opgepakte doek herkende ze als het weggeschopte doek.
De doek bleek een kussensloop met een bloemenmotief te zijn met daarin meerdere gouden sieraden en zilveren munten.De artikelen zijn geretourneerd aan aangeefster, waaruit de rechtbank mede opmaakt dat dit de buit van de inbraak betrof.
De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn op 18 maart 2013 om 10.05 uur in de Praxisvestiging aan de [adres ] te Apeldoorn aangehouden.Verdachte [medeverdachte 4] was in het bezit van een pet en een blauwe jas en Winklaar had een grijs T-shirt en een donkere jas.
De rechtbank stelt vast dat de inbrekers vanaf het moment van de constatering van de inbraak door getuige [getuige 5] vrijwel onafgebroken in beeld zijn geweest bij de diverse getuigen. Niet alleen klopt hun signalement met het uiterlijk van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 4], ook is gezien dat een van hen beiden het kussensloop met de buit van de inbraak op het parkeerterrein van de Praxis onder een auto schopte. De rechtbank stelt dan ook vast dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] en [medeverdachte 4] dit feit hebben (mede-)gepleegd.
Dagvaarding III , Zaaksdossier 48 Uitgeest
[aangever 10] heeft aangifte gedaan van diefstal door middel van braak uit haar woning gelegen aan de [adres ] te Uitgeest, gepleegd op 11 oktober 2012 omstreeks 13.30 uur. Zij verklaarde haar woning te hebben verlaten om de hond uit te laten. Na ongeveer 10 a 15 minuten, kwam zij terug en zag zij een schim de trap oprennen. Zij heeft 112 gebeld. Zij zag op dat moment dat twee negroïde mannen over de schutting klommen. Zij heeft een signalement van de verdachten doorgegeven en zij zag dat de ene man iets wits in zijn handen had en de andere man had iets zwarts in zijn hand. Aangeefster vermoedt dat de daders over de schutting zijn geklommen, waarna zij via een rolcontainer op het balkon van de eerste verdieping zijn geklommen en vervolgens via het badkamerraam de woning binnen gegaan zijn. Aangeefster verklaarde dat er bij de woninginbraak een kussensloop en diverse sieraden waaronder een zakhorloge en een gewoon horloge werden weggenomen.
Door de politie is in de nabije omgeving gezocht naar de voortvluchtige daders. Daarbij is de verdachte [medeverdachte 4] aangehouden. Kort hierna werd [verdachte] in de achtertuin van de woning [adres ] te Uitgeest aangehouden, waar hij zich achter een konijnenhok had verstopt.
In de buurt waar de verdachten in eerste instantie waren gezien werd een onderzoek ingesteld en werd in een prullenbak een wit kussensloop aangetroffen met daarin diverse goudkleurige sieraden en muntgeld. Aangeefster herkende het sloop en de sieraden als zijnde haar eigendom. Het weggenomen muntgeld bleek afkomstig te zijn uit de spaarpot van haar dochter.
[getuige 11] heeft verklaard dat er op 11 oktober 2012 omstreeks 11.55 uur, een blauwe Ford Escort voorzien van het kenteken [kentekennummer] langzaam voorbij zijn woning reed. In de auto zaten drie negroïde mannen die opvallend veel belangstelling toonden voor de woningen. De auto viel op omdat hij stapvoets op de openbare weg reed, terwijl daar normaliter hard gereden wordt.
De auto met dit kenteken is vervolgens door de politie aangehouden bij station Uitgeest. De chauffeur was [medeverdachte 6].
[medeverdachte 6] is in deze zaak als verdachte gehoord.Hij heeft verklaard dat hij de verdachten [medeverdachte 4] en [verdachte] op verzoek van [medeverdachte 4] op 11 oktober 2012 heeft opgehaald en met hen, op aanwijzingen van [medeverdachte 4], naar Uitgeest is gereden. Hij moest de auto op enig moment parkeren, waarna [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn uitgestapt. Hij is na een half uur te hebben gewacht weggereden, ook omdat hij geen contact met [medeverdachte 4] kon krijgen.
[medeverdachte 4] is op 11 oktober 2012 als verdachte gehoord. Hij heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 6] was. [medeverdachte 6] had hem en [verdachte] in Den Haag opgehaald en heeft hen op zijn aanwijzingen naar Uitgeest gereden. Verdachte [medeverdachte 4] wilde niet praten over het eventuele aandeel van [verdachte], maar heeft bekend dat hij de woninginbraak heeft gepleegd door via de Kliko een open raam binnen te klimmen en dat hij sieraden en muntgeld had weggenomen en in een kussensloop gestopt.
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte 6] en[medeverdachte 4] met de auto naar Uitgeest is gereden.Hij ontkende bij de inbraak betrokken te zijn geweest. Hij is, verklaarde hij, met [medeverdachte 4] uit de auto gestapt en zij zijn vervolgens samen gaan wandelen. Hij is steeds bij [medeverdachte 4] in de buurt gebleven en werd toen voor een inbreker aangezien. Hij is weggerend omdat hij niet met de politie in aanraking wilde komen.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Nu [verdachte] volgens eigen zeggen steeds in de buurt van [medeverdachte 4] is gebleven, [medeverdachte 4] de inbraak heeft bekend en [verdachte] in de onmiddellijke omgeving van de betreffende woning en van de weggestopte buit in een achtertuin achter een konijnenhok is aangehouden, kan het niet anders dan dat hij als mededader bij de inbraak betrokken is geweest. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] deze inbraak heeft (mede-)gepleegd.