ECLI:NL:RBDHA:2014:2556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
777400-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en poging tot afpersing door minderjarige verdachte

De rechtbank Den Haag heeft op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak en poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1998, heeft samen met een medeverdachte een woninginbraak gepleegd op 22 juni 2013 in [plaats A]. De inbraak vond plaats terwijl de bewoners niet thuis waren. De verdachte had voorafgaand aan de inbraak afspraken gemaakt met zijn medeverdachte over de uitvoering van het misdrijf. Tijdens de inbraak zijn verschillende waardevolle goederen, waaronder een Xbox 360 en een mobiele telefoon, gestolen. De verdachte heeft later bekend dat hij samen met een ander de inbraak heeft gepleegd.

Daarnaast heeft de verdachte op 5 november 2013 geprobeerd een schoolgenoot, [aangever 3], af te persen door hem te bedreigen met geweld. De verdachte heeft de jongen gedwongen om zijn ring af te geven en hem dreigend benaderd. Twee dagen later, op 7 november 2013, heeft de verdachte [aangever 3] opnieuw bedreigd met de dood, wat de angst bij het slachtoffer vergrootte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft laten blijken spijt te hebben van zijn daden, wat zorgwekkend is.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 153 dagen jeugddetentie, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologische stoornis, en heeft geadviseerd tot behandeling en begeleiding. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €200,- aan immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777400-13
Datum uitspraak: 27 februari 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1],
thans preventief gedetineerd in de R.I.J. [X].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2013 te [plaats A], gemeente [A], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen [adres 2] heeft weggenomen
- een spelcomputer (merk Xbox 360) en/of drie, althans een (aantal)
controller(s) en/of
- een mobiele telefoon (merk Blackberry) en/of (bijbehorende) oplader en/of
- twee, althans een (aantal) computerspel(len) en/of
- een spaarpot en/of
- een (goudkleurige) armband,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door zich naar die tuin en/of woning te begeven en/of (vervolgens) over de schutting van de tuin van die woning te klimmen en/of (vervolgens) de woning (door een openstaande schuifpui) binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 5 november 2013 te[plaats B], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een ring en/of (een) geld(bedrag) en/of (een) goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij, verdachte
- tegen die [aangever 3] heeft gezegd 'ga springen, ik wil horen of je geld bij je hebt' en/of 'ga springen
anders ga ik je een paar klappen geven' en/of 'doe je ring (nu snel) af' en/of 'geef mij die ring of ik
ga je slaan' en/of 'ik ga je echt de kanker slaan als je het niet geeft' en/of
- een arm om de nek van die [aangever 3] heeft geslagen en/of (vervolgens) die [aangever 3] heeft
meegetrokken en/of
- die [aangever 3] tegen het lichaam heeft geduwd en/of bij het lichaam heeft vastgehouden en/of
- die [aangever 3] (met een vuist) in/tegen de buik, althans het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 5 november 2013 te [plaats B], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van een ring en/of (een) geld(bedrag) en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hij, verdachte
- tegen die [aangever 3] heeft gezegd 'ga springen, ik wil horen of je geld bij je hebt' en/of 'ga springen
anders ga ik je een paar klappen geven' en/of 'doe je ring (nu snel) af' en/of 'geef mij die ring of ik
ga je slaan' en/of 'ik ga je echt de kanker slaan als je het niet geeft' en/of
- een arm om de nek van die [aangever 3] heeft geslagen en/of (vervolgens) die [aangever 3] heeft
meegetrokken en/of
- die [aangever 3] tegen het lichaam heeft geduwd en/of bij het lichaam heeft vastgehouden en/of
- die [aangever 3] (met een vuist) in/tegen de buik, althans het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 7 november 2013 te [plaats B], [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 3] dreigend de woorden toegevoegd :"na school kom ik weer naar je toe en dan ga ik je doodsteken" en/of "na school ga ik jou neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken
van feit 2 eerste alternatief/cumulatief en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, feit 2 tweede alternatief/cumulatief en feit 3 heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 1 het volgende af. [1]
Op zaterdag 22 juni 2013 omstreeks 16.15 uur heeft [aangever 2] (verder: [aangever 2]), aangever en samen met zijn moeder wonende aan de [adres 2] te [plaats A], zijn woning verlaten. Hij heeft de schuifpui van de woning open laten staan. [aangever 2] is samen met [persoon A] (verder: [persoon A]), die - naar later is gebleken de verdachte heeft getipt over het adres van [aangever 2] als woning om in te breken en over het tijdstip waarop er niemand thuis zou zijn - naar de kermis gegaan en daarna naar de speelhoek. Toen [aangever 2] rond 17.15 uur/17.30 uur samen met [persoon A] naar zijn huis terug ging, stond er politie voor de deur. [aangever 2] is samen met de politie door de woning gelopen Zijn Xbox 360 spelcomputer en zijn mobiele telefoon (Blackberry 9780) bleken te zijn weggenomen. [2] Toen de moeder van [aangever 2] op 23 juni 2013 omstreeks 12.30 uur thuiskwam, bleek dat er ook drie controllers en twee computerspellen van de Xbox zijn weggenomen, alsook een witte spaarpot, de oplader van de Blackberry en een gouden armband. [3]
Een politieman zag op 22 juni 2013 omstreeks 16.10 uur in zijn vrije tijd dat de hem ambtshalve bekende [persoon B] (verder: [persoon B]) op zijn hurken tegen een houten schutting zat in de buurt van de splitsing van de [adres 2] en de[straat B] in [plaats A]. Hij vertrouwde het niet, omdat hij wist dat [persoon B] niet in [plaats A] woont en zich bezig hield met woninginbraken. Hij gaf zijn bevindingen door aan de meldkamer. [4]
Enkele andere agenten zijn ter plaatse gegaan en hebben de verdachte en [persoon B] aangehouden. In de plastic tas die [persoon B] bij zich had, zat een zwarte Xbox 360 spelcomputer en een witte spaarpot. [5] Nader onderzoek in de omgeving van de [adres 2] wees uit dat de schuifpui van de woning aan de [adres 2], zijnde vlakbij de plaats waar de twee verdachten waren aangehouden, open stond. Er was niemand aanwezig in de woning, tenminste één kamer was doorzocht. [6]
In de fouillering van de verdachte is een gouden armband aangetroffen. [7] De moeder van [aangever 2] heeft alle in de plastic tas van [persoon B] aangetroffen goederen en de gouden armband uit de zak van de verdachte herkend als haar eigendommen. [8] Bij de politie heeft de verdachte bekend dat hij samen met [persoon B], de jongen waarmee hij is aangehouden, heeft ingebroken. De verdachte had tegen [persoon B] gezegd dat hij geen geld had en wilde inbreken. De verdachte is de steeg achter de [adres 2] over de schutting geklommen en via de open schuifdeuren de woning ingegaan. In een kledingkast vond hij een goudkleurige armband. Uit de kamer ernaast heeft de verdachte een Xbox met drie controllers gepakt en twee spellen meegenomen. Tevens heeft hij een Blackberry met oplader en een spaarpot gepakt. Buiten stond [persoon B] schuin voor de woning op de hoek. [9] De verdachte had van [persoon A] gehoord dat hij die zaterdag met [aangever 2] zou afspreken en dat er in de woning sieraden, geld en computers zouden zijn. Ze zouden de buit delen. [10] Medeverdachte [persoon A] bevestigt dit deel van de verklaring van de verdachte. [11]
Op 25 juni 2013, als de verdachte bij de rechter-commissaris wordt gehoord, verklaart hij dat hetgeen hij in bij de politie heeft verklaard, namelijk dat hij de inbraak heeft gepleegd met een medeverdachte die op de uitkijk stond, niet de waarheid is en beroept hij zich vervolgens op zijn zwijgrecht. [12] Tijdens de behandeling ter terechtzitting [13] beroept de verdachte zich wederom op zijn zwijgrecht. De rechtbank acht genoemde verklaring van de verdachte bij de politie geloofwaardig en houdt de verdachte aan deze verklaring, nu het dossier geen reden geeft te veronderstellen dat deze verklaring niet de waarheid zou zijn.
De verklaring bevat daderinformatie en klopt met de aangiften en met de verklaring van [persoon A].
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte had geld nodig en had van [persoon A] de tip gekregen dat [aangever 2] niet aanwezig zou zijn en dat er in de woning een en ander te halen viel. De verdachte heeft spullen uit de woning weggenomen, terwijl [persoon B] buiten de wacht hield, de opbrengst zou onderling worden verdeeld en bij de aanhouding van de verdachte en Mohammed zijn de gestolen spullen aangetroffen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 2 en 3 het volgende af. [14]
Op 5 november 2013 was aangever [aangever 3] (verder: [aangever 3]) in de kantine van zijn school, het [school X] te [plaats B]. Er kwam een jongen die [aangever 3] niet kende naar hem toe en vroeg of hij geld bij zich had. [aangever 3] zei van niet. De jongen bleef om geld vragen en zei: “Ga springen, ik wil horen of je geld bij je hebt”. Hij kwam erg dreigend op [aangever 3] over. [15] Toen [aangever 3] naar buiten liep, zei de jongen tegen [aangever 3]: “Kom even mee”. [aangever 3] wilde dat niet, waarop de jongen zijn arm om de nek van [aangever 3] sloeg en hem meetrok naar het hek van de zijkant van de school. De jongen zei toen dat [aangever 3] zijn gouden ring af moest doen. Dat gebeurde niet, omdat [aangever 3] deed alsof hij de ring heel moeilijk af krijgt. [aangever 3] probeerde de jongen weg te duwen, die sloeg met een vuist hard in de buik van [aangever 3]. Er kwamen een paar meisjes aanlopen die de jongen kennen en één van hen, [meisje X], vroeg: “[verdachte 2], wat doe je met die jongen?”. [verdachte 2], de verdachte, zei dat [aangever 3] zijn neefje was en de meisjes liepen door. [meisje X] bleef echter achter het muurtje bij de fietsen staan. [verdachte 2] zei toen “Doe je ring nu snel af”. [meisje X] kwam achter het muurtje vandaan en zei tegen [verdachte 2] dat hij [aangever 3] met rust moest laten. Het andere meisje, [meisje Y], zei tegen [aangever 3] dat hij snel mee naar binnen moest komen. [16]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige]) heeft de verklaring van aangever bevestigd over hetgeen is voorgevallen in de kantine. Zij zag dat [verdachte 2] naar [aangever 3] liep en zei: “Ga eens springen” en “Ga springen, anders ga ik je klappen geven”. Even later zag ze buiten dat [verdachte 2] [aangever 3] meenam naar een hoekje op het schoolterrein. [17]
Ook getuige[meisje X] heeft de verklaring van aangever over dit voorval bevestigd. Zij hoorde [verdachte 2] een jongen bedreigen met de woorden “Geef mij die ring of ik ga je slaan” en zag dat [verdachte 2] de jongen dreigend vasthield bij zijn bovenarm aan zijn jas. De jongen keek heel erg bang en probeerde zijn ring van zijn vinger af te krijgen. [meisje X] sprak [verdachte 2] aan, vertrouwde het niet, luisterde [verdachte 2] af en hoorde hem zeggen “Ik ga je echt de kanker slaan als je het niet geeft”. Daarna trok [meisje X] [verdachte 2] aan zijn capuchon, sprak hem weer aan, waarna [verdachte 2] de jongen losliet en [meisje Y] met de jongen wegliep. [18]
Op 7 november 2013 liep [aangever 3] van de tramhalte naar school. [verdachte 2] stond bij de brug voor school en liep naar hem toe. [verdachte 2] sloeg zijn arm om de nek van [aangever 3] en vroeg wie er aangifte bij de politie had gedaan. [aangever 3] zei dat hij dat niet had gedaan en probeerde weg te komen. [meisje Z], een vriendin van [aangever 3], trok aan de arm van [aangever 3] om hem mee te krijgen. [verdachte 2] hield [aangever 3] heel strak vast en zei “Na school kom ik weer naar je toe en ga ik je doodsteken”. [aangever 3] was heel bang. [19]
[getuige] was er op 7 november 2013 bij toen [verdachte 2] naar [aangever 3] toeliep. Zij hoorde [verdachte 2] zeggen “Na school ga ik jou neersteken”. Ze zag dat [verdachte 2] een arm om [aangever 3] heensloeg, hem ergens mee naar toe wilde trekken en dat [meisje Z] de arm van [verdachte 2] wegsloeg. [20]
De verdachte heeft zich ten aanzien van deze twee feiten bij de politie [21] en ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. [22]
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang en verband bezien - van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich op 5 november 2013 schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing van [aangever 3] en dat de verdachte hem op 7 november 2013 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 22 juni 2013 te [plaats A], gemeente [A], tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen [adres 2]) heeft weggenomen
- een spelcomputer (merk Xbox 360) en drie controllers en
- een mobiele telefoon (merk Blackberry) en bijbehorende oplader en
- twee computerspellen en
- een spaarpot en
- een goudkleurige armband,
toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door zich naar die tuin en woning te begeven en vervolgens over de schutting van de tuin van die woning te klimmen en vervolgens de woning door een openstaande schuifpui binnen te gaan;
2.
hij op 5 november 2013 te [plaats B], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van een ring en een geldbedrag, toebehorende aan [aangever 3], hij, verdachte
- tegen die [aangever 3] heeft gezegd 'ga springen, ik wil horen of je geld bij je hebt' en 'ga springen
anders ga ik je een paar klappen geven' en 'doe je ring (nu snel) af' en 'geef mij die ring of ik
ga je slaan' en 'ik ga je echt de kanker slaan als je het niet geeft' en
- een arm om de nek van die [aangever 3] heeft geslagen en vervolgens die [aangever 3] heeft
meegetrokken en
- die [aangever 3] tegen het lichaam heeft geduwd en bij het lichaam heeft vastgehouden en
- die [aangever 3] (met een vuist) in de buik heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 november 2013 te [plaats B] [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 3] dreigend de woorden toegevoegd :"na school kom ik weer naar je toe en dan ga ik je doodsteken" en "na school ga ik jou neersteken".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het Palmhuis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geconcludeerd tot matiging van de
door de officier van justitie gevorderde straf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen. Door woninginbraken nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de maatschappij toe. De verdachte is bij deze inbraak planmatig te werk gegaan, door vooraf de woning samen met [persoon A] uit te kiezen, afspraken te maken over de wijze waarop hij naar binnen zou gaan en [persoon B] op de uitkijk te laten staan.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan poging tot afpersing en twee dagen later aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van een schoolgenoot, gepleegd op en vlakbij het schoolterrein. Slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten kunnen gedurende langere tijd psychisch nadeel van het gebeurde ondervinden.
Uit de toelichting op het voegingsformulier blijkt ook dat het slachtoffer nog steeds angstig is om alleen over straat te lopen en hij door zijn moeder naar school gebracht en ook weer opgehaald wordt. Ook als gevolg van dit soort geweldsdelicten nemen de gevoelens van angst en onveiligheid bij andere leerlingen toe, terwijl ieder kind zich op school veilig moet voelen. De verdachte heeft niet laten merken dat hij spijt heeft van zijn gedrag, hetgeen zorgelijk te noemen is.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte zich niet eerder voor de rechter heeft moeten verantwoorden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 8 januari 2014 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door
mw. drs. [X], Psychotherapeut/GZ-psycholoog.
Volgens deze deskundige is bij de verdachte sprake van een Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte een ontkennende verdachte is, kan er geen uitspraak worden gedaan over het verband tussen het ten laste gelegde en de stoornis en ook niet over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
De deskundige concludeert wel in algemene zin dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Hij externaliseert, loochent en bagatelliseert zijn eigen aandeel.
De draagkracht van de primaire verzorgers van de verdachte is volgens de deskundige onvoldoende. Vanuit zorgpunt is behandeling en opvoeding zeer noodzakelijk. Geadviseerd wordt daarom aan de verdachte een voorwaardelijke detentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het zich laten behandelen binnen de settings die daarvoor geschikt zijn.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 7 februari 2014.
In dit rapport komt naar voren dat er veel zorgen zijn over de psychosociale situatie van de verdachte. De verdachte zou zijn probleemgedrag zijn gaan vertonen op basis van een onveilige gehechtheid enerzijds en onvoldoende begrenzing anderzijds.
Het is, aldus de Raad, van groot belang dat de verdachte behandeling krijgt voor zijn persoonlijke problemen en er ondersteuning komt in de thuissituatie. De verdachte lijkt baat te hebben bij duidelijkheid en structuur en kan aldus positief beïnvloed worden.
Geadviseerd wordt een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van behandeling bij De Jutters (Palmhuis).
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting desgevraagd meegedeeld dat de behandeling van de verdachte bij de[X] van De Jutters zal plaatsvinden en dat begeleiding door de jeugdreclassering, naast een gezinsvoogd, zeker toegevoerde waarde heeft.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de deskundige en van de Raad dat de verdachte behandeling nodig heeft en kan zich vinden in het gegeven strafadvies.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. De rechtbank ziet - teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding en behandeling te waarborgen - aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van behandeling bij De Jutters (Palmhuis).
De rechtbank adviseert de resterende dagen onvoorwaardelijke jeugddetentie ten uitvoer te leggen in de inrichting waar de verdachte momenteel verblijft, te weten de R.I.J.
[X].
Op 10 februari 2014 heeft de Raad een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing ingediend, welk verzoek gecombineerd met de onderhavige strafzaak ter zitting is behandeld.
Bij afzonderlijke beslissing heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de verdachte uitgesproken met ingang van 27 februari 2014 tot 27 februari 2015 en voor dezelfde periode een machtiging afgegeven voor plaatsing van de minderjarige in een accommodatie van Jeugdformaat.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 3]heeft zich ten aanzien van feit 2 en 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 3.500,-, zijnde immateriële schade.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor enkele honderden euro’s, met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat een vordering terzake van geleden immateriële schade zich niet leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, terwijl de vordering bovendien niet is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er, indien de rechtbank wel tot toewijzing van de vordering zal overgaan, geen schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd, met referte voor het overige.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, die betrekking heeft op een bedrag van € 3.500,- als vergoeding ter zake van immateriële schade, naar billijkheid deels toewijsbaar.
Hoewel de raadsman de vordering heeft betwist, acht de rechtbank toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 200,- billijk en reëel, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 200,-.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 3].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding
onder 1, 2 tweede alternatief/cumulatief en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING

2.tweede alternatief/cumulatief:

POGING TOT AFPERSING

3:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 153 dagen
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
40 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder
de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de Jutters (Palmhuis);
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 3]een bedrag van
€ 200,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. S.L.M. Staals, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2014.
Mr. Staals is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de politie Haaglanden met het nummer PL1563 2013122227, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 126.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 51/52.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangever 1], pagina 57.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
5.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 1], pagina 16/18.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63/76.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangever 1], pagina 57.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1], pagina 99/100.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1], pagina 102.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte[persoon A], pagina 121.
12.Verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 25 juni 2013.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2014, eigen verklaring verdachte.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de politie Haaglanden met het nummer PL1532 2013218467, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 26.
15.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], pagina 9.
16.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], pagina 10.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 15/16
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [meisje X], pagina 17.
19.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], onderaan pagina 10/bovenaan pagina 11.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 15/16.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1], pagina 21/25.
22.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2014, eigen verklaring verdachte.