ECLI:NL:RBDHA:2014:2555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
777012-13 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met meerdere diefstallen en geweldpleging

Op 27 februari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, waaronder een diefstal van een mobiele telefoon, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan schuldheling van een mp3-speler en aan twee diefstallen van geld en treinkaartjes uit een instelling waar hij verbleef. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan de diefstal van een gouden ketting, waarbij geweld werd gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gedragsproblemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten om geen maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, maar heeft wel een jeugddetentie van 365 dagen opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het feit waarop de vordering betrekking had, was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777012-13; 09/920342-12 (t.b.g.); 09/777003-13 (t.b.g.);
09/777053-13 (t.b.g.); 09/777442-13 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 27 februari 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in het [instelling A]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 19 september 2013,
16 december 2013 en 13 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.P. Simonis en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. C.R.D. Kommer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/777012-13
1.
hij op of omstreeks 08 november 2012 te[gemeente X] op of aan de openbare weg,[adres], althans op of aan enige openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [aangever A] op een schouder heeft getikt en/of (vervolgens) tussen de benen en/of bij het kruis heeft (vast)gegrepen/(vast)gepakt en/of die telefoon uit de broekzak van die [aangever A] heeft gepakt/getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Ter berechting gevoegd (920342-12):
hij op of omstreeks 24 november 2012 te[gemeente X], in elk geval in Nederland, een mp3 speler (Ipod merk Appel) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mp3 speler wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
Ter berechting gevoegd (777003-13):
hij op of omstreeks 02 januari 2013 te [gemeente X] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een jas (merk Tommy Hilfigger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf De Bijenkorf (filiaal [adres])e, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die jas voorhanden heeft gehad en/of heeft aangetrokken, en/of het alarmlabel en/of het prijskaartje van die jas heeft/hebben getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 02 januari 2013 te [gemeente X] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam winkelbedrijf De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en aldaar opzettelijk en wederrechtelijk het alarmlabel van die jas af te trekken;
4.
Ter berechting gevoegd (777053-13):
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 30 september 2011 tot en met 01 oktober 2011 te [gemeente Y], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldkist en/of een kluis en/of een kantoor heeft weggenomen geld en/of een of meerdere treinkaartjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [instelling B] te [gemeente Y], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik tehebben gebracht door gebruik van (een) valse sleutel(s), te weten een "piefje" en/of een kluissleutel, althans een sleutel, in elk geval (een) niet voor gebruik door hem/hen, verdachte(n), bestemde -en aldus valse- sleutel(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 07 oktober 2011 tot en met 08 oktober 2011 te [gemeente Y], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldkist en/of een kluis en/of een kantoor heeft
weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[instelling B] te [gemeente Y], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door toen en daar, door een openstaand raam van dat kantoor naar binnen te klimmen en/of door gebruik van een kluissleutel, althans een sleutel, in elk geval een niet voor gebruik door hem/hen, verdachte(n), bestemde -en aldus valse- sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 09/777442-13
hij op of omstreeks 27 juli 2013 te[gemeente X] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan[aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (onverhoeds) die ketting van de nek van die [aangever B] losrukken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de hem in de zaak met parketnummer 09/777012-13 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan alsook dat de verdachte het hem in de zaak met parketnummer 09/777442-13 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe gesteld dat de verdachte stellig ontkent dit feit te hebben gepleegd. De verdachte was op het tijdstip dat de beroving zou hebben plaatsgevonden nog op school. Bovendien voldoet de verdachte, aldus de raadsvrouw, niet aan het signalement van de dader en is er ondanks de herkenning door de aangever, geen enkel steunbewijs. De foto die aan de aangever is getoond dateert bovendien van 7 december 2009, terwijl het feit op 8 november 2012 zou zijn gepleegd.
De verdachte, een minderjarige, is in die drie jaar tijd veel veranderd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte niet wist dat de mp3 speler van diefstal afkomstig was en derhalve vrijspraak van de opzetheling bepleit.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe gesteld dat de verdachte wederom stellig ontkent dat hij dit feit heeft gepleegd. De verdachte heeft alleen een jas gepast en deze vervolgens weer terug gehangen. Voorts bevat het dossier te veel tegenstrijdigheden, waardoor het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Met name de aangifte winkeldiefstal gedaan door beveiliger
[getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van de camerabeelden vertonen te veel discrepanties.
Ten aanzien van feit 4 en 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte wel heeft bekend een aandeel te hebben gehad in de diefstal van geld op 7 oktober 2011, maar niet in de diefstal van geld en treinkaartjes op 30 september 2011.
Tenslotte heeft de raadsvrouw ten aanzien van het zesde ten laste gelegde feit, de gevoegde zaak, vrijspraak bepleit. Gesteld wordt dat de verdachte ontkent dat hij die dag samen was met [medeverdachte]. Hij kent [medeverdachte] niet eens. Ook de beschrijving van de daders en de kleding die zij zouden hebben gedragen klopt, aldus de raadsvrouw, niet met het signalement van de verdachte. Dat de verdachte in een witgoedwinkel achter een koelkast is aangetroffen in dat in de nabijheid van die koelkast eveneens een gouden ketting is gevonden, zegt - aldus de raadsvrouw - niets, nu er geen DNA sporen op de ketting zijn aangetroffen en er geen camerabeelden van de beroving noch de witgoedwinkel voorhanden zijn. Daar komt voorts nog bij dat [medeverdachte], die de gouden ketting zou hebben gestolen, is vrijgesproken van dit feit.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/777012-13 het volgende af.
Feit 1 [1]
Op 8 november 2012 omstreeks 15.00 uur loopt [aangever A], twaalf jaar oud, samen met zijn broertje van zes jaar op de [adres] te [gemeente X] als een jongen, die [aangever A] uit de buurt kent en die volgens hem[A] heet en waarvan hij gelooft dat zijn voornaam [B] is, [aangever A]op zijn linker schouder tikt, hem tussen zijn benen grijpt en vervolgens de mobiele telefoon (merk: Blackberry) van[aangever A] uit zijn broekzak pakt. [aangever A] gaat achter de dader aan en krijgt hem bijna te pakken. [2]
[aangever A] beschrijft de dader als een man, tussen de 12 en 17 jaar van Noordafrikaanse/ Arabische afkomst, normaal postuur, tussen de 150 en 159 cm, een bol/rond en breed bleek gezicht met sproeten of puistjes op de wangen, met een zwarte jas en een pet met een rode klep. [3]
Op 30 december 2012 laat verbalisant een foto van [verdachte] aan [aangever A] zien en deze herkent de verdachte als de jongen die hem op 8 november 2012 van zijn mobiele telefoon heeft beroofd. Hij herkent hem aan zijn gezicht. [4]
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dit feit te hebben gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij op het tijdstip dat de beroving zou hebben plaatsgevonden, omstreeks 15.00 uur, nog op school was en dat hij die dag om 15.50 uur thuis was, waarna hij nog even bij zijn tante is geweest.
De rechtbank overweegt dat de fotoconfrontatie - daargelaten dat de getoonde foto drie jaar oud is - geen steunbewijs vormt voor de aangifte, nu het hier gaat om de herkenning door een aangever die heeft verklaard de dader van gezicht en voornaam te kennen. Ook hetgeen is voorgevallen tijdens het contact tussen (de familie van) [aangever A] en de familie van de verdachte levert geen steunbewijs op voor de betrokkenheid van de verdachte, alles wat hierbij is voorgevallen en gezegd is immers voortgekomen uit de eerste verklaring van [aangever A] over wie hem zou hebben beroofd. Aangezien het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte - de telefoon van [aangever A] is niet bij de verdachte is aangetroffen en ook anderszins kan hij niet aan deze telefoon verbonden worden - zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit feit.
Feit 2 [5]
Op 26 november 2012 heeft een persoon, die zich heeft geïdentificeerd met een geldig Nederlands legitimatiebewijs op naam van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], een mp3 speler van het merk Apple type Ipod (serienummer 6U946LRQ726) aangeboden aan een opkoper genaamd [D]. [D] heeft de mp3 speler ingekocht. [6] De mp3 speler blijkt tussen 24 november 2012 te 18.30 uur en
25 november 2012 te 15.30 uur uit een auto te zijn weggenomen. [7]
De verdachte heeft bij de politie [8] en ter terechtzitting [9] bekend de mp3 speler aan de opkoper te hebben aangeboden. Hij heeft dit in opdracht van een hem onbekende jongen gedaan die zijn legitimatiebewijs niet bij zich had. De verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat de mp3 speler van diefstal afkomstig was en van de onbekende jongen tien euro te hebben gekregen voor de verkoop van de mp3speler.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder genoemde omstandigheden - een onbekend persoon die hem op straat benaderde om tegen betaling zijn legitimatiebewijs te gebruiken in een pandjeshuis – redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de mp3 speler van diefstal afkomstig was en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Dit feit zal dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 3 [10]
Op 2 januari 2013 omstreeks 14.15 uur wordt de verdachte in de Bijenkorf aan de [adres] te [gemeente X] aangehouden door beveiligingsbeambte [getuige 1]. De beveiligingsbeambte heeft de verdachte om 14.10 uur een paskamer in zien gaan met een donkerblauwe jas waaraan een prijskaartje en een alarmlabel waren bevestigd. Op het moment dat de verdachte om 14.12 uur de paskamer weer uitkomt heeft hij de donkerblauwe jas aan en heeft de jas, volgens de beveiligingsbeambte, geen prijskaartje en geen alarmlabel meer. De beveiligingsbeambte kijkt direct in het hokje waar de verdachte in heeft gezeten maar treft deze leeg aan. De verdachte trekt de jas uit en hangt hem op een stelling van G-star. Nader onderzoek aan de jas leert dat er een gat aan de onderkant van de jas zit, waar het alarmlabel heeft gezeten en dat er geen prijskaartje meer op de jas zit. [11]
Het prijskaartje wordt later door een andere beveiligingsbeambte[getuige 2] op de grond aangetroffen in de paskamer waar de verdachte de jas heeft aangetrokken. [12]
Op 2 januari 2013 te 14.35 uur wordt de verdachte overgedragen aan de politie. [13]
Op 3 januari 2013 te 10.15 uur bekijkt verbalisant Blonk de camerabeelden. [14]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heel kort in het pashokje is geweest om een jas te passen, die [H] hem had aangegeven, maar dat deze te klein was en dat hij deze jas toen heeft terug gehangen in een rek. Omdat hij niet wist uit welk rek[H] de jas had gehaald, heeft de verdachte de jas gewoon op een rek terug gehangen. Ter terechtzitting heeft de verdachte ook nog verklaard dat [H] de jas eerst heeft gepast, maar dat hij niet weet in welk pashokje [H] dit heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier te veel tegenstrijdigheden bevat om te kunnen concluderen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
In de aangifte, gedaan door beveiligingsbeambte [getuige 1], wordt niet gesproken over meerdere personen, terwijl verbalisant [naam] bij het uitkijken van de camerabeelden spreekt over meerdere personen, naast verdachte NN1 en NN2. Volgens [getuige 1] verdwijnt de verdachte bovendien om 14.10 uur in het pashokje en komt hij er om 14.12 weer uit, terwijl[naam] de verdachte meerdere malen zich van en naar de paskamers begeeft, te beginnen om 14:06:53 uur en eindigend om 14:09:50 uur.
Gelet op voornoemde discrepanties en op het gegeven dat door [getuige 1] - die de verdachte steeds in het oog heeft gehad vanaf het moment dat die met de later aangetroffen jas de paskamer inging - geen label werd aangetroffen in het pashokje waar hij de verdachte in zag gaan, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 (zowel primair als subsidiair) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feiten 4 en 5 [15]
Op 8 oktober 2011 omstreeks 9.00 uur ontdekt een groepsleider van de groep De Granaat
van de[instelling B] te[gemeente Y], dat in het kantoor van de groepsleiding de kast en de kluis open staan. Een geldbedrag van 280 euro en twee treinkaartjes ter waarde van 17 euro ontbreken. Het kantoor was de dag ervoor afgesloten en de kast waar de kluis in zit was ook dicht. De sleutel van de kluis lag in een lade van het bureau. Het bureau zat niet op slot. [16]
Medeverdachte[XX], die op de groep De Granaat verblijft, verklaart dat hij op 7 oktober 2011 omstreeks 24.00 uur op verzoek van de verdachte en medeverdachte [YY]het raam van het kantoor open moest zetten. Hij ging in het kantoor kijken, maar het raam stond al open. [XX] ging slapen en later die nacht kwamen de verdachte en[YY] naar zijn kamer en vertelden dat ze in het kantoor waren geweest en 70 euro hadden gepakt. [XX] kreeg 15 euro. [17]
De verdachte bekent dat hij in de nacht van 7 op 8 oktober 2011 in het kantoor van de leiding van de groep De Granaat is geweest en daar samen met[YY] geld heeft weggenomen. Bij de politie verklaart hij dat [XX] op 7 oktober 2011 inderdaad het raam van het kantoor open moest zetten, maar dat hij en [YY] uiteindelijk gewoon via de deur naar binnen zijn gekomen omdat[XX] de nooddeur open heeft gezet als afleidingsmanoeuvre. De verdachte verklaart dat hij wist dat de sleutels van de kluis in de lade van het bureau lagen en dat hij twee briefjes van 50 euro en kleingeld heeft weggenomen. Een briefje van 50 euro voor [YY], één voor hemzelf en het kleingeld heeft hij aan [XX] gegeven, dit was ongeveer 15 euro. De verdachte doet afstand van het briefje van 50 euro dat in zijn fouillering is aangetroffen en geeft aan waar medeverdachte [YY] zijn briefje van 50 euro heeft verstopt. [18] Dit bankbiljet wordt later op die plaats aangetroffen. [19]
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
[XX] verklaart voorts ten aanzien van feit 4 dat bij deze diefstal medeverdachte [ZZ]op de uitkijk heeft gestaan bij de nooddeur. Verdachte heeft de deur van het kantoor geopend met het piefje (de rechtbank begrijpt dat dit een pasje is waarmee deuren kunnen worden geopend) dat[XX] van de groepsleiding had gekregen.[XX] is zelf in de deuropening op de uitkijk blijven staan, de verdachte is het kantoor ingegaan, heeft de sleutels uit de lade gepakt, de kluis en het geldkistje geopend en geld en treinkaartjes gepakt. Vervolgens heeft de verdachte alles weer afgesloten en [XX] het piefje weer naar de leiding gebracht. Toen[XX] terugliep naar de verdachte en[ZZ], zag hij dat [verdachte] geld gaf aan [ZZ], ongeveer 20 euro. Vervolgens zijn de verdachte en [XX] naar buiten gegaan en daar kreeg[XX] van de verdachte 70 euro. De verdachte hield zelf de overige 100 euro. [20]
[ZZ] heeft ten aanzien van dit feit verklaard dat de verdachte op 30 september 2011 met het piefje dat [XX] heeft geregeld in het kantoor van de leiding is geweest en dat hij bij de nooddeur op de uitkijk is blijven staan. [ZZ] heeft twee briefjes van tien euro en een briefje van vijf euro van de verdachte gekregen en is vervolgens terug gelopen naar de groep. [XX] en de verdachte zijn weggerend. [21]
De verdachte ontkent dat hij op 30 september 2011 geld en treinkaartjes heeft gestolen. Volgens de verdachte heeft [ZZ] dit gedaan, wel hebben hij en [XX] na deze diefstal ieder geld en twee treinkaartjes gekregen. [22]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [XX] en [ZZ] proberen hem de schuld in de schoenen te schuiven. De rechtbank ziet echter, gelet op de overeenkomsten in de verklaringen van[ZZ] en [XX] over de wijze waarop deze diefstal heeft plaatsgevonden en op het feit dat zij met die verklaringen niet alleen de verdachte maar ook zichzelf belasten, geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen. Gelet op die verklaringen en op de verklaring van de verdachte dat hij een deel van het weggenomen geld en treinkaartjes voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 09/777442-13
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit het volgende af. [23]
Op zaterdag 27 juli 2013 omstreeks 14.15 uur bevindt [aangever B] zich op het trottoir van op de[adres] te [gemeente X]. Hij staat met zijn buurvrouw te praten met zijn fiets aan zijn hand. De aangever draagt een dikke gouden ketting van ongeveer 60 centimeter lang, met een zogenaamde vierkante koningsschakel, zichtbaar om zijn nek. Twee onbekende Marokkaanse mannen van ongeveer 17 jaar lopen langs en kijken naar aangever. Na ongeveer vijf meter keren zij om en aangever ziet en voelt dat één van deze jongens, met een wit petje op, plotseling zijn ketting vastgrijpt en hem losrukt.
De aangever voelt pijn aan zijn nek door de kracht waarmee de jongen zijn ketting losrukt. De aangever gaat achter de jongens aan en volgt hen op zijn fiets tot in de [adres]. Aangever omschrijft de daders als vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, 16 tot 17 jaar, licht getinte huidskleur, normaal postuur en een smal gezicht. Dader 1 heeft volgens aangever een wit T-shirt aan en draagt een wit petje en dader 2 donkere kleding, zonder petje. [24]
Verbalisanten[1] en [2] ontvangen de melding van de straatroof en gaan ter plaatse. Verbalisant [2] fietst naar de [adres], waar de verdachten zijn gezien.
Hij ziet twee jongens lopen waarvan hij er één ambtshalve herkent als [medeverdachte].
Gelet op het signalement van [medeverdachte] en de locatie waar hij en de andere jongen, naar later blijkt de verdachte, zich bevinden, merkt hij de jongens aan als verdachte.
Hij roept: “politie, staan blijven”, maar de jongens gaan ervandoor over de [adres] in de richting van het[adres].[medeverdachte] wordt aangehouden en een omstander wijst verbalisant [2] erop dat de andere jongen zich in een witgoedwinkel bevindt. Verbalisant [2] betreedt de winkel en ziet de verdachte achter een grote koelkast vandaan komen.
De verdachte was de enige aanwezig in de winkel. De verdachte wordt op 27 juli 2013 omstreeks 14.44 uur aangehouden. [25]
De eigenaar van de winkel, de heer [naam], bevestigt dat de verdachte de winkel in kwam rennen, in een hoekje naast een koelkast ging schuilen en dat hij de enige persoon was die naast de koelkast heeft gestaan. [26] Op de plek in de winkel waar de verdachte achter de koelkast vandaan komt, treft verbalisant Keizer een gouden ketting op de grond aan. [27]
De ketting wordt in beslag genomen en veilig gesteld voor nader onderzoek. [28] De aangever herkent de aangetroffen ketting voor 100 % als zijn eigendom en heeft de bijpassende armband om. [29]
Getuige[AA], zijnde de buurvrouw met wie aangever stond te praten, herkent [medeverdachte] bij een enkelvoudige fotoconfrontatie voor 100% als zijnde degene die de ketting bij aangever heeft afgetrokken en de verdachte voor 100 % als zijnde de jongen die erbij was. [30]
De verdachte ontkent bij politie dat hij iets met de diefstal van de ketting te maken heeft en beroept zich verder op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij die dag niet met [medeverdachte] samen was en dat hij hem niets eens kent. De reden dat hij wegrende en zich verstopte was, aldus de verdachte, dat hij was weggelopen uit[instelling C]. Voorts heeft de verdachte verklaard dat er een groepje jongens voor de winkel stond die allerlei dingen weggooiden. Zij kunnen de ketting in de winkel hebben neergelegd. De eigenaar van de winkel was bezig om een wasmachine in te laden en kan hem ook helemaal niet gezien hebben.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte past in het door aangever opgegeven signalement, is kort na de diefstal aangetroffen terwijl hij zich voor de politie verstopte en pal daarnaast de weggenomen ketting werd aangetroffen en volgens de eigenaar van de winkel niemand anders daar had gestaan. Bovendien is hij herkend door een getuige van de straatroof.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting over de manier waarop de ketting daar terecht zou zijn gekomen en wat hij in de winkel deed, acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet geloofwaardig. Ook ziet de rechtbank in de verschillen in de door aangever, getuige [AA] en [naam] opgegeven signalementen geen reden om aan te nemen dat zij een andere persoon hebben gezien dan de verdachte. De omschrijvingen ontlopen elkaar slechts op details in de kleding, wat gelet op de omstandigheden waaronder deze getuigen hun waarneming hebben gedaan, alleszins begrijpelijk is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
2.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te [gemeente X] een mp3 speler (Ipod merk Apple) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die mp3 speler redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 30 september 2011 tot en met 01 oktober 2011 te [gemeente Y], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldkist en/of een kluis en/of een kantoor heeft weggenomen geld en treinkaartjes, toehorende aan [instelling B] te[gemeente Y], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door gebruik van valse sleutels, te weten een "piefje" en een kluissleutel;
5.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 07 oktober 2011 tot en met 08 oktober 2011 te[gemeente Y], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldkist en/of een kluis en/of een kantoor heeft weggenomen geld, toebehorende aan [instelling B] te [gemeente Y], zulks na de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door gebruik van een kluissleutel;
parketnummer 09/777442-13
hij op 27 juli 2013 te[gemeente X] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gouden ketting, toebehorende aan [aangever B], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangever B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds die ketting van de nek van die[aangever B] losrukken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 280 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de verdachte al geruime tijd in voorarrest heeft gezeten, waaronder tevens de tijd die hij voor de observatie in[instelling A] heeft doorgebracht. Tevens dient, aldus de raadsvrouw, rekening te worden gehouden met het tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de datum dat deze feiten thans ter zitting zijn behandeld. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 betreft het tijdsverloop ruim twee jaar. Tenslotte heeft de raadsvrouw betoogd dat de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet op zijn plaats is. De verdachte is gedurende de afgelopen tijd veranderd en wil dolgraag naar school, een diploma halen en aan zijn toekomst werken.
Door plaatsing in een gesloten setting, te weten [instelling C], zou de verdachte dit kunnen bewerkstelligen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest wordt bepleit. Tevens zou een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de verdachte als stok achter de deur kunnen dienen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldhelding van een mp3 speler, samen met anderen aan twee diefstallen van treinkaartjes en/of geld uit de instelling waar hij destijds verbleef alsook samen met een ander aan de diefstal met geweld van een gouden ketting.
Bij het plegen van al deze delicten heeft de verdachte alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de schade die de betrokkenen hebben geleden. Met name slachtoffers van een straatroof kunnen nog gedurende langere tijd psychisch nadeel van het gebeurde ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort geweldsdelicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andere feiten. Van deze, deels voorwaardelijke, veroordelingen is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordelingen opnieuw meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een groot aantal voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 31 december 2013 betreffende het multi-disciplinaire onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door mw. drs. T. Smits, GZ-psycholoog, en mw. dr. J. Vreugdenhil, kinder- en jeugdpsychiater.
Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van ADHD, het hyperactief/impulsieve type, cannabismisbruik, een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een gedragsstoornis beginnend in de kinderleeftijd, en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en het feit met parketnummer 09/77442-13 kan geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid vanwege ontkenning door verdachte. Ten aanzien van feit 4 en 5 kan de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De behoefte aan geld of spanning, de impulsiviteit en de lacunaire gewetensontwikkeling spelen, aldus rapporteurs, een rol bij de kans op recidive en kunnen deze vergroten.
De verdachte is sterk afhankelijk van extern toezicht. Zijn gebrekkige impulsbeheersing, antisociale gedragingen, langdurige zorgelijke ontwikkeling, de hoge kans op recidive en eerdere onttrekkingen maken dat de verdachte een in beginsel een gesloten behandeling nodig heeft. Een langdurige behandeling is noodzakelijk om de noodzakelijke veranderingen te kunnen laten beklijven. Behandeling in het kader van de ondertoezichtstelling, tot het achttiende jaar, is daarvoor, gelet op de leeftijd van verdachte, te kort. Geadviseerd wordt daarom de behandeling van de verdachte en het daarop volgende resocialisatieproces vorm te geven in het kader van een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Op deze manier wordt, aldus rapporteurs, een voldoende duur van de behandeling gewaarborgd en de mogelijkheid van onttrekking verkleind, waardoor de behandeling zonder onderbrekingen kan plaatsvinden. De behandeling dient te worden vorm gegeven binnen een stevig gestructureerde behandelgroep van een justitiële jeugdinrichting.
De rechtbank onderschrijft de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive uit voornoemd rapport.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 28 januari 2014. Uit dit rapport blijkt dat het algemene recidive risico hoog is. De Raad is van mening dat de verdachte een intensieve, langdurige behandeling moet krijgen waar hij kan werken aan voortzetten van de schoolgang, afname van het drugsgebruik en hij zijn attitude en vaardigheden kan ontwikkelen. Naar het oordeel van de Raad prevaleert het strafkader boven het civiele kader, nu een langere behandeling dan tot zijn achttiende verjaardag nodig is. Mede gelet op de lange delictsgeschiedenis en de lange hulpverleningsgeschiedenis onderschrijft de Raad het door de deskundigen gegeven advies tot het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is, net als een gesloten machtiging tot uithuisplaatsing, volgens de Raad een gepasseerd station.
Bij beschikking d.d. 9 december 2013 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de verdachte verlengd en ook een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten setting verleend van 11 december 2013 tot 13 augustus 2014, zijnde de datum waarop de verdachte de leeftijd van achttien jaar zal bereiken.
De rechtbank is, gelet op de beperkte ernst van de thans bewezenverklaarde feiten, waarbij het meest ernstige feit een in vereniging gepleegde diefstal met een relatief lichte vorm van geweld betreft, alsook gelet op het tijdsverloop tussen de datum waarop het merendeel van de bewezenverklaarde feiten is gepleegd en de datum waarop deze feiten thans ter zitting zijn behandeld, van oordeel dat aan de verdachte geen maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan worden opgelegd, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Uit het dossier en de rapportages blijkt dat de gedragsproblemen van de verdachte zich al op de basisschool manifesteren. In 2007 wordt de ondertoezichtstelling uitgesproken, die nog steeds van kracht is. Meerdere civielrechtelijke interventies, waaronder uithuisplaatsingen in de [instelling B],[instelling D] en [instelling C] volgen. De verdachte onttrekt zich meermalen aan deze plaatsingen.
Strafrechtelijk komt de verdachte vanaf 2008 in beeld, vanaf 2009 wordt hij vijf keer veroordeeld. Drie vonnissen beperken zich tot een deels voorwaardelijke werkstraf, in 2010 worden voorwaardelijke jeugddetenties uitgesproken. De voorlopige hechtenis die de verdachte thans ondergaat is zijn eerste detentie. In het jaar 2013 heeft de verdachte een aantal inverzekeringstellingen ondergaan, twee schorsingen en twee opheffingen van de schorsing. In retrospectief bezien was een stevige strafrechtelijke interventie met voorlopige hechtenis in een veel eerder stadium van verdachtes criminele activiteiten wenselijk geweest.
De rechtbank realiseert zich dat de opeenvolgende wisselende strafrechtelijke- en civielrechtelijke interventies tot op heden tot onvoldoende resultaat hebben geleid, maar dat kan geen reden vormen om thans, vanwege de leeftijd van de verdachte, strafrechtelijk een zwaarder toezichtkader op te leggen dan door de bewezenverklaarde feiten wordt gerechtvaardigd. Een eerdere strengere aanpak van de verdachte in het strafrechtelijke kader had misschien wel tot het gewenste resultaat geleid.
De behandeling die de verdachte - ook naar het oordeel van de rechtbank - nodig heeft, zal daarom in het civielrechtelijke kader, door effectuering van de reeds afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten setting, moeten plaatsvinden. De rechtbank kan daar als strafrechtelijke stok achter de deur op dit moment niets anders aan toevoegen dan de verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling na afloop van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
De rechtbank adviseert de resterende dagen van de onvoorwaardelijke jeugddetentie
ten uitvoer te leggen in de inrichting waar de verdachte momenteel verblijft, te weten
het [instelling A].

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever A], heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/777012-13, feit 1, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 405,-.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de [aangever A]. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 405,- subsidiair 8 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever A].
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, afwijzing van de vordering van de benadeelde partij verzocht.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/777012-13 onder 1 en 3 primair en subsidiair (09/777003-13 t.b.g)
ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777012-13 onder 2, 4 en 5 en bij dagvaarding met parketnummer 09/777442-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/777012-13
feit 2 (09/920342-12 t.b.g)
SCHULDHELING
feit 4 (09/777053-13 t.b.g.)
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS
feit 5 (09/777053-13 t.b.g.)
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOEDEREN ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS
09/777442-13 (t.t.g.)
DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 365 dagen
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder
de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling na de expiratie van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie;
ten aanzien van parketnummer 09/777012-13 feit 1:
bepaalt dat de [aangever A] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden zijn begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. S.L.M. Staals, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2014.
Mr. Staals is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Haaglanden, met het nummer PL1513 2012240415-9, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 68.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever A], pagina 7/9.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever A], pagina 7/9.
4.Proces-verbaal van bevindingen. pagina 19.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Haaglanden, met het nummer PL1513 2012252980, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 35.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
7.Afschrift van aangifte van [aangever C], pagina 21/23.
8.Proces-verbaal van verhoor[verdachte], pagina 28/30.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2014, eigen verklaring verdachte.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de Politie Haaglanden, met het nummer PL 1512 2013001455-6, ongenummerd.
11.Formulier aangifte winkeldiefstal, ingevuld door[getuige 1].
12.Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 2].
13.Proces-verbaal van aanhouding door burger.
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 januari 2013.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Gelderland-Midden, met het nummer PL074L 2011116122.
16.Proces-verbaal van aangifte van [aangever D].
17.Proces-verbaal verhoor verdachte[XX] d.d. 8 oktober 2011.
18.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 9 oktober 2011.
19.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 oktober 2011.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [XX] d.d. 9 oktober 2011 om 16.10 uur.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [ZZ] d.d. 10 oktober 2011.
22.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 9 oktober 2011.
23.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van politie Haaglanden, met het nummer PL1513-2013147743-15, pagina 1 tot en met 137.
24.Proces-verbaal van aangifte van [aangever B], pagina 57/59.
25.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte], pagina 31/33.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam], pagina 67.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 61.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
29.Proces-verbaal van verhoor [aangever B], pagina 86.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [AA], pagina 114/115.