Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
- die [slachtoffer] van achteren heeft vastgepakt en een mes tegen de hals heeft gezet en met dat mes in de hals heeft gesneden en
- meermalen met een mes in het gezicht en hoofd en de buik en rug en de handen van die [slachtoffer] heeft gestoken en gesneden,
4.De strafbaarheid van het feit
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De op te leggen maatregel
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de kans op herhaling van een ernstig geweldsdelict hoog is.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een maatregel in het kader van artikel 37 Sr tekort zou schieten, omdat binnen een jaar geen structurele verbetering in verdachtes psychische toestand kan worden verwacht. Blansjaar vermeldt immers dat verdachtes ziekte-inzicht beperkt is. Verdachte wil wel meewerken aan opname en onderzoek in een psychiatrische kliniek en aan behandeling als hij daardoor aan gevangenisstraf zou kunnen ontkomen. Volgens Lander heeft verdachte weinig ziektebesef en geen ziekte-inzicht, is hij niet gemotiveerd voor een behandeling en zal de behandeling intensief langdurig van aard moeten zijn.
7.De in beslag genomen goederen
8.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
Post 10 betreft de door [slachtoffer] betaalde, maar niet terugontvangen, borg van één maandhuur voor de huurwoning aan de [straatnaam] in Den Haag. Grond voor terughouding door de verhuurder van de betaalde borg is volgens [slachtoffer] zijn abrupte vertrek uit de woning nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kon van [slachtoffer] – gelet op de gebeurtenissen van 9 augustus 2013 – niet worden verwacht dat hij nog langer zijn kamer zou bewonen en de opzegtermijn in acht zou nemen. Het verlies van de borg komt dan ook voor rekening van verdachte, aangezien hij er de oorzaak van was dat [slachtoffer] genoodzaakt was onmiddellijk uit zijn kamer te vertrekken. Dit verlies wordt niet gecompenseerd met de over augustus 2013 verschuldigde huur, aangezien [slachtoffer] deze reeds heeft betaald.
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
de terbeschikkingstelling van verdachteen
overheidswege zal worden verpleegd;
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2013;
€ 140,00 (honderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2013;
€ 1.638,00 (zestienhonderdachtendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2013;
€ 533,67 (vijfhonderddrieëndertig euro en 67 cent);
€ 600,- (zeshonderd euro),alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.311,67 (zeventienduizenddriehonderdelf euro 67 cent)ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 121 dagen zal worden toegepast, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als vermeld;