ECLI:NL:RBDHA:2014:2372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in een procedure tegen de Staat
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 februari 2014, is de kinderrechter, A.J.J.M. Weijnen, gevraagd om een bijzondere curator te benoemen voor een minderjarige. Het verzoekschrift is ingediend door de minderjarige zelf, die woont in [woonplaats], en wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M. Mook uit Dordrecht. De minderjarige is processueel onbekwaam en kan niet zelfstandig als formele procespartij optreden. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, die belast is met de voogdij over de minderjarige, is als belanghebbende aangemerkt.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijbehorende faxbrieven van Bureau Jeugdzorg en mr. M. Mook. Tijdens de zitting op 11 februari 2014 is mr. Mook verschenen, maar de minderjarige zelf is niet verschenen. Het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is gedaan omdat de minderjarige schadevergoeding wil vorderen van de Staat in verband met de eerder opgelegde gesloten jeugdzorg, maar Bureau Jeugdzorg heeft een tegenstrijdig belang.
De kinderrechter overweegt dat de belangen van de minderjarige en Bureau Jeugdzorg niet parallel lopen, aangezien de minderjarige in rechte wil opkomen tegen een beslissing die met instemming van Bureau Jeugdzorg tot stand is gekomen. Op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen in conflicten van substantiële aard tussen de voogd en de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat er sprake is van een dergelijk conflict en dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is.
De kinderrechter besluit om mr. M. Mook te benoemen als bijzondere curator voor de minderjarige, met als doel de belangen van de minderjarige te behartigen in de procedure tegen de Staat. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2014.