ECLI:NL:RBDHA:2014:2069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
C-09-455822 - JE RK 13-3037
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2014 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De minderjarigen, kinderen van [A] en [B], verblijven bij de moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter had eerder op 13 januari 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd, maar de zaak werd opnieuw behandeld op 3 februari 2014. Bureau Jeugdzorg stelde dat er sprake was van loyaliteitsproblematiek en dat de moeder onvoldoende inzicht had in de gevolgen van haar houding ten opzichte van de vader. De vader steunde het verzoek tot verlenging, maar de moeder was van mening dat de minderjarigen rust nodig hadden en dat hulpverlening door een gezinsvoogd hen onder druk zou zetten.

De rechtbank overwoog dat de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders spanningen bij de minderjarigen had veroorzaakt en dat de ouders niet in staat waren om de belangen van de minderjarigen voorop te stellen. De rechtbank concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet haalbaar was, gezien de beperkte middelen van de ouders en het gebrek aan effectieve hulpverlening. De rechtbank oordeelde dat de fysieke veiligheid van de minderjarigen bij de moeder gewaarborgd was, maar dat de loyaliteitsconflicten voortkwamen uit de relatieproblemen van de ouders. Uiteindelijk werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de gronden voor ondertoezichtstelling niet voldoende aanwezig waren.

De beschikking werd gegeven door de kinderrechters J.M. Ghrib, P. de Haan en C.L. Strop, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Van deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: JE RK 13-3037
Zaaknummer: C/09/455822
Datum beschikking: 5 februari 2014

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

Beschikking op de op 2 december 2013 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige sub. 1],geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats];
2.
[minderjarige sub. 2],geboren op[geboortedatum] te[geboorteplaats];
3.
[minderjarige sub. 3],geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
kinderen uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te[woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven bij de moeder.

Procedure

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 januari 2014, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd, de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 17 januari 2014 tot 17 februari 2014 en de behandeling van het verzoek aangehouden tot deze zitting van de Meervoudige Kamer van deze rechtbank.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van:
- de verzoekschriften, met als bijlagen het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop
van de ondertoezichtstelling;
- het rapport van het psychodiagnostisch onderzoek van het Ambulatorium Ottho Gerhard
Heldring;
- een schriftelijke verklaring van de minderjarige sub1.
Op 3 februari 2014 is de zaak ter terechtzitting van de Meervoudige Kamer van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw[X], namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.H.R. Bruggeman;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. L. Stam.
Verzoek en verweer
De verzoeken strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van één jaar. Bureau Jeugdzorg heeft gesteld dat er sprake is van loyaliteitsproblematiek bij de minderjarigen en dat de moeder onvoldoende beseft dat haar houding ten opzichte van de vader een belangrijke rol hierin speelt. Hulpverlening in het vrijwillige kader heeft er niet in geslaagd om samen met de ouders tot een oplossing te komen voor de relatieproblemen en de problemen omtrent de omgangsregeling. Daarnaast bracht hulpverlening in het gedwongen kader onvoldoende verbetering in de situatie. Gezien het gebrek aan motivatie bij de moeder, alwaar de minderjarigen verblijven, heeft Bureau Jeugdzorg echter twijfels over de uitvoerbaarheid van de ondertoezichtstelling.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Zijn advocaat heeft daartoe naar voren gebracht dat de minderjarigen in een negatieve sfeer zitten en dat het Bureau Jeugdzorg niet is gelukt om de minderjarigen daar uit los te weken. Er zijn zorgen over de geestelijke ontwikkeling van de minderjarigen en dan is een ondertoezichtstelling nog wel aan de orde.
Algemeen bekend is dat als minderjarigen geen contact hebben met de vader, zij in hun identiteitsontwikkeling worden bedreigd en dat kan niet opgelost worden door de vader uit te sluiten van het leven van de minderjarigen, aldus de advocaat. Er moeten stappen worden genomen richting contact tussen de minderjarigen en de vader. Indien deze situatie onveranderd blijft zou het kunnen leiden tot een uithuisplaatsing van de minderjarigen op een neutraal plek, een plek waar de minderjarigen zich verder kunnen ontwikkelen en contact kunnen hebben met de vader. Desnoods zou de vader zelf een verzoek hiertoe indienen.
De moeder heeft aangegeven dat zij niet afwijzend is tegen hulpverlening in de vorm van systeemtherapie. Echter is haar gebleken dat zij daarvoor naar een particuliere hulpverlener moet en die zelf moet bekostigen. Zij heeft helaas de middelen er niet voor. Evenwel is zij van oordeel dat bemoeienis door een gezinsvoogd de minderjarigen verder onder druk zal zetten. De moeder meent dat de minderjarigen de rust nodig hebben en dat de gesprekken die de minderjarigen op school en met vrienden hebben al afdoende zijn om de breuk tussen de ouders te verwerken. Haar advocaat heeft nog naar voren gebracht dat de minderjarigen pertinent geen contact willen hebben met hun vader en dat hoe meer druk op de ketel door de vader wordt gezet, des te meer zij zich zullen verzetten. Daarnaast meent de advocaat dat een uithuisplaatsing niet in het belang van de minderjarigen is, wat naar haar idee meer schade bij de minderjarigen zal berokkenen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt allereerst dat de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders en de daarmee gepaard gaande conflicten spanningen bij de minderjarigen hebben veroorzaakt. De vader en de moeder zijn niet in staat de belangen van de minderjarigen voorop te stellen en de minderjarigen te beschermen tegen hun onderlinge strijd. De minderjarigen zijn derhalve slachtoffer van de relatieproblematiek tussen de ouders. Een ondertoezichtstelling van de minderjarigen is derhalve uitgesproken opdat een gezinsvoogd over de belangen van de minderjarigen kan waken. De rechtbank overweegt voorts dat de minderjarigen bij de moeder wonen en dat er een omgangsregeling is tussen hen en de vader. Echter wordt deze omgangsregeling niet uitgevoerd omdat de minderjarigen door de complexiteit van de problematiek niet naar de vader willen. Hulpverlening is ingezet, doch er niet in geslaagd om samen met de ouders tot een oplossing te komen voor de relatieproblemen en de problemen omtrent de omgangsregeling. De moeder vindt dat het de keuze van de minderjarigen moet zijn om wel of geen contact met de vader te hebben en de manier waarop zij zich opstelt in het contact met de vader en haar beperkte inzicht in de gevolgen hiervan voor de minderjarigen spelen een belangrijke rol in de problematiek van de minderjarigen. De rechtbank overweegt voorts dat het NIFP/Ambulatorium onderzoek heeft verricht om meer inzicht te krijgen in de problematiek en daartoe passende hulpverlening in te zetten. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat er sprake is van ernstige loyaliteitsproblematiek bij de minderjarigen en dat er bij beide ouders sprake is van onverwerkte echtscheidingsproblematiek. Vanuit Bureau Jeugdzorg zijn de aanbevelingen van het onderzoek besproken met de ouders en zowel de vader als de moeder staan open voor systeemtherapie. Echter is de rechtbank gebleken dat Bureau Jeugdzorg geen mogelijkheden heeft tot behandeling van de ouders via De Jutters, doch dat dit enkel te realiseren is in de particuliere sector. Gezien de beperkte middelen die de ouders hebben en zij niet bereid zijn om het te bekostigen, kan systeemtherapie niet ingezet worden. Nu niet is gebleken dat Bureau Jeugdzorg andere vormen van hulpverlening kan inzetten om deze complexe problematiek op te lossen kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat een ondertoezichtstelling om de communicatie tussen de ouders te verbeteren of een omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vader te realiseren, niet haalbaar is. Voorts overweegt de rechtbank dat de fysieke veiligheid van de minderjarigen is gewaarborgd bij de moeder en dat er weinig kindsignalen zijn. De rechtbank meent evenwel dat de loyaliteitsconflict waarin de minderjarigen verkeren is veroorzaakt door de relatieproblemen van de ouders en dat het aan de ouders is om hier aan te werken, hetgeen in het belang is van de minderjarigen.
De rechtbank is gelet op al het hiervoor overwogene van oordeel dat vooralsnog een ondertoezichtstelling van de minderjarigen geen toegevoegde waarde heeft, temeer nu de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Ghrib, P. de Haan en C.L. Strop, allen kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2014, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.