Uitspraak
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
,
Procedure
Verzoek en verweer
Beoordeling
Beslissing
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1997. De Raad voor de Kinderbescherming had op 13 november 2013 en 29 januari 2014 verzoekschriften ingediend, waarin ernstige zorgen werden geuit over de sociaal-emotionele, seksuele en morele ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige verbleef op dat moment op een crisisplek bij een AWBZ-instelling. De kinderrechter had eerder, op 25 november 2013, de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en machtiging verleend voor crisisopvang.
Tijdens de zitting op 10 februari 2014 werd het verzoek tot ondertoezichtstelling voor een jaar en machtiging tot uithuisplaatsing besproken. De minderjarige had problemen binnen de thuissituatie, waaronder een laag verstandelijk niveau en ontremd gedrag. De Raad voor de Kinderbescherming stelde dat de minderjarige tegen zichzelf beschermd moest worden. De vader en stiefmoeder waren aanwezig, maar gaven aan niet goed geïnformeerd te worden over de situatie van de minderjarige.
De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig waren, gezien de ernst van de problematiek, waaronder vermoedens van PTSS en hechtingsproblematiek. De kinderrechter besloot de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden en machtigde deze stichting om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.