ECLI:NL:RBDHA:2014:1826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
C-09-457064 - JE RK 13-3203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met persoonlijkheidsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2014 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1997, die onder toezicht was gesteld. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, met als doel de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 11 juni 2014. De minderjarige verblijft feitelijk bij haar biologische vader, die met lichamelijke problemen kampt en niet in staat is om de zorg voor haar te dragen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de stand van zaken in de hulpverlening.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige lijdt aan een persoonlijkheidsproblematiek met kenmerken van borderline en dat de huidige hulpverlening niet effectief is gebleken. De vader heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar erkent dat de minderjarige hulp nodig heeft. De zus van de minderjarige heeft ook aangegeven dat er hulp nodig is, maar er is onduidelijkheid over de vorm van die hulp.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is, aangezien zij niet naar school gaat en er thuis conflicten zijn. De GZ-psycholoog heeft bevestigd dat de minderjarige de noodzakelijke behandeling nodig heeft, die niet kan worden geboden in de huidige thuissituatie. Gezien het ontbreken van andere opties voor passende hulpverlening, heeft de kinderrechter besloten dat uithuisplaatsing in een logeerhuis de enige mogelijkheid is om de minderjarige de benodigde therapeutische behandeling en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de verklaring dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-3203
Zaaknummer: C/09/457064
Datum beschikking: 3 februari 2014

Machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 20 december 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Centrum/Scheveningen (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
kind van:
[A],
de moeder, overleden.
en
[B],
de biologische vader (verder: de vader),
wonende te [woonplaats],
die tot voogd is benoemd over de minderjarige.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 6 januari 2014;
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 3 februari 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de [X], namens Bureau Jeugdzorg;
- mevrouw[Y], GZ-psycholoog van De Jutters;
- mevrouw [Z], medewerkster van De Jutters;
- de vader;
- [C], de zus van de minderjarige;
- de minderjarige.
De minderjarige is ook in raadkamer gehoord.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 juni 2013 de minderjarige onder toezicht gesteld van 27 juni 2013 tot 11 juni 2014.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 6 januari 2014, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd, de behandeling van onderhavige verzoek aangehouden tot deze zitting.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt nog immer tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Bureau Jeugdzorg heeft daarbij toegelicht dat na onderzoek er geen andere opties zijn dan een plaatsing in een logeerhuis van Stichting Jeugdformaat en daarmee verbonden een schoolgang naar de Pleysierschool. Zij meent dat de medewerkers van het logeerhuis beter dan de vader in staat zijn om de minderjarige te stimuleren naar school te gaan, behandeling te volgen en zich aan de afspraken te houden.
De vader heeft verweer gevoerd. Hij meent dat een hernieuwde verblijf in een logeerhuis wederom tot niets zal leiden. Desalniettemin is hij van oordeel dat de minderjarige hulp nodig heeft.
De zus van de minderjarige, gehoord als informant, heeft aangegeven dat de minderjarige hulp nodig heeft, doch de vraag is alleen in welke vorm hulp geboden moet worden. De tot nu toe ingezette hulpverlening van ACT de Jutters en plaatsing van de minderjarige in een logeerhuis hebben niet tot resultaten geleid. Zij meent dat er geen klik is tussen de hulpverleners en de minderjarige.
De minderjarige heeft verweer gevoerd.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt allereerst dat er sprake is van een persoonlijkheidsproblematiek met kenmerken van borderline bij de minderjarige. De minderjarige woont bij de vader die met lichamelijke problemen kampt en die de zorg van de minderjarige niet meer aan kan. Dit heeft er mede toe geleid dat de minderjarige niet meer naar school gaat en dat er ruzies thuis zijn. De kinderrechter overweegt voorts dat haar is gebleken dat de vader de minderjarige niet kan stimuleren of motiveren om naar school te gaan dan wel behandeling te volgen. Hoewel hulpverlening is ingezet om de minderjarige uit die zorgelijke situatie te halen, heeft dit niet tot resultaten geleid. De minderjarige gaat nog steeds niet naar school en kampt met een angststoornis. Een verblijf van de minderjarige bij de vader is derhalve niet in haar belang waardoor een uithuisplaatsing van de minderjarige aan de orde is.
De GZ-psycholoog mw [Y] heeft ter zitting aangegeven dat de persoonlijkheidsproblematiek van de minderjarige meer op de voorgrond treedt dan haar angstproblematiek en dat de Jutters de voor de minderjarige noodzakelijk behandeling kan geven. Gezien het ontbreken van andere vormen van passende hulpverlening en huisvesting is de kinderrechter dan ook van oordeel dat plaatsing van de minderjarige in een logeerhuis de enige optie om de minderjarige de voor haar noodzakelijke therapeutische behandeling en begeleiding te geven. Dat dit ertoe zal leiden dat de minderjarige wederom naar de Pleysierschool moet gaan, weegt niet op tegen het belang dat de minderjarige therapie en onderwijs moet volgen.
De kinderrechter is derhalve van oordeel dat, nu de in het vrijwillige kader ingezette hulpverlening ontoereikend is gebleken, thans hulpverlening in een gedwongen karakter is aangewezen om de bedreigde ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen en gezien het hiervoor overwogene, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 3 februari 2014 tot 11 juni 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit
d.d. 17 december 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2014, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.