Uitspraak
VOORZIENINGENRECHTER DEN HAAG
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Discretionaire bepalingen
enkelin het geval er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het verzoek verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt, of er bijzondere individuele omstandigheden bestaan die overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat onevenredig hard zouden maken, toepassing wordt gegeven aan artikel 17, eerste lid, van Verordening 604/2013. Van dergelijke bijzondere en individuele omstandigheden is in het geval van verzoekster volgens verweerder niet gebleken. De enkele omstandigheid dat verzoekster hier te lande een relatie is aangegaan na afwijzing van haar eerdere asielaanvraag wordt daartoe door verweerder als ontoereikend aangemerkt, te meer nu de Verordening in de artikelen 8 tot en met 11 en artikel 16 specifieke bepalingen kent die zien op mogelijkheden om gezins- of familiebanden te betrekken bij de beantwoording van de vraag welk land verantwoordelijk is.
enkelin het geval er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het verzoek verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt, of er bijzondere individuele omstandigheden bestaan die overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat onevenredig hard zouden maken, toepassing wordt gegeven aan artikel 17, eerste lid, van Verordening 604/2013. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het hiervoor genoemde beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf C2/5.1 van de Vc, staat vermeld dat ten aanzien van de hier door verweerder aangehaalde situaties,
in ieder gevalgebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen. Verweerders beleid sluit dan ook niet uit dat in andere situaties ook gebruik kan worden gemaakt van de bevoegdheid om het verzoek hier te lande te behandelen. Dit brengt mee dat een op de individuele situatie van verzoeksters toegesneden motivering vereist is, welke ontbreekt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het standpunt van verweerder niet deugdelijk is gemotiveerd. Hiertoe is ook redengevend dat verweerder in de nu gegeven motivering verwijst naar specifieke bepalingen van de Verordening 604/2013, die gezins- of familiebanden beschermen, maar deze artikelen zijn in de situatie van verzoekster nu juist niet van toepassing.
Beslissing
S.J. van Ravenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 februari 2014.