ECLI:NL:RBDHA:2014:17155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
C/09/467837 / KG RK 14-1186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een civiele procedure met verzoekers Gabion!Holding B.V. en P&B Diensten B.V.

In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek van Gabion!Holding B.V. en [verzoeker sub 2] tegen mr. J.L.M. Luiten, rechter in de rechtbank Den Haag. Het wrakingsverzoek is ingediend op 6 juni 2014, naar aanleiding van een comparitie van partijen op 15 april 2014, waarbij de rechter volgens de verzoekers niet onpartijdig zou zijn geweest. De verzoekers stellen dat de rechter tijdens de zitting een agressieve vraagstelling had en dat er geen griffier aanwezig was, wat ongebruikelijk zou zijn. Daarnaast wordt gesteld dat de rechter na de zitting overleg heeft gevoerd met de vertegenwoordiger van P&B Diensten, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat het te laat is ingediend. De wrakingskamer oordeelt dat de gestelde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rolbeslissing van 28 mei 2014, waar de verzoekers zich op beroepen, wordt als een processuele beslissing beschouwd en vormt op zichzelf geen grond voor wraking. De wrakingskamer wijst het verzoek van zowel Gabion!Holding als [verzoeker sub 2] af en bepaalt dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2014/27
zaak-/rekestnummer: C/09/467837 KG RK 14-1186
zaak-/rolnummer hoofdzaak: C/09/444383 / HA ZA 13-652
datum beschikking: 14 juli 2014
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak van:

1.de besloten vennootschap GABION!HOLDING B.V.,

gevestigd te Wassenaar,
verzoeker sub 1 (hierna: Gabion!Holding),
en
2. [verzoeker sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker sub 2 (hierna: [verzoeker sub 2] ),
advocaat: mr. M.R. Maathuis,
strekkende tot wraking van:
mr. J.L.M. Luiten,
rechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de rechter).
Belanghebbende is de besloten vennootschap P&B Diensten B.V., gevestigd te Apeldoorn,
gemachtigde: mr. D.J.L.P. Oomens.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoekers zijn tezamen met de besloten vennootschap Gabion!Beheer B.V. door de besloten vennootschap P&B Diensten B.V. (hierna: P&B Diensten) gedagvaard ter zake van - kort gezegd - terugbetaling van onttrokken gelden. Verzoeker sub 2 heeft zich gesteld in die procedure, tegen verzoeker sub 1 en Gabion!Beheer B.V is verstek verleend. In deze procedure heeft op 15 april 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van de gewraakte rechter mr. Luiten.
Na deze comparitie, op 16 april 2014, heeft de advocaat van verzoeker sub 2 een formulier ingediend waarmee beoogd werd dat een kantoorgenoot van hem (mr. Meulmeester) zich alsnog stelde voor Gabion!Holding. Bij rolbeslissing d.d. 28 mei 2014 heeft de rechter bepaald dat mr. Meulmeester niet (meer) wordt toegelaten om zich als advocaat van Gabion!Holding te stellen en daarmee het verstek te zuiveren. De zaak is naar de rol van 11 juni 2014 verwezen voor vonnis.
Op 6 juni 2014 hebben verzoekers een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.

2.De behandeling van het wrakingsverzoek

Op 30 juni 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. [verzoeker sub 2] , bijgestaan door zijn advocaat mr. M.R. Maathuis, is in persoon verschenen en mede in de hoedanigheid van directeur van Gabion!Holding. Het wrakingsverzoek is door de advocaat toegelicht. [verzoeker sub 2] heeft eveneens het woord gevoerd.
Namens P&B Diensten is door haar advocaat mr. D.J.L.P. Oomens, een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend, waarvan de wrakingskamer heeft kennisgenomen. Mr. Oomens is ter terechtzitting verschenen en heeft het woord gevoerd.
Mr. Luiten is niet ter terechtzitting verschenen. Hij heeft aan de wrakingskamer een schriftelijke reactie doen toekomen, waarvan de wrakingskamer heeft kennisgenomen.
Na de terechtzitting heeft de wrakingskamer nog een e-mail van [verzoeker sub 2] ontvangen. De wrakingskamer heeft daarvan geen kennis genomen, nu zij ter zitting geen gelegenheid heeft gegeven nog nader schriftelijk te reageren.

3.Het standpunt van verzoekers

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden, die zwaarwegende omstandigheden opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert althans hen doet vrezen dat hij niet onpartijdig is. Daartoe is het volgende gesteld.
a. Op de (comparitie)zitting van 15 april 2014 was geen griffier aanwezig hetgeen zeer ongebruikelijk is.
b. De rechter heeft de zitting geopend door op te merken dat de zaak ”eigenlijk heel eenvoudig” was. Zijn vraagstelling was voornamelijk tegen [verzoeker sub 2] gericht en agressief. Uit zijn vragen bleek dat hij had geconcludeerd dat [verzoeker sub 2] bedragen zou hebben geleend waarvan terugbetaling werd gevorderd. Een dergelijke stelling was echter niet door P&B Diensten ingenomen of onderbouwd.
c. Na afloop van de zitting bleven de vertegenwoordiger van P&B Diensten en haar advocaat achter in de zittingzaal in aanwezigheid van de rechter. Pas na enige tijd verlieten de vertegenwoordiger van P&B Diensten en de advocaat de zaal.
d. In de rolbeslissing van 28 mei 2014 is door de rechter overwogen: ”voor zover mr. Maathuis in zijn e-mail van 7 mei 2014 heeft gewezen op het (grond)recht van hoor en wederhoor, heeft te gelden dat dit recht voldoende wordt gewaarborgd, nu het Gabion!Holding vrijstaat in hoger beroep te gaan van het tegen haar te wijzen vonnis op tegenspraak.” Door aldus te overwegen heeft de rechter er blijk van gegeven dat hij zich al een oordeel ten gronde gevormd heeft en dus vooringenomen is.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft het volgende naar voren gebracht. De eerste drie genoemde gronden hebben betrekking op de comparitie van partijen van 15 april 2014. Het wrakingsverzoek dateert van 6 juni 2014. Verzoekers dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het te laat is ingediend. Voor zover het verzoek niettemin ontvankelijk wordt verklaard wordt nog het volgende opgemerkt.
Ad a.
Het is niet ongebruikelijk dat comparitiezittingen zonder griffier plaatsvinden. Niet valt in te zien hoe de afwezigheid van een griffier de onpartijdigheid van een rechter negatief kan beïnvloeden. Ter zitting hebben partijen geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat geen griffier aanwezig was.
Ad b.
Er is niet door de rechter gezegd dat de zaak ”eigenlijk heel eenvoudig was”. De vordering is ter terechtzitting kort weergegeven. Dat er bedragen waren geleend stond tussen partijen vast. De discussie ging over de vraag door wie de bedragen waren geleend en op welke wijze zij dienden te worden terugbetaald. De vraagstelling was naar beide partijen kritisch maar niet agressief. Ter zitting is dit ook niet door [verzoeker sub 2] of diens advocaat naar voren gebracht.
Ad c.
Geïnsinueerd wordt dat na afloop van de zitting d.d. 15 april 2014 overleg zou zijn gevoerd tussen de rechter en uitsluitend de eiseres en haar advocaat. Dit is niet waar. De deur heeft nadat [verzoeker sub 2] en mr. Maathuis de zaal hadden verlaten voortdurend opengestaan. Het is niet juist dat eiseres en haar advocaat minutenlang in de zaal zijn geweest nadat [verzoeker sub 2] en mr. Maathuis de zaal hadden verlaten.
Ad d.
In de rolbeslissing d.d. 28 mei 2014 is niet kenbaar gemaakt op welke wijze de rechtbank de zaak ten gronde zal beslissen. Gabion!Holding heeft uitsluitend reden voor een beroep op het recht van hoor en wederhoor wanneer de vordering jegens haar door de rechtbank wordt toegewezen. Voor dat geval is in de beslissing overwogen dat Gabion!Holding hoger beroep kan instellen en dat daarmee genoemd recht afdoende is gewaarborgd.

5.Het standpunt van P&B Diensten

Namens P&B Diensten is het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van misbruik van procesrecht door indiening van het wrakingsverzoek. Het verzoek is uitsluitend gericht op vertraging, overeenkomstig de proceshouding van [verzoeker sub 2] in de hoofdprocedure. Het wrakingsverzoek is ingediend op 6 juni 2014, op een datum waarop nog slechts één werkdag lag tussen de indiening van het verzoek en de datum waarop vonnis was bepaald. Bovendien is het verzoek te laat ingediend. De gestelde omstandigheden hebben zich immers voorgedaan op een comparitiezitting van 15 april 2014. Tijdens de comparitiezitting was de rechter zeer rustig. Er was geen sprake van een agressieve vraagstelling.
Het is niet zo dat P&B Diensten en haar advocaat na de zitting nog minutenlang achterbleven in de zaal. Er is ook niets uitgewisseld, behalve een groet, tussen de rechter en P&B Diensten. Het wrakingsverzoek is een verkapt hoger beroep tegen de rolbeslissing van 28 mei 2014 waarin is geoordeeld dat sprake is van misbruik van (proces)recht.
Ten slotte voert P&B Diensten aan dat aan Gabion!Holding geen bevoegdheid toekomt tot het indienen van een wrakingsverzoek nu zij zich niet (tijdig) in de procedure had gesteld en dus geen partij was.

6.De beoordeling

Ten aanzien van Gabion!Holding
Ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Gabion!Holding is door P&B Diensten in de hoofdzaak gedagvaard. De beslissingen in de hoofdzaak hebben (mede) op haar betrekking. Gabion!Holding is dus aan te merken als "een partij" in de hoofdzaak in de zin van genoemd artikel en mag een wrakingsverzoek indienen.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Gabion!Holding is niet aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van 15 april 2014. In het wrakingsverzoek noch bij de mondelinge behandeling daarvan is door verzoekers onderbouwd in welk opzicht de rechterlijke onpartijdigheid jegens Gabion!Holding door de gebeurtenissen op 15 april 2014 geschaad zou zijn. De wrakingskamer gaat er dan ook van uit dat deze gebeurtenissen niet aan het wrakingsverzoek van Gabion!Holding ten grondslag zijn gelegd.
Voor zover het wrakingsverzoek gegrond is op de overwegingen van de rolbeslissing van 28 mei 2014 geldt het volgende. De rolbeslissing is een processuele beslissing. Uitgangspunt is dat een processuele beslissing geen grond vormt voor wraking van de rechter. Alleen indien die beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dat nu is hier niet het geval. De overweging van de rechter dat het Gabion!Holding vrijstaat in hoger beroep te gaan van het tegen haar te wijzen vonnis impliceert, anders dan Gabion!Holding stelt, niet dat de vordering tegen Gabion!Holding zal worden toegewezen.
Ten aanzien van [verzoeker sub 2]
Artikel 37, eerste lid, Rv schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra er feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. De gebeurtenissen tijdens de zitting van 15 april 2014 zijn op dat moment aan [verzoeker sub 2] bekend geworden. Het verzoek is pas gedaan op 6 juni 2014. Het verzoek is dus niet gedaan zodra deze feiten of omstandigheden waarop [verzoeker sub 2] zich beroept aan hem bekend zijn geworden.
[verzoeker sub 2] heeft nog aangevoerd dat de rolbeslissing van 28 mei 2014 voor hem de druppel was die de emmer deed overlopen. Hij heeft zijn wrakingsverzoek gegrond op de combinatie van de gebeurtenissen op de zitting en de rolbeslissing. Nu het verzoek kort na de rolbeslissing is gedaan, heeft hij – zo stelt hij – tijdig gewraakt.
De (motivering van de) rolbeslissing levert op zichzelf – zoals hierboven is overwogen – echter geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter jegens Gabion!Holding (laat staan jegens [verzoeker sub 2] ) een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij Gabion!Holding en/of [verzoeker sub 2] dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. Dat betekent dat naar het oordeel van de Wrakingskamer [verzoeker sub 2] de late indiening van zijn wrakingsverzoek niet kan rechtvaardigen met een verwijzing naar deze beslissing. De wrakingskamer komt aldus tot de beslissing dat het wrakingsverzoek van [verzoeker sub 2] , voor zover het is gegrond op de gebeurtenissen op 15 april 2014 te laat is gedaan (hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring in zijn verzoek) en voor zover het is gegrond op de rolbeslissing moet worden afgewezen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoeker sub 2] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking voor zover het is gebaseerd op de gebeurtenissen van de zitting van 15 april 2014;
- wijst voor het overige de verzoeken tot wraking van [verzoeker sub 2] en Gabion!Holding af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. M.R. Maathuis;
• P&B Diensten B.V. p/a haar advocaat mr. D.J.L.P. Oomens;
• de rechter mr. J.M.L. Luiten.
Deze beslissing is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, J. van Steen en G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.B van Amen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.