ECLI:NL:RBDHA:2014:17154
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. I.F. Dam, naar aanleiding van een zitting op 11 juni 2014, waar verzoeker beroep had ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie. Tijdens deze zitting was de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie al aanwezig in de zittingszaal, wat verzoeker deed vrezen voor een schijn van vooringenomenheid. Op 30 juni 2014 werd het wrakingsverzoek behandeld door de wrakingskamer, waarbij verzoeker zijn standpunt toelichtte. De kantonrechter was niet aanwezig en heeft geen verweer gevoerd.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer stelde vast dat het enkele feit dat de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie in de zittingszaal aanwezig blijft, niet op zichzelf voldoende is om te vrezen voor een gebrek aan onpartijdigheid. Verzoeker kon geen concrete aanwijzingen geven dat er voorafgaand aan de zitting contact was geweest tussen de kantonrechter en de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie over zijn zaak.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen grond was voor het vermoeden van partijdigheid en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.