In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een notaris, tegen een besluit van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de KNB, waarin haar verzoek om een betalingsregeling voor een bedrag van € 10.738,05 werd afgewezen. De KNB verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de betalingsregeling geen rechtsgevolg beoogde en dus niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Eiseres stelde dat zij als notaris, zijnde een ambtenaar volgens de Wet op het notarisambt (Wna), wel degelijk beroep kon instellen tegen de beslissing van de KNB.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet door de KNB tot notaris was benoemd en daarom niet in een ambtenaarrechtelijke gezagsverhouding tot de KNB stond. De rechtbank concludeerde dat alleen belanghebbenden die een besluit in de zin van artikel 8:1 van de Awb hebben ontvangen, bezwaar kunnen maken en beroep kunnen instellen. Aangezien de betalingsregeling in geschil geen betrekking had op een publiekrechtelijke geldschuld, was het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen civielrechtelijke en publiekrechtelijke geschillen en de voorwaarden waaronder een notaris als ambtenaar beroep kan instellen tegen besluiten van de KNB. De rechtbank wees erop dat de KNB optreedt als dienstverlener en niet als bestuursorgaan in deze context. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.