5.Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Gw is het geven van onderwijs vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen. Het vijfde lid van dit artikel bepaalt, voor zover van belang, dat de eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, bij de wet worden geregeld.
5.1.Uit artikel 1.9, eerste lid, en artikel 1.8, eerste lid, van de WHW vloeit voort dat de in de bijlage (http://wetten.overheid.nl/BWBR0005682/Bijlage/geldigheidsdatum_11-11-2013) van de wet onder a, c, h en j opgenomen instellingen, waaronder de HL, ten behoeve van het verzorgen van initieel onderwijs en, voorzover het universiteiten betreft, mede ten behoeve van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, aanspraak hebben op bekostiging uit ’s Rijks kas, voorzover aan de aan die instellingen verbonden opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding met positief gevolg hebben ondergaan.
5.2.Ingevolge artikel 2.5, eerste lid, van de WHW wordt de rijksbijdrage waarop de in artikel 1.9, eerste lid, van de WHW bedoelde aanspraak betrekking heeft, berekend op de grondslag van een algemene berekeningswijze. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de rijksbijdrage jaarlijks door Onze minister wordt vastgesteld in overeenstemming met het betreffende onderdeel van de voor dat begrotingsjaar vastgestelde rijksbegroting.
5.3.Artikel 2.6, eerste lid, van de WHW bepaalt dat de in artikel 2.5, eerste lid, bedoelde algemene berekeningswijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. De algemene berekeningswijze bevat voor alle instellingen of voor groepen van instellingen gelijkelijk geldende maatstaven. Deze maatstaven hebben betrekking op de aard en omvang van de werkzaamheden en op de uitvoering daarvan. Ingevolge het derde lid hebben de maatstaven wat betreft de instellingen voor hoger onderwijs, met uitzondering van de Open Universiteit, in elk geval betrekking op het aantal studenten en op de studieresultaten. De maatstaven kunnen verschillen per opleiding of groep van opleidingen.
5.4.Artikel 1.7a van de WHW, genaamd ‘Ruimte voor innovatie’, bepaalt in het eerste lid, voor zover van belang, dat bij wijze van experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het hoger onderwijs bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgeweken van: a. titel 2 van hoofdstuk 2 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0005682/Hoofdstuk2/Titel2/geldigheidsdatum_11-11-2013), (…). Het tweede lid bepaalt dat in geval van toepassing van het eerste lid bij algemene maatregel van bestuur in ieder geval wordt bepaald: a. het doel van het experiment, b. op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde hoofdstukken, titels of paragrafen wordt afgeweken, c. de duur van het experiment, en d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
5.5.Ingevolge artikel 2 van het Besluit wordt met het experiment prestatiebekostiging beoogd op basis van plannen van instellingen de prestaties van die instellingen door middel van bekostiging ten aanzien van de volgende aspecten te verhogen: a. onderwijskwaliteit en studiesucces; b. profilering en zwaartepuntvorming, en c. valorisatie. In artikel 4 van het Besluit is bepaald dat met het Besluit wordt afgeweken van de artikelen 2.5 en 2.6 van de WHW.
5.6.Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit kan Onze Minister op aanvraag aan een instelling voor het tijdvak 2013 tot en met 2017 bekostiging toekennen in verband met het doel, bedoeld in artikel 2 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0032163/geldigheidsdatum_11-11-2013). Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de WHW wordt een aanvraag voor bekostiging vóór 6 mei 2012 elektronisch en schriftelijk ingediend.
5.7.Artikel 8, eerste lid, van het Besluit bepaalt dat de aanvraag de plannen van de aanvrager voor het tijdvak 2013 tot en met 2015 betreft met betrekking tot: a. onderwijs-kwaliteit en studiesucces; b. profilering en zwaartepuntvorming, en c. valorisatie. Het tweede lid bepaalt dat voor het bepalen van de beoogde prestaties in 2015 ten aanzien van onderwijskwaliteit en studiesucces de aanvrager in ieder geval gebruik maakt van de indicatoren die in bijlage 2 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0032163/geldigheidsdatum_11-11-2013) bij dit besluit zijn opgenomen. Voor de indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces waarover geen landelijke gegevensbestanden beschikbaar zijn, gebruikt de aanvrager een eigen indicator. Ingevolge het derde lid omvat de aanvraag naast het weergeven van de beoogde prestaties: a. een beschrijving van het huidige instellingsprofiel; b. een analyse van de sterktes en zwaktes van de instelling; c. een beschrijving van de voorgenomen wijzigingen of aanscherpingen in het instellingsprofiel, en d. een beschrijving van de wijze waarop het instellingsbestuur werkgevers, studenten, docenten en onderzoekers of andere relevante belanghebbenden bij de besluitvorming over de ingediende plannen, bedoeld in het eerste lid, heeft betrokken.
5.8.Ingevolge artikel 9, zesde lid, van het Besluit beoordeelt de Minister de ingediende plannen aan de hand van het Beoordelingskader (bijlage 1). Het zevende lid bepaalt dat de Minister in individuele gevallen één of meer onderdelen van het Beoordelingskader buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing, gelet op het doel van het experiment, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.9.Ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Besluit wordt een toekenning van bekostiging voor onderwijskwaliteit en studiesucces berekend op basis van het aandeel van de aanvrager in de studentgebonden financiering, bedoeld in artikel 4.7 van het Besluit, en de onderwijsopslag in percentages, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het Besluit, van de desbetreffende groep instellingen voor het desbetreffende begrotingsjaar. Het vijfde lid bepaalt dat een toekenning van bekostiging voor profilering en zwaartepuntvorming wordt berekend door het beschikbare budget volgens de rekenregels die in het Beoordelingskader zijn opgenomen, te verdelen over de plannen die volgens dat Beoordelingskader voldoen aan de criteria, bedoeld in artikel 9 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0032163/geldigheidsdatum_11-11-2013).
5.10.Het Beoordelingskader vermeldt, voor zover van belang, het volgende: