ECLI:NL:RBDHA:2014:17020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verblijfsvergunning op basis van humanitaire gronden en toetsing aan artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2014 uitspraak gedaan in het beroep van een man van Angolese nationaliteit tegen de weigering van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De man had zijn aanvraag ingediend op basis van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking van niet-tijdelijke humanitaire gronden, en beroept zich op de overgangsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag op 17 juli 2013 had afgewezen en het bezwaar van de man op 13 januari 2014 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 10 november 2014 heeft de rechtbank de argumenten van de man gehoord, die stelde dat de weigering van de verblijfsvergunning in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De man betoogde dat hij sterke banden had opgebouwd in Nederland en dat zijn privéleven ernstig zou worden aangetast door terugkeer naar Angola. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de man niet voldeed aan de voorwaarden van de overgangsregeling, aangezien hij op de peildatum ouder was dan de vereiste leeftijd.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen sprake was van schending van artikel 8 EVRM. De rechtbank oordeelde dat de man zijn privéleven grotendeels had opgebouwd tijdens illegaal verblijf en dat de staatssecretaris voldoende had onderbouwd dat de weigering van de verblijfsvergunning niet in strijd was met de mensenrechten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat het primaire besluit niet was herroepen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen.