ECLI:NL:RBDHA:2014:16923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
C/09/466696 / KG RK 14-1065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van wrakingsverzoek in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon vinden in de gang van zaken tijdens een civiele procedure tegen Autobedrijf [X] B.V. Verzoekster had een eis in reconventie ingediend tegen [X] en was vertegenwoordigd door haar partner en haar gemachtigde, mr. G. Kramer. Tijdens de comparitie op 7 mei 2014, waar verzoekster niet zelf aanwezig was, maar door haar partner werd vertegenwoordigd, heeft de kantonrechter, mr. M.G.L. den Os-Brand, opmerkingen gemaakt die verzoekster als ongepast en vooringenomen heeft ervaren. Op 20 mei 2014 heeft verzoekster een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend, gedateerd op 19 mei 2014.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend. De gewraakte opmerkingen van de kantonrechter waren reeds tijdens de zitting op 7 mei 2014 bekend bij verzoekster en haar gemachtigde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen toereikende verklaring was gegeven voor het tijdsverloop van bijna twee weken tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder verzoekster, de kantonrechter en Autobedrijf [X] B.V.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2014/23
zaak-/rekestnummer: C/09/466696 / KG RK 14/1065
rolnummer hoofdzaak: 2752002 \ CV EXPL 14-603
datum beschikking: 14 juli 2014
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. G. Kramer;
strekkende tot wraking van:
mr. M.G.L. den Os-Brand
kantonrechter in de rechtbank Den Haag, hierna: de kantonrechter.
Belanghebbende is: de besloten vennootschap Autobedrijf [X] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
gemachtigde: mr. M.J. Alberts,
(hierna: [X]).

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoekster is in een civiele procedure gedagvaard door [X] (eiser in conventie, hierna: [X]) ter zake van niet betaalde facturen betreffende reparaties aan haar auto en kosten voor brandstof. Verzoekster heeft in conventie geantwoord en voorts een eis in reconventie genomen, te weten ontbinding van de koopovereenkomst van de auto en veroordeling tot betaling van de koopsom. Op 7 mei 2014 heeft ter terechtzitting bij de kantonrechter een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij de zaak gecombineerd is behandeld met een zaak waarin de partner van verzoekster, [partner verzoekster], door eiser is gedagvaard. Ter zitting is verzoekster niet verschenen en werd zij vertegenwoordigd door haar partner voornoemd, bijgestaan door mr. G. Kramer. Ter zitting van 7 mei 2014 werd eerst de zaak tegen [partner verzoekster] behandeld en daarna de zaak tegen verzoekster. De behandeling van de laatste zaak werd aangehouden tot een rolzitting op 21 mei 2014.
Op 20 mei 2014 is bij de rechtbank een schriftelijk wrakingsverzoek binnengekomen, gedateerd 19 mei 2014.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 30 juni 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. G. Kramer, is verschenen. Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. Verzoekster heeft het woord gevoerd.
Voorts is verschenen mr. M.J. Alberts, advocaat te Amsterdam, gemachtigde van [X]. Mr. Alberts heeft het woord gevoerd.
De kantonrechter is niet verschenen. Zij heeft schriftelijk verweer gevoerd, waarvan de wrakingskamer heeft kennisgenomen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Reeds bij aanvang van de comparitie, tijdens de behandeling van de zaak tegen [partner verzoekster], op 7 mei 2014 liet de kantonrechter van een geïrriteerde houding blijken. Bij de behandeling van de zaak van [verzoekster] liet de kantonrechter blijken dat klagen bij de wederpartij na 20 maanden niet voldeed aan de klachtplicht en dat [verzoekster] zeker niet kon bewijzen dat eerder dan na 20 maanden geklaagd was. Daarna liet de kantonrechter zich wederom geïrriteerd uit over een vermeend gelegd verband door [verzoekster] met een onlangs gepleegde brandstichting in de auto van [verzoekster], die gepleegd zou zijn door of in opdracht van [X]. De kantonrechter maakte een zeer ongepaste opmerking, te weten: ”misschien zit uw cliënte wel achter de brandstichting, want zij kan net zo goed een belang hebben bij de brand”. Deze opmerking, waarbij de kantonrechter vervolgens op geen enkele wijze heeft aangegeven begrip te hebben voor de impact die de brandstichting op [verzoekster] en haar gezin heeft gehad, alsmede het feit dat de wederpartij in de gelegenheid werd gesteld alsnog stukken in het geding te brengen, leiden tot de conclusie dat van vooringenomenheid sprake is, te meer nu de rechter in een eerder stadium al ten onrechte heeft nagelaten om de dagvaarding nietig te verklaren.
[X] werd ter terechtzitting in het geheel niet kritisch bevraagd, terwijl daar wel aanleiding voor was. De kantonrechter had zich voor de zitting al een oordeel gevormd.
[verzoekster] heeft belang bij een andere rechter in dit geding, ook omdat zij een eisvermeerdering overweegt in verband met aanspraken uit onrechtmatige daad van [X] en deze kantonrechter dit zeker niet zal toestaan.

4.Het standpunt van de kantonrechter

Het wrakingsverzoek is tardief gedaan nu de zitting op 7 mei 2014 plaatsvond en het verzoek pas op 20 mei 2014 is ingediend.
Voor zover verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek is de kantonrechter van mening dat het verzoek moet worden afgewezen.
Nu het wrakingsverzoek zich niet uitstrekt tot de procedure [X]/[partner verzoekster] is het gegeven dat de kantonrechter bij aanvang van de procedure reeds van een geïrriteerde houding blijk gaf niet relevant. Het klopt wel dat [partner verzoekster] kritisch is bevraagd.
De kantonrechter ontkent te hebben gezegd dat [verzoekster] ”zeker” niet kon bewijzen dat eerder dan na 20 maanden bij [X] is geklaagd. Wel is aan de gemachtigde van [verzoekster] gevraagd of zij kon bewijzen dat (en wanneer) zij eerder had geklaagd, waarop ontkennend werd geantwoord.
De gewraakte opmerking over de brandstichting heeft de kantonrechter wel gemaakt. De kantonrechter heeft uit de conclusie van antwoord van [verzoekster] alsmede uit een brief van haar gemachtigde d.d. 23 april 2014, opgemaakt dat [verzoekster] meent dat [X] iets te maken heeft gehad met de brandstichting in de auto. De kantonrechter heeft ter comparitie geconcludeerd dat [X] dit kennelijk ook zo heeft opgevat, door opmerkingen van zowel [X] als de gemachtigde van [verzoekster] die ter zitting werden gemaakt. Om de kwestie te relativeren heeft de kantonrechter partijen vervolgens voorgehouden dat het ook mogelijk is dat [verzoekster] achter de brandstichting zat, omdat zij net zo goed een belang zou kunnen hebben bij het uitbranden van de auto.
Tegen de processuele beslissing dat [X] nog stukken mag overleggen staat het middel van wraking in beginsel niet open en ook overigens is hier geen sprake geweest van vooringenomenheid van de kantonrechter.

5.Het standpunt van [X].

Mr. Alberts heeft zich geschaard achter het standpunt van de kantonrechter.

6.De beoordeling

Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra er feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan nu er tussen de comparitie van partijen op 7 mei 2014 en het op 20 mei 2014 bij de rechtbank binnengekomen wrakingsverzoek bijna twee weken zijn verstreken. Reeds ter terechtzitting van 7 mei 2014 zijn de gewraakte opmerkingen en handelingen van de kantonrechter de gemachtigde van verzoekster, alsmede haar partner, die haar ter zitting vertegenwoordigde, bekend geworden. De gemachtigde heeft ter terechtzitting geen wrakingsverzoek gedaan en er ook voor gekozen om ter zitting geen bezwaren tegen de gang van zaken op de zitting naar voren te brengen.
De wrakingskamer is van oordeel dat er omstandigheden denkbaar zijn, die er toe zouden kunnen nopen dat een wrakingsverzoek niet direct ter terechtzitting wordt ingediend, ook al zijn de feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, reeds ter terechtzitting bekend geworden.
Echter, door en namens verzoekster is geen toereikende verklaring gegeven waarom bijna twee weken is gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde nog wilde overleggen met de niet op de zitting aanwezige [verzoekster] rechtvaardigt niet dit tijdsverloop.
Het verzoek tot wraking is dan ook te laat gedaan en verzoekster dient daarom niet- ontvankelijk te worden verklaard.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoekster, p/a haar gemachtigde mr. G. Kramer;
- de kantonrechter mr. M.G.L. den Os-Brand;
- Autobedrijf [X] BV, p/a haar gemachtigde mr. M.J. Alberts.
Deze beslissing is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, J.A. van Steen en G.P. Verbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.