ECLI:NL:RBDHA:2014:16923
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van wrakingsverzoek in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon vinden in de gang van zaken tijdens een civiele procedure tegen Autobedrijf [X] B.V. Verzoekster had een eis in reconventie ingediend tegen [X] en was vertegenwoordigd door haar partner en haar gemachtigde, mr. G. Kramer. Tijdens de comparitie op 7 mei 2014, waar verzoekster niet zelf aanwezig was, maar door haar partner werd vertegenwoordigd, heeft de kantonrechter, mr. M.G.L. den Os-Brand, opmerkingen gemaakt die verzoekster als ongepast en vooringenomen heeft ervaren. Op 20 mei 2014 heeft verzoekster een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend, gedateerd op 19 mei 2014.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend. De gewraakte opmerkingen van de kantonrechter waren reeds tijdens de zitting op 7 mei 2014 bekend bij verzoekster en haar gemachtigde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen toereikende verklaring was gegeven voor het tijdsverloop van bijna twee weken tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder verzoekster, de kantonrechter en Autobedrijf [X] B.V.