ECLI:NL:RBDHA:2014:16847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
AWB 14-13531 en 14-13532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het rechtmatig verblijf van een Bulgaarse gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van eiseres, een Bulgaarse gemeenschapsonderdaan, tegen de beëindiging van haar rechtmatig verblijf in Nederland. Eiseres stelde dat zij sinds 13 mei 2008 in Nederland woont en hier arbeid heeft verricht. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij reële en daadwerkelijke arbeid als zelfstandige of werknemer heeft verricht. De rechtbank concludeerde dat de verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, terecht had vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad.

De rechtbank verwees naar het besluit van 30 december 2013, waarin het rechtmatig verblijf van eiseres werd beëindigd, en het daaropvolgende ongegrond verklaarde bezwaar van 28 mei 2014. Eiseres had verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor het treffen van deze voorziening, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

De rechtbank benadrukte dat het document dat aan eiseres op 28 september 2011 was verstrekt, slechts declaratoir van aard was en niet betekende dat haar verblijf rechtmatig was in de zin van het Unierecht. De rechtbank verwees ook naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die stelt dat het recht op verblijf voor gemeenschapsonderdanen afhankelijk is van het verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 14/13531 (beroep)
AWB 14/13532 (voorlopige voorziening)
V-nr: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 3 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedag] 1974, van Bulgaarse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna te noemen: eiseres,
mede namens
[eiseres]en
[eiseres 1 en 2], geboren op [geboortedag eiseres 1] 2003 en [geboortedag eiseres 2] 2005, van Bulgaarse nationaliteit
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 30 december 2013 heeft verweerder het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan van eiseres beëindigd. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 mei 2014 ongegrond verklaard.
Op 9 juni 2014 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2014. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1.
Eiseres is bij besluit van 28 september 2011 een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 verstrekt, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.
2. Naar aanleiding van een melding van de gemeente Amsterdam, dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt, is verweerder een onderzoek gestart naar het rechtmatig verblijf van eiseres.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit, zoals toegelicht in het verweerschrift, onder meer geconcludeerd dat eiseres nimmer rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres hier te lande reële en daadwerkelijke arbeid als zelfstandige heeft verricht met haar ondernemingen. Ten aanzien van de onderneming ‘[naam onderneming]’ is overwogen dat deze blijkens de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel op 31 mei 2008 is gevestigd en per 27 januari 2009 met haar werkzaamheden is gestaakt. Verder blijkt uit de stukken van de Belastingdienst, de stukken met betrekking tot de zakelijke rekening en het overzicht van de gewerkte uren niet dat eiseres winst heeft gemaakt met de onderneming. Ook uit de stukken die eiseres ten aanzien van de onderneming ‘[naam onderneming 2]’ heeft overgelegd blijkt niet dat zij winst heeft gemaakt met deze onderneming. Ten aanzien van de door haar gestelde schoonmaakwerkzaamheden die zij niet als zelfstandige zou hebben verricht, heeft verweerder overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij hierover inkomstenbelasting heeft betaald en dat er een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van haar is afgegeven. Deze arbeid is door verweerder derhalve niet betrokken bij de beoordeling of eiseres rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan. Verder is niet gebleken dat eiseres rechtmatig verblijf heeft als werkzoekende, nu niet is aangetoond dat zij op zoek is naar werk en een reële kans heeft op werk.
4.1
Op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie (voorheen de Europese Gemeenschap) dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
4.2
Richtlijn 2004/38EG is geïmplementeerd in onder andere artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000. Op grond van het eerste lid van dit artikel - voor zover van belang – heeft de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 (burger van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland) langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf in Nederland, indien hij:
a. in Nederland werknemer of zelfstandige is dan wel Nederland is ingereisd om werk te zoeken en kan bewijzen dat hij werk zoekt en een reële kans op werk heeft.
4.3
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) heeft iedere gemeenschapsonderdaan die reële en daadwerkelijke arbeid al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, aldaar rechtmatig verblijf. Volgens het HvJ moet het begrip reële en daadwerkelijke arbeid ruim uitgelegd worden. De omvang van de arbeid mag niet zo gering zijn dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. Dit criterium geldt zowel voor de werknemer als voor de zelfstandige. Zie onder meer de uitspraken van het HvJ van 3 juni 1986, C-139/85 (Kempf) en 4 februari 2010, C-14/09, LJN: BL4516 (Hava Genc).
4.4
In B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 is neergelegd dat verweerder in aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vb een burger van de Unie als werknemer of zelfstandige beschouwt als deze reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder geval sprake als:
- de inkomsten uit arbeid meer bedragen dan 50% van de toepasselijke bijstandsnorm; of
- de burger van de Unie ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd werkt.
5. Eiseres heeft gesteld dat zij sinds 13 mei 2008 in Nederland woont en dat zij hier te lande arbeid heeft verricht. De rechtbank stelt echter vast dat zij verweerders overwegingen, dat zij nooit reële en daadwerkelijke arbeid als zelfstandige of als werknemer heeft verricht, niet gemotiveerd heeft bestreden. Ook heeft eiseres haar standpunt dat zij op zoek is naar werk, op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres in Nederland nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad. Anders dan eiseres heeft betoogd, doet aan dit oordeel niet af de omstandigheid dat aan eiseres bij besluit van 28 september 2011 een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 is verstrekt. Het recht dat een gemeenschapsonderdaan kan verkrijgen om in een andere lidstaat te verblijven, wordt rechtstreeks toegekend door het EU-Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen. Een document als hierboven bedoeld is daarbij slechts declaratoir van aard. De enkele omstandigheid dat dit document op geldige wijze aan eiseres is uitgegeven, maakt niet dat daarmee haar verblijf rechtmatig in de zin van het Unierecht is geworden. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van het HvJ EU inzake Maria Dias (C-325/09, www.curia.eu).
Eiseres heeft tot slot nog aangevoerd dat er persoonlijke feiten en omstandigheden zijn die zich tegen verblijfsbeëindiging verzetten. Zoals reeds is overwogen, is ten aanzien van eiseres niet gebleken dat ooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan is ontstaan. Daaruit vloeit voort dat van een beëindiging van een verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan geen sprake is, zodat deze beroepsgrond reeds daarom faalt.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 14/13531,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 14/13532,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Tax, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2014.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: ST
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.