ECLI:NL:RBDHA:2014:16730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
394360 HAZA 11-1501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op octrooi- en merkrechten en schending samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak, die betrekking heeft op inbreuk op octrooi- en merkrechten en de schending van een samenwerkingsovereenkomst, zijn twee zaken gevoegd. De eerste zaak betreft AVO Anthurium [A] B.V. en BSP Nederland B.V. als gedaagden tegen New Jet System S.A.S., die als eiseres optreedt. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat de vordering van New Jet tegen AVO Anthurium [A] tot betaling van openstaande facturen onvoldoende gemotiveerd was en heeft New Jet in de proceskosten veroordeeld. In de reconventie heeft AVO Anthurium [A] geen getuigen laten horen, terwijl BSP in de tweede zaak getuigen heeft voorgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van AVO Anthurium [A] en BSP in de reconventie niet zijn geslaagd in het leveren van het hun opgedragen bewijs. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat La Gatta c.s. in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst, en heeft alle vorderingen in beide zaken afgewezen. De proceskosten zijn aan de zijde van de in het ongelijk gestelde partijen begroot op respectievelijk € 7.428,- voor New Jet, € 678,00 voor AVO Anthurium [A] en € 1.919,- voor AVO in de tweede zaak. Het vonnis is gewezen door mr. P. Burgers en openbaar uitgesproken op 31 december 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
Vonnis van 31 december 2014
in de zaak met zaaknummer / rolnummer : 394360 HAZA 11-1501 (zaak I) van:
de vennootschap naar vreemd recht
NEW JET SYSTEM S.A.S.,
gevestigd te Sirignano, Italië,
gekozen woonplaats te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A.C. van ‘t Hek te Bleiswijk,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1. AVO ANTHURIUM [A] B.V.,
gevestigd te Wateringen, gemeente Westland [1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie

2. BSP NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Den Haag,
gevoegde partij in conventie aan de zijde van Avo Anthurium [A] B.V.,
advocaat: mr. F.E. Boonstra te Noordwijk,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer : 399247 HAZA 11-2134 (zaak II) van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

1. AVO ANTHURIUMS B.V.,

2. AVO ANTHURIUM [A] B.V.,

3. BSP NEDERLAND B.V.,
alle gevestigd te Den Haag [2] ,
eiseressen,
advocaat: mr. F.E. Boonstra te Noordwijk,
tegen
1. de vennootschap naar vreemd recht
NEW JET SYSTEM S.A.S.,
gevestigd te Sirignano, Italië,
gekozen woonplaats te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
2.
FRANCESCO LA GATTA, handelende onder de naam Mist and More,
wonende te Bleijswijk, gemeente Lansingerland,
gedaagden,
advocaat: mr. A.C. van ’t Hek te Bleiswijk.
Partijen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als La Gatta c.s. (New Jet System S.A.S. en Francesco La Gatta
)en Avo (Avo Anthuriums B.V., Avo Anthurium [A] B.V. en BSP Nederland B.V.) en waar nodig afzonderlijk als New Jet, La Gatta, Avo Anthuriums, Avo Anthurium [A] en BSP.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedures in de feitelijk gevoegde zaken I en II blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2012;
- het tussenvonnis van 15 mei 2013;
- het proces-verbaal van enquête van 10 december 2013;
- de conclusies na enquête van BSP, respectievelijk La Gatta c.s. van 26 februari 2014.
1.2.
Bij vonnis van 23 april 2013 van de rechtbank Den Haag is Avo Anthurium [A] B.V. in staat van faillissement verklaard. De curator is bij exploot van 18 juli 2013 opgeroepen teneinde zich ex artikel 27 Faillissementswet (Fw) uit te laten over het al dan niet overnemen van de procedures in beide zaken. De curator heeft de procedures niet overgenomen. Aangezien New Jet, respectievelijk La Gatta c.s. in geen van beide zaken ontslag van instantie heeft verzocht is het geding voortgezet in zaak I in reconventie en in zaak II. In zaak I in reconventie heeft Avo Anthurium [A] geen getuigen laten horen. BSP heeft in zaak II wél getuigen voorgebracht. New Jet, respectievelijk La Gatta heeft afgezien van contra-enquête. Aangezien op het moment van faillietverklaring de procedure in conventie in zaak I reeds in staat van wijzen was, is daarin niet voortgeprocedeerd en kan daarin thans vonnis worden gewezen.
1.3.
Tenslotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.4.
Aangezien de rechter die het getuigenverhoor heeft afgenomen niet in staat is vonnis te wijzen, wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter.

2.De verdere beoordeling van de vorderingen in zaak I en zaak II

zaak I in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 15 mei 2013 heeft de rechtbank overwogen dat de vordering van New Jet tegen Avo Anthurium [A] tot betaling van de openstaande facturen dient te worden afgewezen als onvoldoende gemotiveerd, met veroordeling van New Jet in de proceskosten. De rechtbank zal deze overweging ten grondslag leggen aan de afwijzing van genoemde vordering.
2.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal New Jet worden veroordeeld in de kosten van het geding. Avo Anthurium [A] en BSP hebben in conventie aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aangezien de vordering in conventie geen betrekking heeft op rechten van intellectuele eigendom is genoemde regeling niet van toepassing. Daarom zal de rechtbank de proceskosten volgens het liquidatietarief berekenen. Aldus worden de kosten aan de zijde van Avo Anthurium [A] en BSP, inclusief die van het voegingsincident, tot op heden begroot op € 7.428,- waarvan € 1.744,- (€ 1.181,- + € 563,00 voor de eisvermeerdering) aan griffierecht en € 5.684,- (3 punten in de hoofdzaak en één punt in het incident à € 1.421,-) aan salaris voor de advocaat.
zaak I in reconventie en zaak II
2.3.
In het tussenvonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank overwogen dat (i) de door Avo Anthuriums in zaak II gestelde merkinbreuk dient te worden afgewezen omdat het merk HFFS niet door La Gatta c.s. is gebruikt, meer in het bijzonder omdat het merk niet op de verhandelde producten was aangebracht, en (ii) de door Avo Anthuriums in zaak II gestelde inbreuk op het octrooi en slaafse nabootsing door La Gatta c.s. in het licht van de betwisting van laatstgenoemde als onvoldoende gemotiveerd dient te worden afgewezen. Deze overwegingen zal de rechtbank ten grondslag leggen aan de afwijzing van het terzake door Avo Anthuriums gevorderde.
2.4.
Wat betreft het door Avo gestelde handelen van La Gatta c.s. in strijd met de overeenkomst d.d. 8 juni 2007 heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 27 oktober 2012 overwogen dat de overeenkomst rechtsgeldig door La Gatta c.s. is ontbonden per 19 februari 2011. Vervolgens zijn bij tussenvonnis van 15 mei 2013 BSP en Avo Anthurium [A] toegelaten tot het bewijs dat La Gatta c.s. vóór de ontbinding in strijd met de overeenkomst zou hebben gehandeld, meer in het bijzonder door eind 2010/begin 2011 offertes uit te brengen aan [X] B.V. (“[X]”) voor (onder meer) het ‘project Polen’, het ‘project Harg’ en het ‘project Molenhoek’.
2.5.
BSP heeft in het kader van haar bewijslevering drie getuigen voorgebracht:
- de heer [A], directeur van BSP;
- de heer [B], tussen 2007 en 2013 werkzaam als projectleider bij [X];
- de heer [C], technisch adviseur bij [X].
2.6.
Door de getuigen is onder meer verklaard met betrekking tot project Polen. De heer [A] heeft daaromtrent verklaard:

Met betrekking tot het project Polen verklaar ik dat in september 2010 de tekeningen aan ons zijn overgedragen en op basis daarvan calculaties zijn gedaan (…). Aan de hand van de calculaties zijn offertes uitgedaan naar [X]. De offerte van 6 december 2010 is de definitieve opdracht geworden van [X] aan BSP. (…). Met betrekking tot de offertes die La Gatta heeft uitgebracht verklaar ik dat hij zelf heeft gezegd dat hij die offertes heeft uitgebracht en hij heeft ook bedragen genoemd van projecten. Ik heb zijn offertes niet gezien. Ik heb ook medewerkers van [X] horen zeggen dat deze offertes zouden zijn uitgebracht.”
De heer [B] heeft omtrent project Polen verklaard:
“De exacte datum van de opdracht tussen [X] en JMP (het project Polen) weet ik niet, maar is volgens mij december 2010. (…) De uiteindelijke opdracht is bevestigd aan Mist and More. Als richtlijn voor de uitvoering werd de offerte van BSP gebruikt. (..) Wanneer is het project definitief gegund aan Mist and More? In de zomer van 2011 was dat het geval. Is daar een aanbieding voor gemaakt door Mist and More? Daarop antwoord ik: ja. Zijn daar dan nog stukken van? Daarop antwoord ik dat ik dat niet meer weet. Kan het zijn dat die stukken dan in december 2010, januari of februari 2011 door Mist and More aan [X] zijn verstrekt? Daarop antwoord ik: dat lijkt mij stug in verband met de situatie met betrekking tot het project Harg. Ik mocht geen overeenkomst in naam van [X] sluiten. Ik had wel als taak een overeenkomst te initiëren om een overeenkomst te sluiten.”
De heer [C] heeft omtrent project Polen verklaard:

Ik ben op zoek gegaan naar stukken die betrekking hebben op de projecten Harg, Molenhoek en Polen van Mist and More die betrekking hadden op aanbiedingen aan [X]. Het eerste stuk dat ik met betrekking tot het project Polen ben tegengekomen betreft een aanbieding aan [X] van Mist and More van 16 mei 2011. (…) Weet u waarom de uiteindelijke opdracht met betrekking tot het project Polen niet is gegund aan BSP? De exacte reden weet ik niet meer. Als Mist and More een offerte had uitgebracht voor mei 2011, had u daar dan van af geweten? Ja, dan zou ik dat hebben moeten weten.
2.7.
Gezien het tussen partijen in hun conclusies na enquête gevoerde debat beperkt dit deel van het geschil zich nog slechts tot de vraag of La Gatta c.s. eind 2010/begin 2011 offertes heeft uitgebracht aan [X] met betrekking tot project Polen.
2.8.
De rechtbank leidt - met BSP - uit hetgeen de getuigen hebben verklaard af dat project Polen oorspronkelijk was gegund aan Avo, en dat [X] voor de feitelijke uitvoering uiteindelijk heeft gekozen voor La Gatta c.s.. De heer [A] verklaart dat hij zich kan herinneren dat La Gatta en medewerkers van [X] hebben gezegd dat bedoelde offertes zijn uitgebracht. [A] verklaart echter niet omtrent het tijdstip waarop dit zou zijn gebeurd. Als al enig tijdstip valt af te leiden uit de verklaringen van de (andere) getuigen is dat (niet eerder dan) 16 mei 2011 ([A]: “
Kan het zijn dat die stukken dan in december 2010, januari of februari 2011 door Mist and More aan [X] zijn verstrekt? (…) dat lijkt mij stug in verband met de situatie met betrekking tot het project Harg. Ik mocht geen overeenkomst in naam van [X]sluiten”, en [C]: “
Het eerste stuk dat ik met betrekking tot het project Polen ben tegengekomen betreft een aanbieding aan [X] Van Mist and More van 16 mei 2011”). Omdat naar het oordeel van de rechtbank 16 mei 2011 niet valt binnen de periode “eind 2010/begin 2011”, volgt uit de verklaringen van de getuigen niet dat enige offerte(s) met betrekking tot project Polen aan [X] is(zijn) uitgebracht eind 2010/begin 2011. In ieder geval ontbreekt elk bewijs dat offertes zijn uitgebracht vóór 19 februari 2011 voor het project Polen of enig ander project.
2.9.
De conclusie uit het voorgaande is dat BSP en Avo Anthurium [A] niet zijn geslaagd in het leveren van het hun opgedragen bewijs. Daarom is niet komen vast te staan dat La Gatta c.s. in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst. Alle vorderingen in zaak I in reconventie en in zaak II zullen daarom worden afgewezen.
2.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Avo Anthurium [A] in zaak I in reconventie worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van New Jet tot op heden begroot op € 678,00 (3 punten à € 452,00 x 0,5 voor reconventie) aan salaris voor de advocaat. Als de in het ongelijk gestelde partij in zaak II zal Avo worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van La Gatta c.s. tot op heden begroot op € 1.919, -, waarvan € 563,00 aan griffierecht en € 1.356,- (3 punten à € 452,00) aan salaris voor de advocaat.

3.Beslissing

De rechtbank:
in de zaak met zaaknummer / rolnummer : 394360 HAZA 11-1501 (zaak I)
in conventie
  • wijst de vorderingen af;
  • veroordeelt New Jet in de kosten van het geding, aan de zijde van Avo Anthurium [A] en BSP tot op heden begroot op € 7.428,- waarvan € 5.684,- aan salaris voor de advocaat;
  • verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
  • wijst de vorderingen af;
  • veroordeelt Avo Anthurium [A] in de kosten van het geding, aan de zijde van New Jet tot op heden begroot op € 678,00 aan salaris voor de advocaat;
in de zaak met zaaknummer / rolnummer : 399247 HAZA 11-2134 (zaak II):
  • wijst de vorderingen af;
  • veroordeelt Avo in de kosten van het geding, aan de zijde van La Gatta c.s. tot op heden begroot op € 1.919, -, waarvan € 1.356,- aan salaris voor de advocaat;
  • verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 31december 2014.

Voetnoten

1.volgens de uitgebrachte dagvaarding
2.volgens de uitgebrachte dagvaarding