In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 9 december 2014 een verzoek tot wraking behandeld van een verzoeker die betrokken was bij een belastinggeschil met de Belastingdienst. De verzoeker had eerder een aanhoudingsverzoek ingediend, dat door de rechtbank was afgewezen. De verzoeker, die lijdt aan het aspergersyndroom, stelde dat hij niet in staat was om zelf ter zitting het woord te voeren en vroeg om uitstel om zich te laten bijstaan door een gemachtigde. De wrakingskamer heeft het verzoek om aanhouding afgewezen en het wrakingsverzoek van de verzoeker buiten behandeling gelaten, omdat het verzoek kennelijk misbruik van het rechtsmiddel wraking opleverde. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om geen aanhouding te verlenen een procedurele beslissing is die in principe geen grond voor wraking oplevert. De verzoeker had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker misbruik had gemaakt van het wrakingsinstrument en dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld van de uitkomst.