ECLI:NL:RBDHA:2014:16694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
c-09-447169 FA RK 13-5568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2014 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift dat op 18 juli 2013 was ingediend door verzoekster, die woonachtig is in Duitsland. De rechtbank had eerder, op 14 oktober 2013, aan verzoekster bevolen om de vermiste persoon, geboren op een onbekende datum en plaats, op te roepen om te verschijnen ter zitting op 27 januari 2014. Deze oproep diende te worden gepubliceerd in zowel een Nederlands als een Duits dagblad, alsook in de Nederlandse Staatscourant. Op de zitting van 27 januari 2014 was verzoekster aanwezig, vergezeld door haar advocaat, maar de vermiste was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd dat de vermiste nog in leven is. Een tip van de politie heeft niet geleid tot aanwijzingen dat de vermiste nog leeft. Gezien het feit dat er sinds 4 juli 2008 niets meer van de vermiste is vernomen, heeft de rechtbank op basis van artikel 1:414, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek vastgesteld dat de vermiste op 5 juli 2008 als overleden wordt beschouwd. Tevens is bepaald dat de kosten die verzoekster heeft gemaakt, ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.

De beschikking is gegeven door de rechters A.M. Brakel, I.D. Bellaart en J. Brandt, met mr. M. Pereira Horta-van Dijk als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 maart 2014. De rechtbank heeft in haar beslissing de eerdere overwegingen gehandhaafd en de verzoeken van verzoekster toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-5568
Zaaknummer: C/09/447169
Datum beschikking: 10 maart 2014

Verklaring rechtsvermoeden van overlijden

Beschikking op het op 18 juli 2013 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster],

verzoekster,
wonende te[woonplaats], Duitsland,
advocaat mr. drs. F. Beenhakker te Groningen.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 14 oktober 2013 is aan verzoekster bevolen de vermiste[de vermiste]
[de vermiste],geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats], bij advertentie met inachtneming van een termijn van een maand op te roepen om te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2014 te 10.20 uur, teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken, met bepaling vorenvermelde oproep aan te kondigen in een landelijk verschijnend dagblad in Nederland en in Duitsland, alsmede in de Nederlandse Staatscourant.
Verzoekster heeft bij brief van [datum] een exemplaar van het Nederlandse dagblad [naam krant] en van het Duitse dagblad de [naam krant] overgelegd, alsmede een exemplaar van de Nederlandse Staatscourant, met daarin een oproeping van de vermiste voor voormelde zitting.
Op 27 januari 2014 is de zaak ter terechtzitting behandeld door mr. J. Brandt, rechter-commissaris. Hierbij zijn verschenen: verzoekster, met haar advocaat.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verzoekster heeft de vermiste bij advertentie opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2014 te 10.20 uur, teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken. De oproeping is aangekondigd op zaterdag[datum] in het in Nederland landelijk verschijnend dagblad [naam krant] en op zaterdag [datum] in het in Duitsland landelijk verschijnend dagblad [naam krant] alsmede in de Nederlandse Staatscourant van [datum].
De vermiste is niet verschenen, noch is iemand voor hem opgekomen die behoorlijk van het in leven zijn van de vermiste heeft doen blijken.
Door een medewerker van Politie Limburg-Zuid, afdeling recherche, is kort voor de mondelinge behandeling contact opgenomen met de rechtbank. Te kennen is gegeven dat met betrekking tot vermiste een tip is binnengekomen, maar dat natrekking van deze tip niet heeft geleid tot enige aanwijzing dat vermiste nog leeft. Nu de recherche geen aanleiding heeft gezien om nader onderzoek te verrichten, is de rechtbank van oordeel dat uit voormelde tip niet is gebleken dat vermiste nog in leven is.
Het verzoek is thans, mede gelet op hetgeen is overwogen in de beschikking d.d. 14 oktober 2014, voor toewijzing vatbaar.
Als dag waarop de vermiste wordt vermoed te zijn overleden zal de rechtbank, op grond van artikel 1:414, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), vaststellen 5 juli 2008, zijnde de dag volgend op die van de laatste tijding van zijn leven. Immers sinds 4 juli 2008 is niets meer van de vermiste vernomen.
Voorts zal de rechtbank bepalen dat de kosten die verzoekster als bedoeld in artikel 1:413 lid 1 BW heeft gemaakt, ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart dat sinds 5 juli 2008 rechtsvermoeden van overlijden bestaat van:
[de vermiste], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
zoon van [naam], en [naam];
bepaalt dat de kosten die verzoekster als bedoeld in artikel 1:413 lid 1 Burgerlijk Wetboek heeft gemaakt ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, I.D. Bellaart en J. Brandt, bijgestaan door mr. M. Pereira Horta-van Dijk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2014.