Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2013 (met producties);
- de conclusie van antwoord (met producties);
- het tussenvonnis van 21 augustus 2013, waarbij een comparitie van partijen voor de meervoudige kamer is bepaald;
- de brief van 13 maart 2014 van de zijde van [A] met aanvullende producties 26 en 27;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen voor de meervoudige kamer van 27 maart 2014 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
vehicle rear seat”voor (onder meer) de Nederlandse markt. Het octrooi zag op een inbouwkit voor gordelframes als onderdeel van een inbouwproduct voor het vervaardigen van achterbanken in bedrijfsauto’s. Een gewone bestelbus heeft één zitrij. Door het creëren van een dubbele cabine met een extra zitrij in een bestelwagen kunnen op twee zitrijen (voorin en achterin) personen worden vervoerd, terwijl er nog steeds een aanzienlijke laadruimte overblijft, die door een schot (scheidingswand) wordt afgescheiden van de achterste zitrij. Het octrooi van [A] had betrekking op een systeem voor veiligheidsgordels in dubbelcabines. Het wezenlijke kenmerk van het octrooi betrof het aanbrengen van een stijve trekarm (door partijen ook ‘gordelframe’ genoemd) die is bevestigd enerzijds aan de bovenkant van de rugleuning van de achterbank en anderzijds aan de C-stijl van het voertuig en/of aan een vloergedeelte van het voertuig, op een punt dat is gelegen achter die rugleuning, welke trekarm, aldus conclusie 1 van het octrooi ‘
bij een calamiteit optredende trekkrachten op de veiligheidsgordel (...) kan opnemen”.
Primastar, Opel
Vivaro en Renault
Trafic – ook wel PVT-bedrijfswagens genoemd – waaraan veiligheidsgordels gemonteerd konden worden. Pewe heeft in 2003 exclusieve distributieovereenkomsten gesloten met ABK en Transcare, op grond waarvan Pewe gordelframes leverde, en ABK en Transcare kunststofdelen toevoegden en de gordelcabines aan inbouwbedrijven leverden (die de cabines dan zelf moesten inbouwen).
3.Het geschil
tabel 1), met als aanvangsdatum 4 juli 2003 (het moment dat [A] bij Pewe conservatoir beslag heeft gelegd.
(6 mnd)
tabel 4vermelde winstderving, met dien verstande dat hierop nog in mindering wordt gebracht een bedrag van € 54.000 voor ontwikkelingskosten voor nieuw te ontwikkelen gordelframes (buiten de reeds bestaande frames voor PVT-bedrijfswagens) en € 17.113 aan door Pewe gerealiseerde winst in de periode 2003-2005 op de verkoop van aangepaste gordelframes voor de PVT-bedrijfswagens (welke frames niet aan de C-stijl, maar achter de C-stijl werden gemonteerd).
primairdat Pewe enige schade heeft geleden als gevolg van de (dreiging) van executie door [A]. Voor zover van enige schade mocht blijken, voert [A]
subsidiairaan dat het vereiste causale verband tussen deze schade en de aan [A] verweten onrechtmatige daad ontbreekt en
meer subsidiairde omvang van de schade.
4.De beoordeling
onrechtmatige (dreiging van) executie” door [A]. Daarmee liggen ook de conservatoire beslagleggingen aan de verwijzing naar de schadestaatprocedure ten grondslag. De rechtbank zal de onrechtmatige gedragingen van [A] in het kader van de handhaving van haar octrooi en de executiematregelen hierna aanduiden als: “de onrechtmatige executie”.
voordelenPewe in dit geval zou hebben kunnen genieten bij het achterwege blijven van de onrechtmatige executie, maar onderzocht moet worden welke
schade, gezien de omstandigheden van het concrete geval, als een redelijkerwijs te verwachten gevolg van die onrechtmatige executie kan worden beschouwd.
addressable market”). Beiden hebben zich gebaseerd op gegevens van de RDC en zij hebben vrijwel dezelfde correcties gemaakt, zoals (i) het ontbreken van historische informatie, immers naarmate de tijd verstrijkt zal het aantal oorspronkelijk geregistreerde auto’s afnemen, bijvoorbeeld als gevolg van export, het total loss raken e.d.), (ii) chassiscabines of pick up-trucks met een open laadruimte die niet kunnen worden omgebouwd, en (iii) niet-Pewe merken of typen. De rechtbank heeft voor de berekening aansluiting gezocht bij de cijfers afkomstig van de RDW-bestanden van [A] omdat deze het meest gedetailleerd zijn als het gaat om de registraties in de jaren 2003, 2004 en 2005.
tabel 5). Deze aantallen wijken niet veel af van de cijfers, die Joling en Mossel in hun rapport op pagina 18 geven (en hiervoor in
tabel 2zijn vermeld). De door Mossel en Joling aldaar in percentages weergegeven marktaandelen van verschillende typen bedrijfswagens, welke marktpercentages door [A] niet zijn betwist, leveren vervolgens voor het aandeel PVT-bedrijfswagens percentages op van 21% voor 2003 is totaal 2.238 stuks (2.268 bij Joling en Mossel), 21,4% in 2004 is totaal 3.134 stuks (3.178 bij Joling en Mossel) en 20,2% in 2005 is totaal 2.292 stuks (2.318 bij Joling en Mossel). De rechtbank gaat dan ook van deze aantallen uit bij de vaststelling van de beschikbare markt voor Pewe (zie
tabel 5onderaan).
meteen typegoedkeuring die door de fabrikant of importeur via een preferred suppliership reeds zijn voorzien van een dubbele cabine. Pewe zou volgens [A] slechts toegang hebben tot 10% van eerdergenoemde markt (totaal 883 stuks bedrijfswagens in 2003), terwijl [A] geen enkele verklaring heeft gegeven voor het vaststaande gegeven dat Pewe in 2003 (tweede kwartaal) aan ABK al 51 gordelframes heeft verkocht. In dat licht is het onderscheid dat [A] maakt tussen registraties van bedrijfswagens met en zonder typegoedkeuring van minder gewicht, alleen al omdat die geëxtrapoleerde gegevens van de RDC niet stroken met de daadwerkelijke verkopen door Pewe. Zuijderwijk heeft dit overigens in zijn rapport reeds geconstateerd, maar hiervoor geen onderbouwde verklaring gegeven. Volgens Zuijderwijk bestonden die verkopen voornamelijk uit kunststofonderdelen en niet uit complete gordelcabines, maar [A] heeft die suggestie verder niet getoetst aan de werkelijkheid, terwijl dit wél van haar had mogen worden verwacht.
Nefalit/C.en 24 december 2010, LJN BO1799, NJ 2011/251,
Fortis/B.). Immers er bestaat onzekerheid over het bewijs van het oorzakelijk verband, omdat de schade bestaande uit de gederfde winst nà de datum van het faillissement kan zijn veroorzaakt (i) hetzij door de executiemaatregelen van [A], (ii) hetzij door een voor risico van Pewe komende omstandigheid, namelijk de reeds bestaande slechte financiële situatie, (iii) hetzij door een combinatie van oorzaken.
Andere modellen zullen volgen”.Daarenboven staat – ook in de visie van Veap – vast dat na het wegvallen van Pewe, de markt op dit vlak niet gemakkelijk is opgevuld door een nieuwe fabrikant. De markt was competitief, terwijl Veap bovendien niet heeft weersproken dat het onrendabel is om voor typen waarvoor op korte termijn een nieuwe uitvoering werd aangekondigd, nog een ontwikkeltraject in te gaan. In 2003/2004 was reeds bekend dat in 2006 de Citroën Jumper, Fiat Ducato en Peugeot Boxer en de Mercedes Sprinter en Volkswagen LT vervangen zouden worden door een nieuwe type, zo heeft [A] onweersproken aangevoerd.
tabel 6: