Uitspraak
Rechtbank Den HAAG
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 9 december 2014 ingekomen verzoek van:
[vader],
[moeder],
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek (zonder bijlagen);
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de vader verzocht om de teruggeleiding van zijn zoon naar België, terwijl de moeder zich verzet op basis van de weigeringsgronden van artikel 13 lid 1 sub b en lid 2 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De moeder heeft daarnaast zelfstandig verzocht om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming en, subsidiair, de benoeming van een bijzondere curator. De rechtbank heeft op 19 december 2014 de zelfstandige verzoeken van de moeder afgewezen, omdat deze niet passen binnen het beoordelingskader van de teruggeleidingsprocedure. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren voor de benoeming van een bijzondere curator, gezien de standpunten van partijen. De vader's verzoek werd later behandeld door de meervoudige kamer, die op 26 januari 2015 uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet kon aantonen dat er een ernstig risico bestond voor de minderjarige bij terugkeer naar België. De rechtbank benadrukte het belang van contactherstel tussen de vader en de minderjarige en adviseerde de vader om professionele hulp in te schakelen in België voor de minderjarige, om zo de emotionele schade te verhelpen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden voor verdere beoordeling.