Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
1.De voorgeschiedenis en het procesverloop
2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van verzoeker
‘het slachtoffer, [voor- en achternaam]’enkel heeft willen zeggen
‘dat [voor- en achternaam], blijkens de dagvaarding het slachtoffer in deze zaak is’. Verzoeker kan dit woordgebruik van de rechter-commissaris niet anders opvatten dan dat er inderdaad sprake is van vooringenomenheid aan de zijde van de rechter-commissaris. Volgens verzoeker zijn de bewoordingen van de rechter-commissaris te beslist en ligt daarin het oordeel besloten dat de aangever niet alleen aangifte heeft gedaan van de verzoeker verweten gedraging, maar ook dat hij volgens de rechter-commissaris – reeds voordat er een beslissing is genomen over de bewezenverklaring van het tenlastegelegde – daadwerkelijk slachtoffer is van de verzoeker verweten strafbare feiten. Volgens verzoeker lijkt de rechter-commissaris hiermee een oordeel te hebben gegeven over een wezenlijk onderdeel en/of de achtergrond van de uiteindelijk in de strafzaak te nemen (eind)beslissingen.