ECLI:NL:RBDHA:2014:16655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
C/09/473641 / KG RK 14-1814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in administratieve sanctiezaak

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. E. Weiss, naar aanleiding van een administratieve sanctie opgelegd door de officier van justitie. Verzoeker stelde dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie al in de zittingszaal aanwezig was voordat zijn zaak werd behandeld, wat volgens hem een schending van de onpartijdigheid van de rechter inhield. De wrakingskamer heeft op 20 oktober 2014 het verzoek tot wraking behandeld, waarbij verzoeker zijn standpunt heeft toegelicht en de kantonrechter schriftelijk verweer heeft gevoerd. De wrakingskamer oordeelde dat de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de officier van justitie in de zittingszaal niet automatisch leidt tot een vermoeden van vooringenomenheid van de kantonrechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen bewijs dat de kantonrechter in zijn onpartijdigheid tekortschiet. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 november 2014.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2014/52
zaak-/rekestnummer: C/09/473641 / KG RK 14-1814
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 2693722 MB VERZ 14-142
datum beschikking: 3 november 2014
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. E. Weiss,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter).
Belanghebbende is het Openbaar Ministerie.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld bij de kantonrechter tegen een beslissing van de officier van justitie gegeven naar aanleiding van het administratief beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen een opgelegde administratieve sanctie.
Op 28 augustus 2014 is er een (zogenaamde Mulder)zitting geweest van de kantonrechter in de rechtbank te Den Haag in verband met dit beroep. Ter zitting heeft de verzoeker de kantonrechter gewraakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 20 oktober 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.
De kantonrechter heeft schriftelijk verweer gevoerd. Zij is ook ter zitting verschenen en heeft haar verweer nader toegelicht.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker stelt dat voor de behandeling van zijn beroep de vertegenwoordiger van de officier van justitie al in de zittingszaal aanwezig was. Verzoeker is van mening dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie voor het uitroepen van een zaak, en derhalve ook tussen het sluiten van het onderzoek in de ene zaak en het uitroepen van de volgende zaak, niet samen met de kantonrechter in de zittingszaal kan blijven. De kantonrechter dient daar op toe te zien. De wrakingskamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een vergelijkbare zaak het wrakingsverzoek toegewezen (ECLI:NL:GHARL:2014:6715). Volgens verzoeker heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met deze uitspraak duidelijk het signaal gegeven dat de voortdurende aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de officier van justitie in de zittingszaal niet wenselijk en een grond voor wraking is. Volgens verzoeker moet de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag de uitspraak van de wrakingskamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter voert aan dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou blijken dat sprake is van vooringenomenheid of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uit de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de officier van justitie in de zittingszaal kan niet worden opgemaakt dat de kantonrechter blijk geeft van vooringenomenheid. Van overleg met de vertegenwoordiger van de officier van justitie over de zaak van verzoeker is volgens de kantonrechter geen sprake geweest. Daarbij komt dat het gaat om een openbare zitting, waarbij het elke verzoeker vrij staat om alvast in de zittingszaal plaats te nemen in afwachting van het uitroepen van zijn zaak.
De kantonrechter heeft verder naar voren gebracht dat indien verzoeker vindt dat de gang van zaken tijdens Mulderzittingen moet veranderen, wraking niet het middel is om dit standpunt op de agenda te zetten.

5.De beoordeling

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat in bestuursrechtelijke zittingen als de onderhavige de vertegenwoordiger van de officier van justitie vaak tussen de (veelheid van) zaken door, uit pragmatische en/of efficiencyoverwegingen in de zittingszaal aanwezig blijft.
Het principiële standpunt van verzoeker dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie tussen het doen van een uitspraak of het sluiten van het onderzoek in de ene zaak en het uitroepen van de volgende zaak niet in de zaal aanwezig mag blijven, levert naar het oordeel van de wrakingskamer als zodanig geen grond op voor wraking. Aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de officier van justitie in de zittingszaal samen met de rechter buiten de behandeling van zaken door geeft op zichzelf immers geen grond te vrezen dat het de behandelend rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat de zittingen waarom het in deze zaak gaat openbaar zijn en dat de zaal waar de zitting plaatsvindt op ieder moment tijdens die zitting betreden kan worden door toehoorders.
De wrakingskamer stelt voorts vast dat verzoeker het verweer van de kantonrechter dat zij op geen moment buiten de aanwezigheid van verzoeker met de vertegenwoordiger van de officier van justitie over de zaak van verzoeker heeft gesproken, niet heeft weersproken. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat vooraf overleg tussen de kantonrechter en de vertegenwoordiger van de officier van justitie niet heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat – anders dan in de zaak waarover het gerechtshof in Leeuwarden oordeelde – ook overigens niet is gebleken van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid aan de zijde van de kantonrechter. Voor zover de wrakingskamer al reden zou moeten hebben om het oordeel van de wrakingskamer van een ander – niet hoger – rechtscollege (in een vergelijkbare zaak) te volgen, wijkt de wrakingskamer in de onderhavige zaak reeds daarom af van het voor verzoeker belangrijke oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek tot wraking van de kantonrechter zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de kantonrechter mr. E. Weiss;
• de belanghebbende, het Openbaar Ministerie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.G.M. van Rens, H.M.D. de Jong en M. Knijff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2014.