Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
[belanghebbende],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. F.A.M. Veraart, door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een comparitie van partijen in een civiele procedure over de ontbinding van een huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur. Verzoeker stelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en onvoldoende gelegenheid bood om zijn standpunten naar voren te brengen. Tijdens de zitting zou de kantonrechter hebben gelachen en haar hoofd hebben geschud bij het eindvoorstel van verzoeker.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de gronden voor wraking niet voldoende waren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde feiten en omstandigheden gaven geen aanleiding om te vrezen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter partijen voldoende gelegenheid had gegeven om hun standpunten te bespreken en dat het niet onpartijdig handelen van de rechter niet was aangetoond. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.