Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
1.de vennootschap onder firma [verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5],
[belanghebbende],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2014 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door een vennootschap onder firma en enkele natuurlijke personen, die betrokken waren in een civiele procedure tegen een commanditaire vennootschap. De verzoekers voerden aan dat de kantonrechter vooringenomen was, onder andere vanwege opmerkingen die tijdens een comparitie op 29 oktober 2013 waren gemaakt en het zoekraken van een processtuk. De kantonrechter had op 2 april 2014 verzocht om een akte die eerder in het dossier was opgenomen opnieuw in te dienen, wat door de verzoekers als partijdig werd ervaren.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien er bijna een half jaar was verstreken tussen de comparitie en de indiening van het wrakingsverzoek. De verzoekers hadden niet onmiddellijk gereageerd op de vermeende vooringenomenheid van de kantonrechter. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking moet worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kunnen trekken.
Daarnaast oordeelde de wrakingskamer dat de kantonrechter niet de schijn van partijdigheid had gewekt. De verzoekers hadden de mogelijkheid om de ontbrekende akte opnieuw in te dienen, wat aantoont dat de kantonrechter zich neutraal opstelde. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en verklaarde de verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek voor zover dit betrekking had op de comparitie van 29 oktober 2013. De procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.