ECLI:NL:RBDHA:2014:16598
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van terugkeerbesluit wegens rechtmatig verblijf van eiser na Dublin-overdracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Bongaarts, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door S. Faddach. Eiser, geboren op 16 februari 1982 en van Marokkaanse nationaliteit, had in juli 2013 asiel aangevraagd in Luxemburg. Na een overnameverzoek op grond van de Dublinverordening werd eiser op 13 maart 2014 door de Luxemburgse autoriteiten aan Nederland overgedragen, waarbij hem een terugkeerbesluit werd opgelegd. Dit besluit hield in dat eiser de Europese Unie binnen achtentwintig dagen diende te verlaten.
Eiser heeft tegen dit terugkeerbesluit beroep ingesteld, stellende dat hij rechtmatig verblijf had op basis van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland, als verantwoordelijke lidstaat, na de overdracht diende te beslissen op het asielverzoek dat eiser in Luxemburg had ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had bestreden dat Luxemburg nooit op de asielaanvraag had beslist en dat Nederland evenmin op die aanvraag had beslist. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser ten tijde van het bestreden besluit rechtmatig verblijf had.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het terugkeerbesluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van de procedure tot een bedrag van € 974,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.