Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] B.V.,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
De onderneming [eiseres] BV is van start gegaan in 2006. Op 3 december 2012 zijn de statuten gewijzigd en opereert deze BV tevens onder de handelsnaam [eiseres 2] die bedrijfsactiviteiten uitvoert in het kader van uitwisseling van au pairs. Eiseres heeft een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 overgelegd, die gedateerd is op 31 mei 2013. De voorliggende aanvraag is ingediend op 5 juni 2013. Daarbij is een ondernemingsplan overgelegd. Op 3 september 2013 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), voorheen Agentschap.nl, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, een negatief advies uitgebracht inzake het ondernemingsplan omdat het, samengevat, geen inzicht geeft in het marktpotentieel van de onderneming.
a. een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 afgegeven door de rijksbelastingdienst die op de datum van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden, of
b. een machtiging aan de Minister om de verklaring, bedoeld onder a, bij de rijksbelastingdienst op te vragen.
In het tweede lid is bepaald dat in afwijking van het eerste lid de aanvrager desgevraagd een ondernemingsplan verstrekt indien de onderneming nog geen verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invoering 2008 over kan leggen.
Op grond van artikel 1.13, derde lid, VV wordt het ondernemingsplan, bedoeld in het tweede lid, voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de startende onderneming voldoende is gewaarborgd, ter advisering voorgelegd aan AgentschapNL.
Op grond van artikel 1.13, tweede lid, VV verstrekt de aanvrager een ondernemingsplan indien de onderneming nog geen anderhalf jaar bestaat.
Op grond van artikel 1.13, derde lid, VV wordt het ondernemingsplan voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de startende onderneming voldoende is gewaarborgd, ter advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Slechts indien een onderneming nog geen verklaring betalingsgedrag van de belasting kan overleggen dan moet een ondernemingsplan overgelegd worden. Buiten kijf staat dat [eiseres] BV een geldige verklaring betalingsgedrag heeft verstrekt zodat verweerder positief had dienen te beslissen op de aanvraag. Eiseres betwist dan ook dat [eiseres 2] een startende onderneming is. [eiseres] BV is blijkens inschrijving in het Handelsregister gestart op 2 oktober 2006. De historie van premie- en belastingafdracht strekt zich dus uit over de periode van 2 oktober 2006 tot 31 mei 2013 (datum afgifte verklaring belastingdienst). Daarmee is voldoende gedaan om inzage te geven in de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming.
Blijkens de toelichting op het tweede lid van het thans vigerende artikel 1.13 van het VV wordt onder startende ondernemingen verstaan ondernemingen die blijkens hun inschrijving in het handelsregister korter dan anderhalf jaar geleden zijn opgericht of die blijkens gegevens uit het handelsregister korter dan anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten hebben verricht. Zij hebben immers nog geen of een beperkte historie omtrent de premie- en belastingafdracht, waarmee de verklaring omtrent betalingsgedrag onvoldoende betekenis heeft.
Blijkens de toelichting op het tweede lid van artikel 1.13 VV (oud) is een uitzondering gemaakt voor startende ondernemingen. Een startende onderneming is een onderneming die pas zo kort bestaat dat geen verklaring van betalingsgedrag kan worden gegeven. Om toch een goed beeld te krijgen van de positie van een onderneming kan dan worden verzocht om een ondernemingsplan te overleggen.
In aanmerking genomen dat de datum van aanvraag 5 juni 2013 is en gelet op de tekst en de toelichting van artikel 1.13 VV (oud) is toepassing van dit recht gunstiger voor eiseres en had verweerder hier op grond van artikel 3.103 Vb toepassing aan dienen te geven. Met overlegging van de verklaring van betalingsgedrag niet ouder dan drie maanden na de aanvraag heeft eiseres voldaan aan de voorwaarde zoals neergelegd in artikel 1.13, tweede lid, VV (oud) zodat het ondernemingsplan niet ter advies had hoeven worden voorgelegd aan RVO. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat verweerder belang hecht aan continuïteit en solvabiliteit in het kader van erkenning als referent, behelzen tekst en toelichting van artikel 1.13 VV (oud) dat niet. Voorts wijst de rechtbank erop dat krachtens de toelichting een uitzondering wordt gemaakt voor startende ondernemingen en niet voor startende onderdelen van een onderneming dan wel bepaalde bedrijfsactiviteiten.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit van 5 maart 2014;
- herroept het primaire besluit van 5 september 2013 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op eiseres te erkennen als referent voor het gevraagde doel;
- draagt verweerder op € 328,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht in verband met het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1459,61,- te betalen.