ECLI:NL:RBDHA:2014:16430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
09-777227-14; 09-129454-14; 09-777193-14; 09-007649-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in jeugdstrafzaken met betrekking tot opzetheling en belediging van ambtenaren

Op 4 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997, die preventief gedetineerd was. De rechtbank behandelde meerdere parketnummers, waaronder 09/777227-14, 09/129454-14, 09/777193-14 en 09/007649-14. De verdachte werd beschuldigd van opzetheling van motorfietsen en belediging van politieambtenaren. Tijdens de zitting op 20 november 2014, die met gesloten deuren plaatsvond, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en voorhanden hebben van een gestolen motorfiets, alsook het beledigen van agenten tijdens een verhoor. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de motorfiets van aangever 1 en aan het beledigen van de agenten, terwijl er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van de jeugdreclassering. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten was veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen strafbaar was, maar ook dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen door de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/777227-14; 09/777193-14 (ttz.gev.); 09/129454-14 (ttz.gev.);
Tul 09/007649-14
Datum uitspraak: 4 december 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum] 1997,
adres: Bloemfonteinstraat 160 te 2572 JM Den Haag.
thans preventief gedetineerd in [een jeugdinrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. G.R. van der Plas, advocaat te Katwijk ZH, door de verdachte, door diens vader, door de ter terechtzitting verschenen deskundigen en door de benadeelde partijen/slachtoffers naar voren is gebracht

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. 09/777227-14:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 tot en met 06 oktober 2014 te [plaats x],
althans in Nederland, een motorfiets, merk Aprilia type Leonardo (van [aangever 1]) [p.105]
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
OF
hij op of omstreeks 3 oktober 2014 te [plaats x], althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets, merk Aprilia type Leonardo, terwijl dit goed toebehoorde aan een ander, te weten [aangever 1] [p.105];
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te [plaats x], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets, merk Honda type XR600R (van [aangever 2]) [p. 12, p.17, p.26] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde motorfiets wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in[plaats x], op/aan de [straat] en/of de [straat], op of omstreeks 5 oktober 2014 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer a] en/of [slachtoffer b] en/of de politie, eenheid Den Haag) letsel en/of schade was toegebracht;
t.a.v. 09/777193-14:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te [plaats x] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Hema), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te [plaats x], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets (merk Hema) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te [plaats x] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten[aangever 4]en/of [aangever 5] (beide agent bij politie eenheid Den Haag), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, die [aangever 4] en/of [aangever 5] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fuck you kanker politie" en/of "jullie zijn mierenneukers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
t.a.v. 09/129454-14:
hij in of omstreeks een periode van 23 mei tot en met 14 juni 2014 te [plaats x], althans in Nederland, een (tweewielig) motorvoertuig (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat motorvoertuig wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
3.1.1
Inzake 09/777227-14
Inzake feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd de opzetheling bewezen te verklaren. Voorts is gevorderd de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren.
3.1.2
Inzake 09/777193-14
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte inzake feit 1, voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde zal vrijspreken.
Inzake feit 2 heeft de officier van justitie om een bewezenverklaring verzocht en aangegeven dat het woord mierenneukers in deze context gebruikt een belediging oplevert.
3.1.3
Inzake 09/129454-14
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
3.2
Het standpunt van de verdachte en de verdediging
3.2.1
Inzake 09/777227-14
De onder 1 eerste alternatief ten laste gelegde heling kan worden bewezen; voor de als tweede alternatief ten laste gelegde diefstal ontbreekt het bewijs, zodat vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dit feit ten stelligste en er is genoeg ruimte voor twijfel. De vraag is of de verdachte onder de omstandigheden zoals in het dossier verwoord wel goed kan zijn herkend. De politie, die de verdachte kennelijk zo goed kent, had ook meteen naar zijn huis kunnen gaan om te vragen wat er aan de hand is.
Inzake feit 3 is geen verweer gevoerd.
3.2.2
Inzake 09/777193-14
Ten aanzien van zowel het primaire als het subsidiaire onder feit 1 is vrijspraak bepleit bij gebrek aan bewijs.
Inzake feit 2 heeft de verdachte betoogd dat de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het roepen van het woord ”mierenneukers” geen belediging oplevert. De raadsman heeft toegevoegd zich de boosheid van de verdachte, gezien de omstandigheden te kunnen voorstellen.
3.2.3
Inzake 09/129454-14
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
3.3.1
Inzake 09/777227-14 [1]
Inzake feit 1 en feit 3:
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn motorfiets, gepleegd te Den Haag tussen 2 oktober 2014, 23.55 uur en 3 oktober 2014, 8.00 uur. Het betreft een Aprilia Leonardo, kleur rood en chassisnummer[x]. [2]
Verbalisanten [slachtoffer a] en [slachtoffer b] hebben verklaard dat zij op 5 oktober 2014 op de [straat] te Den Haag een roodkleurige motorscooter hen tegemoet zagen rijden. De motorscooter had geen verlichting aan en de bestuurder en bijrijder droegen geen helm. Verbalisanten omschrijven vervolgens een achtervolging, waarbij de bestuurder van de motorscooter een groot aantal verkeersovertredingen begaat. De achtervolging eindigt in een aanrijding tussen de motor en het surveillancevoertuig van verbalisanten op de [straat], waarna zowel de bestuurder als de bijrijder opstonden en wegrenden [3] . De verdachte heeft bekend dat hij de bestuurder van de motorscooter was, dat hij betrokken was bij de aanrijding, dat hij schade heeft veroorzaakt en is weggerend [4] . De motorscooter bleek de gestolen Aprilia Leonardo van [aangever 1] te zijn [5] . De verdachte heeft erkend dat hij had gezien dat er geen kentekenplaat op zat en dat de kappen loszaten, dat er een schroef in het slot zat, dat het wel raar was en dat ”je dan kan denken dat hij gestolen is”. [6]
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de gestolen motorscooter voorhanden heeft gehad en op dat moment wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling van de bewuste motorscooter.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zelf degene is geweest die de motorscooter heeft gestolen. De verdachte dient daarom van het onder feit 1, tweede alternatief, te worden vrijgesproken.
Op grond van bovenstaande kan voorts worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde. Hij is, nadat hij met een motorscooter tegen een voertuig van de politie is aangereden, waarbij hij wist dat hierbij schade werd aangericht, weggerend. Hij heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten en dat is onder de genoemde omstandigheden verboden.
Inzake feit 2:
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn motor, gepleegd te Den Haag tussen 21 augustus 2014 en 24 augustus 2014. [7]
Verbalisanten[A] en [B] bevonden zich op 26 augustus 2014 te 16.45 uur, op de [straat] te Den Haag. Zij verklaarden dat een motor hun met hoge snelheid tegemoet kwam. Deze was zwart van kleur. [A] herkende de verdachte als bestuurder, [B] herkende de bijrijder als[medeverdachte]. Beiden droegen geen helm en de motor was niet voorzien van een kentekenplaat. Zij hebben deze informatie aan andere eenheden doorgegeven. Zij hoorden hierop dat een andere eenheid de motor had zien rijden.
De andere eenheid gaf vrijwel direct hierop door dat de twee opzittenden de motor hadden achtergelaten en de[straat] in waren gerend. Even later wordt de medeverdachte[medeverdachte] aangetroffen en aangehouden. [8]
Onderzoek naar de motorfiets leverde op dat het de gestolen motor van [aangever 2] betrof. Specifieke kenmerken zijn bij [aangever 2] gecheckt. Geconstateerd wordt dat is getracht het framenummer weg te slijpen, dat deels nog zichtbaar is. Onder de zwarte verflaag was de motor voorzien van witte verf. [9] Bij zijn aanhouding blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] zwarte vegen op zijn handen/vingers heeft. [10]
Later op de dag zagen verbalisanten [A] en [B] de verdachte op het [straat] te Den Haag lopen en plotseling links afbuigen en in de richting van de auto van verbalisanten kijken, waarna hij wegrende. Hierbij herkende [B] verdachte als de bestuurder van de motorfiets. [11]
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op de gestolen motorfiets heeft gereden, waarbij de verdachte de bestuurder was. Hij heeft het gestolen goed dan ook voorhanden gehad. Naar het oordeel van de rechtbank wist de verdachte dat het voertuig van diefstal afkomstig was. De motor was zwart geverfd en de kentekenplaat ontbrak. De medeverdachte had zwarte vegen op zijn handen en vingers. Beiden zijn weggerend nadat zij de motor hadden achtergelaten. De verdachte is later op de dag opnieuw weggerend toen hij de politie zag. Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen twijfel bij de herkenning van de verdachte door verbalisant [A], te minder nu deze wordt bevestigd door de latere herkenning van [B]. De rechtbank acht hierbij mede van belang dat er bij de politie in Den Haag zeer veel mutaties zijn over de verdachte en dat hij dus bij veel politieambtenaren goed bekend is.
3.3.2
Inzake 09/777193-14 [12]
Inzake feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor zowel de diefstal als de heling (beide al dan niet in vereniging gepleegd) van de fiets door de verdachte, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. De verdachte is pas ruim een half uur nadat de aangever aangifte had gedaan van de diefstal van de fiets door de aangever gezien. Op dit moment fietste de verdachte naast de medeverdachte die op de fiets van aangever reed. Uit het dossier blijkt niet van feiten en omstandigheden waaruit zou moeten worden afgeleid dat verdachte op dat moment, of enig moment daarna, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit niet de fiets van medeverdachte was maar van aangever, laat staan dat hij deze fiets zelf zou hebben gestolen.
Inzake feit 2
Verbalisanten[aangever 4]en [aangever 5], agenten van politie, eenheid Den Haag, hebben verklaard dat zij zich op 29 juli 2014 in uniform gekleed bevonden in een verhoorkamer teneinde de verdachte te horen naar aanleiding van een fietsendiefstal. De verbalisanten vroegen of de verdachte wilde tekenen voor zijn verklaring. De verdachte antwoordde: ”Ik wil niet tekenen want mijn hand is moe van het rukken”. Toen de verbalisanten zeiden dat dit zijn goed recht was, antwoordde de verdachte: ”Fuck jullie kankerpolitie”, ”fuck jullie kankerofficier” en ”jullie zijn mierenneukers”. De verbalisanten hebben verklaard zich door de verdachte aangetast te voelen in hun eer en goede naam en doen aangifte van belediging. [13]
De verdachte heeft erkend deze woorden te hebben geuit, met uitzondering van het woord kanker. [14]
De rechtbank acht op basis van het door twee verbalisanten op ambtseed opgemaakte proces-verbaal bewezen dat verdachte de woorden weergegeven in de tenlastelegging heeft geuit jegens de verbalisanten. De rechtbank overweegt dat het gebruik van het woord ’mierenneuker’ weliswaar op zichzelf niet beledigend is,, maar dat afhankelijk van de context waarin het woord wordt gebruikt wel een belediging kan opleveren.
In dit geval heeft de verdachte de bewoording gebruikt in combinatie met de hiervoor weergegeven twee andere beledigende uitingen, nadat hij door de politie in verband met een diefstal was gehoord. De rechtbank is van oordeel dat in deze context de uitingen zonder meer de strekking hadden om te verbalisanten te beledigen.
3.3.3
Inzake 09/129454-14
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat de verdachte in het bezit blijkt van een motorfiets die niet aan de eisen voldoet en waarbij volgens een deskundige het zogenaamde VIN-nummer onmiskenbaar vervalst is doordat er een lasnaad overheen is aangebracht. Echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden aangetoond dat de motorscooter van een misdrijf afkomstig is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
t.a.v. 09/777227-14:
1.
hij in de periode van 3 tot en met 6 oktober 2014 te [plaats x], een motorfiets, merk Aprilia type Leonardo (van [aangever 1]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 26 augustus 2014 te [plaats x], tezamen en in vereniging met een ander, een motorfiets, merk Honda type XR600R (van [aangever 2]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde motorfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Den Haag, op de [straat], op 5 oktober 2014 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten de politie, eenheid Den Haag) schade was toegebracht;
t.a.v. 09/777193-14:
2.
hij op 29 juli 2014 te [plaats x] opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten[aangever 4]en [aangever 5] (beiden agent bij politie, eenheid Den Haag), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, die [aangever 4] en [aangever 5] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fuck jullie kanker politie" en "jullie zijn mierenneukers".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777227-14 onder 1, 2de alternatief, het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777193-14 onder 1, primair en subsidiair, alsmede het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/129454-14 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Zij heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777227-14 onder 1, 1ste alternatief, onder 2 en onder 3 en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777193-14 onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door de jeugdreclassering, alsmede dat de verdachte zal deelnemen aan het traject NPT (Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer)
De officier van justitie heeft voorts verzocht om te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven de strafmaat te fors te vinden, nu het feitelijk niet om heel ernstige delicten gaat. De feiten dienen in het juiste perspectief worden gezien. Het zijn geen geweldsdelicten en voor echt ernstige feiten is de verdachte in het verleden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen het opleggen van de geadviseerde begeleiding door de jeugdreclassering en NPT.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan opzetheling van een motorfiets, waarvan eenmaal samen met een ander. Het zijn ernstige feiten doordat helers profiteren van een misdrijf dat door een ander is begaan en heling diefstal in de hand werkt. De verdachte heeft voorts politieagenten, die net als iedereen met respect behoren te worden bejegend terwijl zij hun werk doen, beledigd toen hij werd gehoord in verband met een fietsendiefstal.
Ten slotte is de verdachte weggerend nadat hij met een geheelde motorfiets na een roekeloze rit een aanrijding had veroorzaakt met een politievoertuig, waarbij schade was aangericht. Dit getuigt van weinig respect voor de verkeersveiligheid en de eigendommen van overige verkeersdeelnemers.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden reeds vier maal eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, als ook voor geweldsdelicten. Reeds twee maal is hem een forse jeugddetentie opgelegd en drie maal een voorwaardelijke straf. Deze waarschuwingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan en de rechtbank rekent hem dit dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de diverse rapportages die in deze zaak over de verdachte door de Raad voor de Kinderbescherming alsmede door Bureau Jeugdzorg zijn uitgebracht, alsmede op de ter terechtzitting door de deskundigen afgelegde verklaringen.
Er bestaan zeer veel zorgen over de psychosociale situatie van de verdachte. Hij is gebaat bij veel duidelijkheid, structuur en begrenzing die hem in de thuissituatie niet geboden worden. Diverse gedwongen interventies op het gebied van behandeling en begeleiding hebben niet het gewenste effect gehad. De gedragsproblemen zijn niet verminderd. Hij heeft een sterke hang naar status en vrijheid. Gebleken is dat de verdachte het binnen de structuur van de justitiële jeugdinrichting beter doet. Hij blowt en rookt niet meer en volgt een opleiding en hoopt binnenkort zijn diploma te halen.
Ondanks de negatieve terugmelding in het kader van een andere voorwaardelijke straf wordt opnieuw verplichte begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd. Daarbij zou de inzet van Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) de voorkeur verdienen waarbij de nadruk zal moeten komen te liggen op het regelen van praktische zaken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Gedurende de tijd dat de verdachte nog in detentie verblijft, kan vanuit de justitiële jeugdinrichting gewerkt worden aan een terugkeertraject met begeleiding door NPT en kan de jeugdreclassering vorm worden gegeven.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen. De rechtbank overweegt dat de dadelijke uitvoerbaarheid kan worden bevolen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde
wederomeen misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt dat de wetgever daarmee het oog heeft gehad op een ernstig gewelds- of zedendelict en niet op de thans bewezenverklaarde feiten.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Inleiding
7.1.1
Inzake 09/777227-14 feit 1 en feit 3:
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 430,--, onderverdeeld in de posten:
- kappen € 130,--
- start niet € 50,--
- kenteken weg € 50,--
- onderdelen gestolen € 150,--.
7.1.2
Inzake 09/777193-14 feit 1
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 132,46, onderverdeeld in de posten:
- fietskrat € 29,99
- kettingslot € 34,99
- AXA veiligheidsslot € 29,99
- Simson ketting € 9,99
- arbeidskosten € 27,50.
7.2.
De vordering van de officier van justitie
7.2.1
Inzake 09/777227-14 feit 1 en feit 3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 50, nu de verdachte een ongeval heeft veroorzaakt met de motorfiets en zelf heeft verklaard dat het zou kunnen zijn dat het feit dat de motor niet meer wilde starten hierdoor is veroorzaakt. De overige posten zien op de onder 1 onder 2de alternatief tenlastegelegde diefstal van de motorfiets ter zake waarvan de officier van justitie vrijspraak heeft gevraagd.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2.2
Inzake 09/777193-14 feit 1
De officier van justitie heeft om niet-ontvankelijk verklaring van de vordering verzocht nu zij vrijspraak heeft gevraagd ten aanzien van het onderliggende feit.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
7.3.1
Inzake 09/777227-14 feit 1 en feit 3
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden het standpunt van de officier van justitie.
7.3.2.
Inzake 09/777193-14 feit 1
De raadsman heeft verwezen naar het standpunt van de officier van justitie en voorts naar voren gebracht dat de vordering met name ziet op de diefstal van de fiets, welke diefstal naar zijn mening al helemaal niet kan worden bewezen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Inzake 09/777227-14 feit 1 en feit 3
De rechtbank zal de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren voor zover zij betreft de posten ”kappen” € 130,--, ”kenteken weg” € 50,-- en ”onderdelen gestolen” € 150,--, nu de verdachte van de diefstal van de motorfiets wordt vrijgesproken en niet kan worden gesteld dat deze gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit de wel bewezen verklaarde feiten in deze zaak.
Ten aanzien van de post “start niet” € 50,-- is geen verweer gevoerd, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 09/777227-14 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1].
De rechtbank zal daarbij 1 dag vervangende jeugddetentie opleggen.
7.4.2
Inzake 09/777193-14
Nu de verdachte van de feiten die aan de vordering ten grondslag liggen zal worden vrijgesproken dient de benadeelde partij in diens vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.De in beslag genomen goederen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen met parketnummer 09/129454-14 (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de motorfiets aan de verdachte bepleit, indien hij wordt vrijgesproken. Hij heeft geldige papieren overgelegd en in de huidige situatie is de motorfiets zijn eigendom.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten de motorfiets, Piaggio, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien naar het oordeel van de rechtbank het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang. Immers, hoewel niet kan worden vastgesteld dat de Piaggio van misdrijf afkomstig is, is wel voldoende gebleken dat het VIN-nummer is gemanipuleerd. Dit maakt de traceerbaarheid van het voertuig onmogelijk. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voertuigen is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij onherroepelijk vonnis van de kinderrechter d.d. 24 februari 2014 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft mede in het licht van de forse eis van de officier van justitie in de hoofdzaak matiging bepleit van het totaal op te leggen aantal straffen in deze zaak.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde werkstraf nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een viertal misdrijven zoals hierboven is bewezen verklaard.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
  • 36d, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 266, 267 en 416 van het Wetboek van Strafrecht
  • 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
t.a.v. 09/777227-14 feit 1, 2de alternatief, 09/777193-14 feit 1 primair en subsidiair, 09/129454-14:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
t.a.v. 09/777227-14 feit 1, 1ste alternatief, feit 2, feit 3, 09/777193-14 feit 2:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. 09/777227-14 feit 1, 1ste alternatief:
OPZETHELING;
t.a.v. 09/777227-14 feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OPZETHELING;
t.a.v. 09/777227-14 feit 3:
OVERTREDING VAN ARTIKEL 7, EERSTE LID, VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994;
t.a.v. 09/777193-14 feit 2:
EENVOUDIGE BELEDIGING, TERWIJL DE BELEDIGING WORDT AANGEDAAN AAN EEN AMBTENAAR GEDURENDE OF TER ZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN ZIJN BEDIENING, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 120 DAGEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
30 DAGENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarden, dat de veroordeelde
  • zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken inbegrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat
 de veroordeelde zal deelnemen aan een begeleidingstraject, uit te voeren in het kader van Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT);
geeft aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de inzake de parketnummers 09/777227-14 en 09/777193-14 in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde jeugddetentie;
t.a.v. 09/777227-14 feit 1 en feit 3:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 1], een bedrag van € 50,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
t.a.v. 09/777193-14 primair en subsidiair:
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk is in diens vordering nu de verdachte van de feiten die aan de vordering ten grondslag liggen, is vrijgesproken;
t.a.v. 09/129454-14:
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp,
te weten: 1 STK Motorfiets (omschrijving: Piaggio);
t.a.v. 09/007649-14 (tul):
gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, te weten
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 uren;
beveelt voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M. Boone, kinderrechter,
en mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014245007
2.proces-verbaal van aangifte [aangever 1], pag. 59; bijlage goederen pag. 61
3.proces-verbaal van bevindingen, pag. 66 - 69
4.proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 95
5.proces-verbaal van bevindingen, pag. 74
6.proces verbaal van de terechtzitting, inhoudende de verklaring van verdachte
7.proces-verbaal van aangifte [aangever 2], pag. 12
8.proces-verbaal van bevindingen, pag. 15 en 16
9.proces-verbaal van bevindingen, pag. 17
10.proces-verbaal van bevindingen, pag. 44, foto pag. 45
11.proces-verbaal van bevindingen, pag. 78, onderaan
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014170801
13.proces-verbaal van bevindingen, pag. 52
14.proces-verbaal van de terechtzitting, inhoudende de verklaring van de verdachte