6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Hij heeft geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld te ontkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe, temeer nu een en ander op de openbare weg in [plaats] plaatsvond.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds diverse malen is veroordeeld voor andere- en soortgelijke feiten. Van deze eerdere, soms voorwaardelijke, veroordelingen is kennelijk onvoldoende preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het thans bewezenverklaarde feit.
De verdachte heeft het bewezenverklaarde feit bovendien gepleegd twee dagen nadat hij zich bij de meervoudige kamer van deze rechtbank moest verantwoorden voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 24 september 2014, opgesteld en ondertekend door drs. [Y], GZ-psycholoog, en waarin is aangegeven dat de verdachte niet wilde meewerken aan het onderzoek en er derhalve geen advies kan worden gegeven.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
Blijkens het meest recente rapport van de Raad d.d. 8 december 2014 maakt de Raad zich zorgen over de psychosociale situatie van de verdachte. Zijn schoolgang is tot nu toe moeizaam verlopen, enerzijds door de thuissituatie, maar anderzijds doordat het de verdachte ontbreekt aan motivatie, inzet en doorzettingsvermogen om serieus met zijn toekomst bezig te zijn. De Raad heeft dan ook twijfels of de verdachte de nieuwe opleiding die hij wil starten kan volhouden en een diploma zal behalen. Voorts acht de Raad het zorgelijk dat de verdachte vanaf maart 2014 geen dagbesteding heeft, hetgeen de kans op recidive aanzienlijk verhoogt.
De Raad maakt zich ook zorgen over de thuissituatie van de verdachte nu de vader alleen voor de opvoeding en verzorging van de verdachte en zijn broertje en zusje staat en de verdachte zich meerdere malen aan het toezicht en gezag van de vader lijkt te onttrekken.
Voorts gaat de verdachte om met antisociale jongeren en zijn er ook zorgen over zijn softdrugsgebruik en hoe hij aan geld komt voor dit gebruik.
Tenslotte acht de Raad het zeer zorgelijk dat de verdachte kort nadat hij door de officier van justitie en de kinderrechter is aangesproken op zijn gedrag, opnieuw alleen een ernstig delict pleegt en hij zich vervolgens in de periode van elektronisch toezicht heeft onttrokken aan de controle en het toezicht van de vader en de jeugdreclassering.
Om kans op herhaling te voorkomen is het, aldus de Raad, belangrijk dat de verdachte een opleiding start, werk vindt, een goede vrijetijdsbesteding heeft, niet meer omgaat met verkeerde vrienden en stopt met blowen.
De verdachte heeft meerdere kansen gehad zowel qua begeleiding als met eerdere werkstraffen. Hij blijft echter recidiveren. De Raad ziet geen andere mogelijkheden meer dan afstraffing van het delictgedrag. Gezien de ernst van het delict acht de Raad een detentiestraf op zijn plaats.
Naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt daarnaast een voorwaardelijk deel geadviseerd met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht door de Stichting Reclassering Nederland, afdeling JOVO.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting door de gehoorde deskundige het strafadvies gehandhaafd. Desgevraagd is voorts meegedeeld dat geen behandeling bij De Waag is geadviseerd omdat de verdachte hieraan niet wil meewerken. Het zou wel een optie zijn om meer uit de toekomst van de verdachte te halen en hem te leren zijn emoties beter te uiten en onder controle te houden, maar zonder medewerking werkt het, aldus aangegeven, niet.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de Raad en zal het strafadvies volgen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank heeft, met name gelet op de ernst van het feit, geen reden gezien de verdachte eerder in vrijheid te stellen zoals van de zijde van de verdediging is verzocht. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdachte zijn kansen heeft verspeeld toen hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden van zijn schorsing hield.
De rechtbank ziet, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, wel aanleiding een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de reclassering worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich dient te melden bij de reclassering.
De verdachte heeft de hem opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf reeds in voorarrest doorgebracht.