ECLI:NL:RBDHA:2014:16354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
7 januari 2015
Zaaknummer
777190-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gevolgd door geweld en bedreiging met geweld. De verdachte heeft op 26 juli 2014 in Leiden twee laptops gestolen uit een winkel, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de aangever en getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na de diefstal, heeft geprobeerd te ontsnappen en daarbij geweld heeft gebruikt en bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend de laptops te hebben gestolen, maar ontkende de bedreigingen. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreigingen met geweld bewezen zijn, op basis van de verklaringen van de getuigen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 148 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de eigenaar van de gestolen laptops, voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot materiële schade afgewezen, omdat deze niet in causaal verband stond met het bewezenverklaarde feit. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers en de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777190-14
Datum uitspraak: 24 december 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [een jeugdinrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 december 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Honée en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. T. Gümüs, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2014 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee laptops, te weten een Apple, type Mac Book Air en/of een HP, modelnummer
15-B107ED, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
het zich losrukken, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, vasthield en/of het maken van wilde en/of intimiterende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of het tegen die
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] zeggen: "Ik maak je kapot als je me aanraakt. Als je mij aanraakt sla ik je voor de harses. Jullie komen nog wel. Ik zoek jullie op. Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding. [1]
De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 26 juli 2014 omstreeks 16.05 uur zag[slachtoffer 1] (verder: de aangever) vanuit het keukentje van zijn winkel aan de [adres] te [plaats] in een flits iemand met snelheid zijn winkel uitrennen. Hij zag buiten een manspersoon (verder: de dief) rennen met twee laptops in beide handen, waarvan hij meteen wist dat dit zijn laptops waren. De aangever rende achter de dief aan [adres]. Terwijl de aangever achter de dief aanrende, struikelde hij op een gegeven moment over zijn eigen benen en kwam hij ten val. Hij stond meteen weer op en heeft de achtervolging voortgezet. Aangekomen op de [straat x] versperde een grote man, getuige [slachtoffer 3], de dief de weg en zei dat hij moest blijven staan. De dief gaf de laptops terug aan de aangever. De aangever belde de politie. [2]
Even later werd de verdachte aangehouden. [3]
De verdachte heeft bij de politie [4] en ook ter terechtzitting bekend dat hij twee laptops uit de winkel heeft weggenomen en dat hij deze uiteindelijk weer aan de eigenaar heeft teruggegeven. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard wel geprobeerd te hebben om los te komen, maar geen ander geweld te hebben gebruikt en de vrouw die zich ermee bemoeide wel te hebben uitgescholden, maar geen bedreigingen te hebben geuit tegen haar of tegen de man die hem de weg versperde. [5]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte na de diefstal geweld heeft gebruikt en/of bedreigingen met geweld heeft geuit.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich op 26 juli 2014 schuldig heeft gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het wegnemen van de laptops een verkeerde beslissing van de verdachte is geweest en dat dit bewezen kan worden verklaard. Voorts heeft de verdachte verklaard zich te hebben losgerukt en kan het gebruik van licht geweld na de diefstal aldus ook bewezen worden verklaard. De verdachte heeft, aldus de raadsvrouw, echter vanaf het begin af aan ontkend bedreigingen te hebben geuit. Meer dan schelden is het niet geweest.
De verdachte dient dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Nadat de aangever de politie had gebeld probeerde de verdachte volgens de aangever weg te komen en werd hij vervolgens door getuige [slachtoffer 3] vastgehouden. Hij probeerde zich los te rukken en was aan het schelden. Ondertussen was er een vrouw bij de man komen staan, die foto’s wilde maken van de verdachte. De verdachte begon deze vrouw ook uit te schelden. [6]
Getuige [slachtoffer 3], heeft verklaard dat hij de verdachte bij zijn arm heeft vastgepakt om te zorgen dat hij stopte met rennen en dat hij vervolgens aan zijn vriendin, getuige [slachtoffer 2], heeft gevraagd om foto’s van de verdachte te maken.
De verdachte werd boos en wilde [slachtoffer 2] iets doen en daarom greep getuige [slachtoffer 3] de verdachte vast en trok hij hem naar de grond. De verdachte riep dat hij de gezichten wel zou onthouden en hen zou gaan afmaken. [7]
Ook getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte hen bedreigde, onder andere met de woorden:” Jullie komen nog wel. Ik zoek jullie op. Ik maak je af”. [8]
Getuige [X], de buurman van de aangever, was inmiddels ook ter plekke gekomen en hoorde de verdachte bedreigingen uiten. Hij hoorde hem zeggen: “raak me niet aan. Ik maak je kapot als je me aanraakt. Als je me aanraakt, sla ik je harses in”. Ook verklaarde getuige [X] dat de verdachte steeds probeerde weg te komen en dat zij de verdachte hebben ingesloten om dit te voorkomen. [9]
Gelet op voormelde verklaringen van de aangever en de getuigen - in onderlinge samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd zich na de diefstal los te rukken en aldus geweld heeft gebruikt. Ook de bedreigingen met geweld tegen de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] acht de rechtbank op grond van deze verklaringen bewezen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 26 juli 2014 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee laptops, te weten een Apple, type Mac Book Air en een HP, modelnummer 15-B107ED, toebehorende aan[slachtoffer 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het zich losrukken, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, vasthield en het tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zeggen: "Ik maak je kapot als je me aanraakt. Als je mij aanraakt sla ik je voor de harses. Jullie komen nog wel. Ik zoek jullie op. Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, zolang en intensief als de reclassering dit nodig acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat de verdachte zijn straf reeds heeft uitgezeten en de rechtbank verzocht de verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. Uiterst subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het opleggen van verplicht reclasseringstoezicht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Hij heeft geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld te ontkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe, temeer nu een en ander op de openbare weg in [plaats] plaatsvond.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds diverse malen is veroordeeld voor andere- en soortgelijke feiten. Van deze eerdere, soms voorwaardelijke, veroordelingen is kennelijk onvoldoende preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het thans bewezenverklaarde feit.
De verdachte heeft het bewezenverklaarde feit bovendien gepleegd twee dagen nadat hij zich bij de meervoudige kamer van deze rechtbank moest verantwoorden voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 24 september 2014, opgesteld en ondertekend door drs. [Y], GZ-psycholoog, en waarin is aangegeven dat de verdachte niet wilde meewerken aan het onderzoek en er derhalve geen advies kan worden gegeven.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
Blijkens het meest recente rapport van de Raad d.d. 8 december 2014 maakt de Raad zich zorgen over de psychosociale situatie van de verdachte. Zijn schoolgang is tot nu toe moeizaam verlopen, enerzijds door de thuissituatie, maar anderzijds doordat het de verdachte ontbreekt aan motivatie, inzet en doorzettingsvermogen om serieus met zijn toekomst bezig te zijn. De Raad heeft dan ook twijfels of de verdachte de nieuwe opleiding die hij wil starten kan volhouden en een diploma zal behalen. Voorts acht de Raad het zorgelijk dat de verdachte vanaf maart 2014 geen dagbesteding heeft, hetgeen de kans op recidive aanzienlijk verhoogt.
De Raad maakt zich ook zorgen over de thuissituatie van de verdachte nu de vader alleen voor de opvoeding en verzorging van de verdachte en zijn broertje en zusje staat en de verdachte zich meerdere malen aan het toezicht en gezag van de vader lijkt te onttrekken.
Voorts gaat de verdachte om met antisociale jongeren en zijn er ook zorgen over zijn softdrugsgebruik en hoe hij aan geld komt voor dit gebruik.
Tenslotte acht de Raad het zeer zorgelijk dat de verdachte kort nadat hij door de officier van justitie en de kinderrechter is aangesproken op zijn gedrag, opnieuw alleen een ernstig delict pleegt en hij zich vervolgens in de periode van elektronisch toezicht heeft onttrokken aan de controle en het toezicht van de vader en de jeugdreclassering.
Om kans op herhaling te voorkomen is het, aldus de Raad, belangrijk dat de verdachte een opleiding start, werk vindt, een goede vrijetijdsbesteding heeft, niet meer omgaat met verkeerde vrienden en stopt met blowen.
De verdachte heeft meerdere kansen gehad zowel qua begeleiding als met eerdere werkstraffen. Hij blijft echter recidiveren. De Raad ziet geen andere mogelijkheden meer dan afstraffing van het delictgedrag. Gezien de ernst van het delict acht de Raad een detentiestraf op zijn plaats.
Naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt daarnaast een voorwaardelijk deel geadviseerd met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht door de Stichting Reclassering Nederland, afdeling JOVO.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting door de gehoorde deskundige het strafadvies gehandhaafd. Desgevraagd is voorts meegedeeld dat geen behandeling bij De Waag is geadviseerd omdat de verdachte hieraan niet wil meewerken. Het zou wel een optie zijn om meer uit de toekomst van de verdachte te halen en hem te leren zijn emoties beter te uiten en onder controle te houden, maar zonder medewerking werkt het, aldus aangegeven, niet.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de Raad en zal het strafadvies volgen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank heeft, met name gelet op de ernst van het feit, geen reden gezien de verdachte eerder in vrijheid te stellen zoals van de zijde van de verdediging is verzocht. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdachte zijn kansen heeft verspeeld toen hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden van zijn schorsing hield.
De rechtbank ziet, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, wel aanleiding een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de reclassering worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich dient te melden bij de reclassering.
De verdachte heeft de hem opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf reeds in voorarrest doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 478,95, zijnde een bedrag van € 188,95 aan materiële schade en een bedrag van € 290,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 388,95, zijnde een bedrag van € 188,95 aan materiële schade en een bedrag van € 200,- aan immateriële schade, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
De officier van justitie heeft hierbij meegedeeld dat de schade aan de kleding van de aangever, zijnde de benadeelde partij, in causaal verband staat met het bewezenverklaarde strafbare feit, nu de aangever niet zou zijn gevallen als hij niet achter de verdachte, zijnde de dief van zijn twee laptops, aan zou hebben moeten rennen om zijn laptops terug te krijgen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betwist dat er causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de schade aan de kleding van de aangever. Zoals de aangever zelf heeft verklaard, struikelde hij over zijn eigen benen, en derhalve kan de verdachte hier niet verantwoordelijk voor worden geacht. De verdachte heeft niets gedaan om de aangever te stoppen of tegen te houden en waardoor hij ten val zou kunnen zijn gekomen.
De raadsvrouw bepleit dan ook afwijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover dit de materiële schade betreft. Subsidiair, indien de rechtbank een ander oordeel heeft, geeft de raadsvrouw aan dat niet de nieuwprijs van de kleding toegekend mag worden.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade ad € 290,- bepleit de raadsvrouw een forse matiging van het bedrag, nu de uitspraak waar naar wordt verwezen een woninginbraak betreft, hetgeen geen gelijkwaardig feit is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de posten 1. kapot overhemd en 2. kapotte jeans, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij geen rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Zoals door de verdediging is gesteld, heeft de aangever, zijnde de benadeelde partij, verklaard dat hij over zijn eigen benen is gestruikeld. Dat dit is gebeurd, terwijl hij de verdachte achterna zat, doet daaraan niet af. Dit brengt mee dat de door de benadeelde partij geleden materiële schade, naar het oordeel van de rechtbank, in redelijkheid dan ook niet aan de verdachte worden toegerekend.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 200,- toewijzen.
De rechtbank zal de vordering ten laste van verdachte derhalve toewijzen tot een bedrag van € 200,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, met ingang van 24 december 2014, zijnde de datum van de uitspraak.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd[slachtoffer 1].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14d, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 148 DAGEN
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder
de bijzondere voorwaardedat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd meldt bij de Stichting Reclassering Nederland, afdeling JOVO, en op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de Stichting Reclassering Nederland, afdeling JOVO, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden,
zijnde 24 december 2014;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan[slachtoffer 1], een bedrag van
€ 200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 24 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 24 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd[slachtoffer 1]
;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van Politie Eenheid Den Haag, HLM District [plaats] en omstreken, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014167190, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 41.
2.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 1], pagina 27 t/m 31.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte], pagina 3 t/m 4.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 11 3e alinea.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 11 december 2014, eigen verklaring verdachte.
6.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 1], pagina 29 onderaan en pagina 30 bovenaan.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3], pagina 40.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], pagina 38.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [X], pagina 35 t/m 36.