Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 juli 2013,
- de akte houdende overlegging producties, met productie 1, 2 a t/m hh en 3,
- de conclusie van antwoord, met tien producties,
- het tussenvonnis van 18 december 2013, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2013,
- de brief van 3 juli 2014 van mr. Meijer en de brief van 4 juli 2014 van mr. Den Hertog, met als bijlage de brief van 4 juli 2014 van mr. Hajdasinski, beide met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal, welke aan dit proces-verbaal worden gehecht, zodat het proces-verbaal met inachtneming van deze opmerkingen zal worden gelezen.
2.De feiten
Sale and Purchase Contract(hierna: de overeenkomst) gesloten ten aanzien van de verkoop van ijzererts door MSF aan Qisheng.
International Chamber of Commerce(“ICC”) en gevorderd te bepalen dat MSF jegens Qisheng is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst met veroordeling van MSF tot betaling aan Qisheng van een bedrag van US$ 39.497.326 met rente en kosten. Als plaats van arbitrage is Den Haag aangewezen. De heer M. Lee is benoemd tot arbiter.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Toepasselijk recht, bevoegde rechter
ICC Rules) van toepassing is en dat de tussen partijen eind 2009 gesloten overeenkomst tot in/verkoop van ijzererts, onderwerp van geschil in de arbitrage, wordt beheerst door Engels recht.
ICC Rulesdat van toepassing is in de arbitrageprocedure. Artikel 1039 lid 5 Rv bepaalt voorts dat voor zover partijen niet anders zijn overeengekomen, het scheidsgerecht vrij is ten aanzien van de regels van bewijsrecht. Het scheidsgerecht is daarbij niet gebonden aan de regels van het Nederlandse burgerlijk procesrecht. Het is daardoor in beginsel aan de arbiter om te beoordelen of en in welke mate hij partijen toestaat bewijs van hun stellingen te leveren. Daarnaast is hij vrij in de waardering van het bewijs. Deze vrijheid vindt echter zijn grens waar dit in strijd zou komen met een goede procesorde of andere fundamentele beginselen van procesrecht.
Procedural Orderafgegeven, waarin hij, partijen gehoorde hebbende, de door MSF ingediende getuigenverklaring [B] III heeft toegelaten, als ook de door Qisheng ingediende getuigenverklaring [A] III. Tijdens deze (telefonische) zitting heeft de arbiter, nadat Qisheng had uitgelegd dat [A] III een reactie was op het op 16 oktober 2012 overgelegde rapport Fiorenzoni I en het op 25 oktober 2012 overgelegde [B] III en daarom pas zo laat kon worden overgelegd, aan MSF gevraagd of het MSF zou helpen als de eerste zittingsdatum zou worden uitgesteld tot 6 november 2012. Deze suggestie is door MSF van de hand gewezen. Ook op het voorstel van de arbiter om “the hearing schedule” aan te passen, is door MSF afwijzend gereageerd.
cross-examination. Daarbij heeft zij aangegeven dat partijen de inhoud van de getuigenverklaringen niet als juist beschouwen, maar dat deze verklaringen, voor zover relevant,
in submissionsvan commentaar zullen worden voorzien.
Procedural Ordervan 19 april 2012, een telefonisch onderhoud gehad om te bezien of zij tot een gezamenlijk aanvullend rapport konden komen. Dat bleek niet het geval.
Procedural Ordervan 19 april 2012 elk afzonderlijk een aanvullend rapport ingediend. Op 29 oktober 2012 heeft MSF het aanvullend rapport Fiorenzoni II ingediend. Op 2 november 2012 heeft Qisheng het aanvullend rapport Tucker II ingediend. Tegen indiening van Tucker II is door MSF in de arbitrageprocedure geen klacht ingediend.
cross-examinationzijn gehoord en partijen hebben gepleit. Daarbij is door MSF verweer gevoerd tegen het door Qisheng op grond van Tucker II en [A] III ingenomen standpunt dat er een binnenlandse markt was voor de door Qisheng van MSF gekochte, maar niet verkregen, partij ijzererts “Carmen” (hierna: Carmen-erts”), welk standpunt van belang was voor de vraag of Qisheng als gevolg van wanprestatie van MSF schade had ondervonden. MSF heeft gesteld dat de Carmen-erts vanwege het uitzonderlijk hoge fosforgehalte van 0,75% geen economische waarde had. Daartoe heeft zij in de eerste plaats aangevoerd dat er geen markt was voor Carmen-erts en in de tweede plaats dat de waarde vanwege het hoge fosforgehalte zeer gering zou zijn. Qisheng heeft deze stelling bestreden met Tucker II en [A] III. Op grond daarvan heeft Qisheng gesteld dat de Carmen-erts wel verhandelbaar was en dat vanwege het hoge fosforgehalte een prijscorrectie moest worden toegepast, maar in veel geringere mate dan door MSF gesteld. Tijdens de zitting heeft MSF verweer gevoerd tegen Tucker II en gewezen op de verklaringen en rapporten van haar deskundige Fiorenzoni. Daarnaast heeft zij twijfels geuit over de juistheid van [A] III.
Procedural Ordervan 19 april 2012, waarin reeds in de indiening van dit rapport was voorzien. De inhoud van Tucker II, waarop onder 4.13 nader wordt ingegaan, kan, anders dan MSF heeft betoogd, evenmin tot het oordeel leiden dat de arbiter dààrom dit deskundigenrapport niet had mogen toelaten.
closing submissions, dus na de
cross-examination, dat “
[A] 3 was only served late last Thursday, and MSF had no practical opportunity to investigate its contents” kan niet als een zodanige klacht worden beschouwd. Partijen hebben daarentegen de arbiter bericht af te zien van
cross-examinationvan de feitelijke getuigen, waaronder [A], en hun eventuele weren tegen die verklaringen in
submissionsin te dienen. Uit het procesverloop blijkt voorts dat MSF ter zitting in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk te reageren op de door Qisheng naar voren gebrachte bewijsmiddelen. Dat de arbiter niet ambtshalve is nagegaan of er alsnog behoefte bestond aan een contra-enquête, beschouwt de rechtbank onder de gegeven omstandigheden niet als onzorgvuldig. Anders dan in de Anova-zaak (HR 25 mei 2007, LJN BA2495) werd MSF niet op de zitting overvallen met [A] III, maar is – juist met het oog op de geplande
crossexamination– voorafgaand aan de zitting door Qisheng op de hoogte gesteld van de inhoud van diens verklaring. De rechtbank is van oordeel dat het met het oog op de
Procedural Ordervan 2 november 2012 en het e-mailbericht van 3 november 2012 op de weg van MSF had gelegen om, zo zij dat (alsnog) wenste, de arbiter expliciet om een contra-enquête te verzoeken. Dat heeft zij niet gedaan.
cross-examinationuitgebreid is gehoord. Uit de verwijzing door de arbiter naar de verklaring van Fiorenzoni, onder 93 en 97, blijkt voorts dat de arbiter in zijn oordeel heeft betrokken dat de deskundige van MSF weliswaar twijfelt, maar daarmee ook niet uitsluit dat de Carmen erts verhandelbaar is. Voor het overige berust de keuze van de arbiter om aan te knopen bij de stellingen en berekeningen van Tucker op een vrije bewijswaardering. In zijn vonnis motiveert de arbiter expliciet zijn keuze voor de wijze van schadeberekening van Tucker (zie onder 97 en 148-149, alsmede 152). Tot een verdere inhoudelijke beoordeling van de door de arbiter gegeven motivering is de rechtbank niet gehouden.
ICC Rules, de kostenveroordeling meer omvat dan de
reasonable legal and other costsen het vonnis daarvoor geen steekhoudende verklaring geeft. Qisheng betwist dit.
ICC Rulesgeheel ter beoordeling van de arbiter en behoeft nauwelijks motivering. In het onderhavige geval heeft de arbiter onder 177 uitdrukkelijk onder ogen gezien het betoog van MSF dat de door Qisheng opgegeven kosten van juridische bijstand en andere uitgaven excessief hoog zijn. De arbiter heeft vervolgens overwogen dat hij de opgave van de advocaten van Qisheng heeft beoordeeld en zowel de uurtarieven als de aan de zaak bestede tijd als redelijk beschouwt. Daarnaast heeft hij overwogen dat hij ook de kosten van de getuigen als redelijke kosten meeneemt, omdat de oproep om hen niet te horen pas kort voor de zitting werd gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is deze motivering tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 31 van de
ICC Rulestoereikend en kan derhalve niet worden geoordeeld dat sprake is van schending van de opdracht of van het ontbreken van elke motivering met betrekking tot de proceskostenveroordeling.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)