ECLI:NL:RBDHA:2014:16227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
31 december 2014
Zaaknummer
09-852130-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op oudere man in Delft met geweld en bedreiging

Op 24 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een oudere man in zijn woning te Delft op 28 januari 2010. De verdachte, geboren in Irak, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van de overval, waarbij het slachtoffer werd mishandeld, vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, het slachtoffer heeft overvallen, waarbij zij hem onder bedreiging van geweld hebben gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De verdachte heeft bijna drie jaar in Turkse detentie doorgebracht in afwachting van zijn uitlevering aan Nederland. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de ernst van de overval en de rol van de verdachte in de uitvoering van het misdrijf zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en de ernst van de feiten, onder het sanctierecht voor volwassenen moet worden berecht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gevolgd, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in detentie had doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 6.500,- aan het slachtoffer, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/852130-14
Datum uitspraak: 24 december 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag]1992,
adres: [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 december 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.R. van Viersen, advocaat te Hoofddorp, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen 1020 euro, in elk geval een geldbedrag, en/of een
muntenverzameling en/of een digitale camera en/of een pinpas en/of een
creditcard en/of sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het:
- met (een) bivakmuts(en) staan achter/om die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zetten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], in elk geval tonen van een pistool,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) doorladen van voornoemd pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp en/of
- ( vervolgens) meermalen slaan/stompen op het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer]
en/of
- ( vervolgens) slepen en/of duwen van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) vastbinden van de handen en/of voeten met electriciteitsdraad
en/of kleding van die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag en/of
- ( vervolgens) slaan met voornoemd pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zeggen tegen en/of in de nabijheid van die [slachtoffer]: " Pak een mes,
dan snijden we zijn strot door" en/of "We schieten je door je kop", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) zetten/houden van voornoemd pistool, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op/bij de slaap van die [slachtoffer] en/of (daarbij)
zeggen tegen die [slachtoffer]:"Nu zeg je het, ik tel tot drie, anders halen we de haan
over" althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) gooien/leggen van een dekbed over die [slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening van (een) bankrekening(en) heeft weggenomen 1000 euro, althans een
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het
weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door
dat/die geldbedrag(en) met behulp van (een) valse sleutel(s), te weten (een)
bij die bankrekening(en) behorende bankpas(sen), uit geldautoma(a)t(en) op te
nemen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 28 januari 2010 werd [slachtoffer], geboren in 1936, in zijn woning te Delft overvallen door drie mannen. Hij werd mishandeld, vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek en moest zijn pincode afgeven. De daders lieten hem gewond en hulpeloos achter en even later werd met een van het slachtoffer gestolen pinpas een bedrag van € 1.000,- opgenomen. Uit het onderzoek rees verdenking tegen de verdachte. Op 4 maart 2010 heeft de verdachte het land verlaten en daarna stond hij internationaal gesignaleerd. Op 28 februari 2011 is de verdachte in Turkije opgepakt. In afwachting van de beslissing van de Turkse autoriteiten op het verzoek van de officier van justitie in Nederland om uitlevering, heeft verdachte tot 1 december 2013 in uitleveringsdetentie gezeten.
Omdat een beslissing op het verzoek uitbleef heeft de officier van justitie in september 2013 het verzoek formeel ingetrokken per 1 december 2013, als op die datum nog geen finale beslissing zou zijn gegeven. Op 1 december 2013 is de verdachte in Turkije in vrijheid gesteld. Bij aankomst in Nederland op 4 december 2013 is hij aangehouden en heeft hij nog enkele dagen vastgezeten.
De verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. De rechtbank moet onderzoeken of de verdachte zich aan de tenlastegelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van het hem onder 2. tenlastegelegde zal vrijspreken en wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem onder 1. tenlastegelegde feit heeft begaan. De officier van justitie is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in de vorm van diverse verklaringen in het dossier, de telefoongegevens die wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij feit 1. en tenslotte de in de woning van het slachtoffer aangetroffen vingerafdruk van de verdachte.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten en heeft daartoe een pleitnota overgelegd. Kort weergegeven komt zijn betoog op het volgende neer.
De verklaringen van getuigen en medeverdachten zijn tegenstrijdig, en opvallend vaak
”de auditu”. Zij wijzen niet op een bepaalde toedracht. De getuigen en medeverdachten kennen de verdachte amper en hij komt in verklaringen vaak pas naar voren op aangeven van de verbalisant. De getuige [getuige 1] had ruzie met de verdachte en probeert de schuld op de verdachte af te schuiven. De informatie over het telefoonverkeer met het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1] is niet belastend voor de verdachte, omdat niet vaststaat dat dat nummer bij de verdachte hoorde en ook niet duidelijk is of verdachte het toestel met dat nummer de bewuste avond gebruikte. Het aanstralen van bepaalde zendmasten heeft weinig waarde voor het bewijs. De verdachte heeft ter terechtzitting nog toegelicht dat hij niet na 22.00 buitenshuis kan zijn geweest omdat hij van zijn ouders altijd om 22.00 uur thuis moest zijn. Tenslotte zou een DNA-spoor van de verdachte in het huis zijn aangetroffen op een blaadje van een muntenboek, dat volgens de raadsman niet duidelijk naar de verdachte leidt en de raadsman voert bovendien aan dat er alternatieve scenario’s denkbaar zijn voor de wijze waarop het spoor op dat blaadje is gekomen, anders dan door het plegen van het feit. Zo geeft de raadsman aan dat het spoor onbewust door de daders in huis kan zijn achtergelaten, voorts dat het muntenboek tweedehands kan zijn gekocht en de verdachte het ooit in handen heeft gehad, daarnaast dat de jongens het blad eerst hebben meegenomen en nog tijdens de periode dat de overval duurde, hebben teruggegooid, en tenslotte de optie dat de afdruk op het blad terechtgekomen is op een muntenbeurs. De raadsman heeft opgemerkt dat verdachte niet is gevlucht, maar op familiebezoek ging in Irak, althans daar tijd nam om tot zichzelf te komen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De heer [slachtoffer] doet op 29 januari 2010 vanuit het ziekenhuis aangifte van een overval in zijn woning aan het [adres], in de avond van 28 januari 2010. Hij vult deze aangifte nog enkele keren aan. [2] Uit de aangifte komt het volgende naar voren. De aangever kwam rond 23.30 uur thuis van zijn werk als vakkenvuller bij supermarkt C-1000. Toen hij de deur van zijn flat wilde openen, merkte hij dat er mannen achter hem stonden en voelde hij iets in zijn rug dat op de loop van een revolver leek. Aangever zag drie mannen die bivakmutsen droegen [3] [4] Het vuurwapen werd tegen zijn hoofd gezet. [5] Vervolgens werd dit wapen doorgeladen. [6] De mannen zeiden dat ze geld wilden, en sloegen hem. Hij werd naar binnen geduwd, waar hij werd geslagen en gestompt op het hoofd, de kaak en in de maag. [7] Hij werd naar de woonkamer gesleept, waar zijn handen en voeten werden vastgebonden met telefoondraad. Er werd ook een broek om zijn benen geknoopt. [8] Het slachtoffer heeft onder bedreiging de codes moeten geven van een bankpas en een creditcard die de mannen vonden. [9] De daders hielden het pistool bij de slaap van het slachtoffer, waarbij ze zeiden: ”Nu zeg je het, ik tel tot drie, anders halen we de haan over”. [10] Hij werd met het vuurwapen tegen de kant van zijn gezicht geslagen waardoor hij het bewustzijn verloor. Toen hij weer bijkwam en de daders dat merkten, werd hij meermalen tegen zijn lichaam geschopt. Er werd gezegd dat zijn keel zou worden doorgesneden als hij geen geld gaf. Eén van de daders heeft tegen een mededader gezegd: ”Ga eens in de keuken een mes halen, dan snijden we zijn strot door”. [11] De mannen hebben € 20,- uit de woning meegenomen en een muntenverzameling, sleutels, een digitale fotocamera en de pinpas en creditcard van de aangever. [12] Ze lieten het slachtoffer geboeid en gewond achter, met een dekbed over zijn hoofd. [13] Aangever is gehavend in het ziekenhuis opgenomen. [14] Een deel van zijn gebit is verwoest. [15]
Op 29 januari 2010 om 1.01.51 uur werd op de lokatie Mekelweg te Delft [16] met de van het slachtoffer gestolen pinpas een bedrag van € 1.000,- opgenomen van de bijbehorende bankrekening. In de avond van 29 januari 2010 werd op dezelfde lokatie om
21.04.16
uur geprobeerd om geld van de rekening van de aangever op te nemen. De pas werd toen door het apparaat ingenomen. [17]
Telefoonnummer van de verdachte.
Uit onderzoek van de historische telecommunicatie gegevens is gebleken dat er vlak voor en vlak na de overval telefonisch contact is geweest tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1] en een aantal mobiele telefoons van verdachten in het onderzoek. In een aantal opgenomen en uitgeluisterde telefoongesprekken werd de gebruiker van het nummer [verdachte]genoemd.
Onderzoek in de politiesystemen op deze naam en andere namen van contacten die uit het gebruik naar voren kwamen, leverde op dat een [verdachte]op 21 januari 2010 met anderen in een voertuig in Den Haag is gecontroleerd. Op deze naam kwam ook een GBA-adres naar voren, de Herculesweg 159 te Delft. De telefoon met het onderzochte telefoonnummer bleek geregeld de zendmast in de nabije omgeving van de Herculesweg aan te stralen en vaak te bellen met een nummer dat op naam staat van [moeder verdachte] zijnde de moeder van [verdachte]
De vader van de verdachte heeft verdachte op 6 maart 2010 als vermist opgegeven en daarbij als telefoonnummers van de verdachte opgegeven:
[telefoonnummer verdachte 2] en
[telefoonnummer verdachte 1]. [18]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande aannemelijk dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1].
Telefoonverkeer.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1] in de avond en nacht van 28 op 29 januari 2010 diverse zendmasten in Delft aanstraalt. Onderstaande gegevens acht de rechtbank relevant. [19]
Om
- 20.08 uur;
- 20.10 uur;
- 21.43 uur;
- 23.01 uur;
- 23.51 uur;
straalt het toestel de met telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1] de zendmast op Schrobbelaarsstraat aan. Deze zendmast staat vlakbij het [adres], de plaats delict [20] ;
- 00.47 uur wordt ermee gebeld naar het nummer van de moeder van de verdachte;
- 00.59 uur en
- 01.04.23 uur
straalt het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 1] een zendmast op de Leeghwaterstraat aan. Deze staat vlakbij de Mekelweg te Delft, de plaats waar om 1.01.51 het geldbedrag werd gepind. [21]
Uitgezonderd het contact dat om 00.47 uur plaatsvindt, zijn al deze contacten gericht op telefoons die op naam van medeverdachten staan.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij die avond niet buiten kon zijn geweest omdat hij van zijn ouders immers altijd om 22.00 uur thuis moest zijn, merkt de rechtbank aan als kennelijk leugenachtig, nu met de telefoon van de verdachte op 29 januari 2010 om 00.47.21 uur is gebeld naar de telefoon met het nummer dat op naam staat van
[moeder verdachte] de moeder van de verdachte. De rechtbank acht niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte op dat tijdstip met het nummer van de verdachte naar de moeder van de verdachte heeft gebeld. Het verweer dat een ander dan de verdachte de telefoon met dit telefoonnummer kan hebben gebruikt, acht de rechtbank zonder nadere motivering ongegrond.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Het toestel van de verdachte bevond zich op de tijdstippen die hiervoor zijn vermeld niet op zijn GBA-adres, thuis bij zijn ouders, maar bewoog zich langs zendmasten die zijn geplaatst in de buurt van de plaats van de overval en in de buurt van de plaats waar met de gestolen bankkaart geld werd gepind.
Het toestel bevond zich in elk geval kort voor en kort na de overval in de buurt van de plaats van de overval aan het Mouterpad te Delft en bevond zich kort voor de pin-aktie in de buurt van het betreffende pin-apparaat aan de Mekelweg te Delft.
Verklaringen.
Uit de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1]komt het volgende naar voren. Verdachte, die hij kent als [bijnaam verdachte], heeft hem op de dag van de overval enkele malen gebeld. [22] Verdachte wilde weten of [medeverdachte 1]en zijn collega’s bij de C1000 klaar waren met werken en [medeverdachte 1]vreest dat verdachte hem misbruikt heeft om informatie te krijgen die nuttig was voor het plegen de overval. [23]
De rechtbank constateert uit het voorgaande in combinatie met eerder genoemd overzicht van het telefoonverkeer op 28 januari 2010 dat de verdachte ook [bijnaam verdachte] genoemd wordt en dat hij om
- 20.10 uur;
- 21.43 uur;
- 23.01 uur;
zich dicht bij de plaats van de overval op [slachtoffer] bevond en van die plaats naar Nouraliev heeft gebeld. [24]
[getuige 1]verklaart als getuige onder meer het volgende. Hij werd in de nacht van
28 op 29 januari 2010 om een uur of 01.00 uur gebeld door [medeverdachte 2], die de telefoon met het nummer van de verdachte hanteerde. Hij heeft daarop direct zelf gebeld naar het nummer van [medeverdachte 2]en via dat nummer met hem gesproken. [25] [getuige 1] verklaart dat [medeverdachte 2] hem vroeg om te komen en zei dat hij iets voor hem had, en dat [medeverdachte 2] hem de volgende dag een creditcard aanbood, waarop de naam [slachtoffer] stond. Hij verklaart dat hij heeft gehoord dat ze € 1.000 hadden gepind in de TU wijk, [bijnaam verdachte]en [medeverdachte 2] vaak samen dingen doen, dat de verdachte bij de overval de woning is binnen geweest en het slachtoffer een paar rake klappen heeft gegeven, dat de verdachte naar Irak is gevlucht. [26]
Uit een later afgelegde verklaring van [getuige 1] komt naar voren dat [medeverdachte 2] zich, toen hij in de nacht van 28 op 29 januari 2010 belde, in het gezelschap van anderen bevond. [getuige 1] verklaart ”dat ze me wouden zien” en dat ”ze” 03.00 of 04.00 uur te laat vonden en dat ”ze” zeiden de volgende ochtend. [27] Ter terechtzitting op 29 november 2010 in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 3] heeft [getuige 1] als getuige verklaard dat hij meer mensen op de achtergrond hoorde toen [medeverdachte 2] hem belde met het toestel van [bijnaam verdachte]. [28]
[verdachte]is rond 23.30 uur bij de plaats delict gezien en herkend door een verbalisant. [29]
De rechtbank constateert dat de telefoon van de verdachte en de telefoon van [medeverdachte 2] tijdens deze contacten zendmasten aanstralen die zich dicht bij het pin-apparaat bevinden. [30]
Vrijwel tegelijkertijd met deze contacten is het saldo van de bankrekening van het slachtoffer opgevraagd en € 1.000,- van diens bankrekening gepind. [31] [32] Uit het overzicht van het telefoonverkeer die avond en het overzicht van de pin-transacties volgt namelijk dat om
- 00.59.17 tot 01.00.16 uur de telefoon van de verdachte belt naar de telefoon van [getuige 1];
- 01.01.17 tot 01.02.31 uur de telefoon van [getuige 1] belt naar de telefoon van [medeverdachte 2], terwijl
- 01.01.34 uur het saldo werd gecheckt en om
- 01.01.51 uur € 1.000,- werd gepind.
[getuige 1] verklaart ook dat hij even later, op de dag na de overval, werd gebeld door [medeverdachte 2] om naar de TU wijk te gaan. Hij verklaart dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] Kerche naar een pinautomaat is gegaan, waar [medeverdachte 3] uitstapte en probeerde te pinnen. Deze kwam echter terug met een briefje waarop stond dat het pasje was ingenomen en daarop had [medeverdachte 2] gezegd dat ze dat briefje ook aan [bijnaam verdachte]moesten laten zien, omdat die anders niet zou geloven dat pas weg was. [33]
De rechtbank neemt de verklaring van de getuige [getuige 1] in aanmerking voor het bewijs. De verklaring is op betrouwbaarheid onderzocht met als conclusie dat zeer aannemelijk wordt geacht is dat deze getuige kennis heeft gehad van de overval en dat hij aanwezig is geweest bij de tweede pinactie op 29 januari 2010. [34]
De rechtbank neemt ook het relaas betreffende de verklaring door getuige [getuige 2]voor het bewijs in aanmerking. De verbalisant relateert dat deze getuige heeft verklaard dat [medeverdachte 3] en [bijnaam verdachte]ten tijde van de overval in de woning waren geweest, dat [bijnaam verdachte]het slachtoffer had geslagen en dat [getuige 1] de creditcard zou hebben willen kopen. [35]
Vingerafdruk
In de woning van de aangever is sporenonderzoek gedaan. In de slaapkamer zijn vijf losse blaadjes uit een euroboek, die op het bed lagen, veiliggesteld onder nummer AACD4315NL. Hierop is onderzoek naar dactyloscopische sporen gedaan, dat heeft geleid
tot onder meer het spoor, gemerkt AACJ1481NL. [36] Dit spoor bevond zich op het euroblad ”Spain”. [37]
Het spoor werd identiek bevonden aan een afdruk van de rechterduim voorkomend op het op 21 september 2001 in Rijsbergen opgemaakte vingerafdrukkenblad ten name van: [valse naam verdachte] geboren [geboortedatum].
Uit informatie van de Immigratie en Naturalisatie Dienst bleek dat deze persoon op
21 september 2001 asiel aanvroeg en dat die aanvraag de volgende dag werd ingetrokken, toen de vader van [verdachte]meldde dat zijn zoon zich onder een valse naam in Rijsbergen had aangemeld, namelijk onder de naam [valse naam verdachte]
Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat [verdachte]en [valse naam verdachte] dezelfde persoon betreft. [38]
Op verzoek van de officier van justitie zijn in Turkije de vingerafdrukken op voormeld vingerafdrukkenblad vergeleken met de vingerafdrukken van de verdachte, die zich daar in hechtenis bevond; waarna op 16 augustus 2012 werd bericht dat de verdachte dezelfde persoon is als degene die op 21 september 2001 zijn vingerafdrukken op het vingerafdrukkenblad zette. [39]
Verweer.
De verdachte ontkent in de woning van het slachtoffer te zijn geweest. Voor het aantreffen van de vingerafdruk in de slaapkamer van de aangever hebben de raadsman van de verdachte en verdachte een aantal verklaringen gegeven, variërend van het naar binnen waaien van het blaadje waarop de vingerafdruk zou staan, tot het scenario waarin het blad in een tweedehands winkel of op een beurs door de verdachte zou zijn aangeraakt, of door de daders eerst zou zijn meegenomen en later zou zijn teruggelegd.
Overweging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit in een muntenwinkel is geweest, dat hij daar niets te zoeken heeft, en voorts dat de op de plaats delict aangetroffen vingerafdruk niet van hem is.
De alternatieve scenario’s zoals door de raadsman en verdachte opgeworpen, geven naar het oordeel van de rechtbank, ook in combinatie met genoemde opmerking van de verdachte, geen andere plausibele verklaring voor het feit dat de vingerafdruk op de plaats delict is aangetroffen, dan dat verdachte die daar zelf geplaatst heeft.
Het voorgaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie dan dat de verdachte in de woning van de aangever is geweest en het blaadje van het muntenboek dat bij de muntenverzameling van het slachtoffer hoorde heeft vastgepakt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de drie daders is geweest van de overval en - en anders dan de officier van justitie - óók wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte vervolgens met anderen met de tijdens de overval buitgemaakte bankpas, kort na feit 1, € 1000,- van de bankrekening van het slachtoffer heeft gepind.
De rechtbank acht aldus de feiten 1. en 2. wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op
enomstreeks 28 januari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1020 euro, en een muntenverzameling en een digitale camera en een pinpas en een creditcard en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met bivakmutsen staan achter/om die [slachtoffer] en
- vervolgens zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], en
- vervolgens doorladen van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- vervolgens meermalen slaan/stompen op het lichaam en hoofd van die [slachtoffer] en
- vervolgens slepen en duwen van die [slachtoffer] en
- vervolgens vastbinden van de handen en voeten met elektriciteitsdraad en kleding van die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag en
- vervolgens slaan met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer] en
- vervolgens schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- vervolgens zeggen tegen en in de nabijheid van die [slachtoffer]: "Pak een mes, dan snijden we zijn strot door" en "We schieten je door je kop", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en
- vervolgens zetten/houden van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij de slaap van die [slachtoffer] en daarbij zeggen tegen die [slachtoffer]: "Nu zeg je het, ik tel tot drie, anders halen we de haan over" en
- vervolgens gooien van een dekbed over die [slachtoffer].
2.
hij op 29 januari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van een bankrekening heeft weggenomen 1000 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], zulks na het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te hebben gebracht door dat geldbedrag met behulp van een valse sleutel, te weten een bij die bankrekening behorende bankpas, uit
eengeldautomaat op te nemen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2. ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. ten laste gelegde wordt veroordeeld, met toepassing van het sanctierecht voor volwassenen, tot gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering, doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit rekening te houden met het feit dat verdachte al drie jaren in een Turkse cel heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijk recht
De rechtbank overweegt het volgende. Ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten was de verdachte 17 en een half jaar oud. In beginsel dient ten aanzien van hem het sanctierecht voor minderjarigen te worden toegepast. Op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan in de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding worden gevonden het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing te laten en het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, mits aan tenminste één van de daar genoemde criteria is voldaan. De gewelddadige overval op [slachtoffer], een alleenstaande man van 73 jaar oud, is een ernstig en volwassen misdrijf. De verdachte heeft een leidende rol bij de overval gehad. Hij heeft op de avond van de overval uitgezocht of [slachtoffer] klaar was met zijn werk als vakkenvuller bij de C-1000 en hij heeft tijdens de overval rake klappen uitgedeeld aan het slachtoffer.
De verdachte is, kort nadat medeverdachte [medeverdachte 2] op het politiebureau voor verhoor was uitgenodigd, geheel zelfstandig naar Irak gereisd, zonder zijn ouders in kennis te stellen.
Van maart 2010 tot 28 februari 2011 is hij geheel buiten beeld gebleven. Ten tijde van zijn aanhouding in Turkije was hij ruim meerderjarig. De rechtbank overweegt dat de actieve rol van de verdachte bij het zeer ernstige feit, zijn handelwijze daarna, zijn proceshouding en de totale afwezigheid van spijt en inzicht in het strafwaardige van zijn gedrag, getuigen van een koele, berekenende instelling. De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor toepassing van het sanctierecht voor volwassenen. Het feit dat er over verdachte niet door deskundigen is gerapporteerd, maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders, daargelaten dat rapportage gelet op het tijdsverloop sinds het delict en de proceshouding van de verdachte, van relatieve waarde zou zijn. Het voorgaande, in combinatie met de ernst van de feiten, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank toepassing van het sanctierecht voor volwassenen. Toepassing van het sanctierecht voor volwassenen brengt met zich mee dat de voor minderjarigen niet geldende regel van de voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel
15a e.v. Wetboek van Strafrecht thans wel van toepassing is.
Overwegingen
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval, waarbij met gebruikmaking van bruut geweld en uiterst ernstige bedreigingen een kwetsbaar slachtoffer, een man van toen 73 jaar oud, in zijn eigen huis is mishandeld, bedreigd en beroofd. Het hele huis is overhoop gehaald en het slachtoffer is hulpeloos en in geboeide toestand op de grond achtergelaten; de bejaarde aangever is er na anderhalf uur in geslaagd, schuifelend over de vloer, om de telefoon te bereiken, heeft met zijn tanden de hoorn van de haak kunnen halen en met zijn tong een nummer in kunnen toetsen, waarna hij familieleden heeft kunnen alarmeren. De rechtbank stelt vast dat het heel anders had kunnen aflopen met de aangever en dat het niet aan de wil van de verdachte te danken is, dat het slachtoffer zich uiteindelijk uit zijn benarde situatie heeft kunnen bevrijden.
Voorts heeft de verdachte zich kort na de overval schuldig gemaakt aan het pinnen van een aanzienlijk geldbedrag met de buitgemaakte pinpas en code.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte een van de drie hoofddaders van de gewapende overval is geweest. Verdachte en zijn mededaders hebben het bejaarde slachtoffer geslagen, geschopt, ernstig met de dood bedreigd en kortweg respectloos en mensonwaardig behandeld. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer ernstig kwalijk.
Verdachte heeft met het plegen van deze feiten getoond dat hij bereid en in staat is om op meedogenloze wijze ernstig inbreuk te maken op andermans lichamelijke integriteit, privésfeer en eigendom, met het oog kennelijk puur op eigen gewin. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Eén en ander heeft zich afgespeeld midden in een woonwijk. Dat leidt tot een versterking van bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van de overval voor hem zijn geweest. Het slachtoffer heeft diverse verwondingen opgelopen, is gedurende drie en een halve week in het ziekenhuis opgenomen geweest. Hij ondervindt nog dagelijks de gevolgen van de overval. Zijn gebit is verwoest en op straat voelt hij zich angstig.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 11 november 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten geen andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf toelaat.
De officier van justitie heeft aanleiding gezien om haar eis te beperken tot een gevangenisstraf die feitelijk neerkomt op een duur, gelijk aan de 1007 dagen die de verdachte in Turkije in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten een aanzienlijk hogere gevangenisstraf zouden rechtvaardigen. De rechtbank zal toch de eis van de officier volgen, daarbij in aanmerking nemend dat sinds de feiten zijn gepleegd geruime tijd verlopen is en dat de verdachte gedurende 1007 dagen in Turkije in uitleveringsdetentie heeft verbleven en dat de omstandigheden voor hem in die periode zwaar zijn geweest.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.500,-.
De vordering is op 18 november 2014 ingediend en betreft immateriële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering en heeft gevorderd dat de rechtbank daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding onder 1. en 2 bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij vordert alleen immateriële schade, waaruit de rechtbank afleidt dat de vordering alleen het onder 1. bewezen verklaarde feit betreft.
De rechtbank acht de vordering als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 29 januari 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 45, 57, 77b, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem de bij dagvaarding onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 6.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 6.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 62 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
24 december 2014.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2010020994.
2.Pag. 959, 1160, verhoor aangever.
3.Pag. 153, verhoor aangever.
4.Pag. 161, verhoor aangever.
5.Pag. 160, verhoor aangever.
6.Pag. 153, 161, verhoor aangever.
7.Pag. 162, verhoor aangever.
8.Pag. 162, verhoor aangever.
9.Pag. 154, 165 verhoor aangever.
10.Pag. 162, verhoor aangever.
11.Pag. 163, verhoor aangever.
12.Pag. 154, 174, verhoor aangever.
13.Pag. 163, verhoor aangever.
14.Pag. 389 geneeskundige verklaring, 668 foto’s letsel.
15.Pag. 1160, verhoor aangever.
16.Pag. 1237, bevindingen.
17.Pag. 1238, overzicht pintransacties.
18.Pag. 616, bevindingen.
19.Pag. 603, 604, bevindingen.
20.Pag. 604 bevindingen, pag. 606, kaart van Google-maps.
21.Pag. 1237, 1238, bevindingen, overzicht pintransacties.
22.Pag. 549, 550, verhoor verdachte [medeverdachte 1].
23.Pag. 552, verhoor verdachte [medeverdachte 1].
24.Pag. 603, 604, bevindingen.
25.Pag. 1008, verhoor getuige [getuige 1].
26.Pag. 1008, 1009, verhoor getuige [getuige 1].
27.Pag. 1100, verhoor getuige [getuige 1].
28.Proces-verbaal ter terechtzitting inzake Kerche, op 29 november 2010, verklaring [getuige 1] als getuige.
29.Pag. 91, bevindingen.
30.Pag. 604, bevindingen, 606, kaartje.
31.Pag. 604, bevindingen.
32.Pag. 1238, overzicht pintransacties
33.Pag. 1008, 1009, verhoor getuige [getuige 1].
34.pag. 1157, 1158, bevindingen analyse getuige verhoor [getuige 1].
35.Pag. 1382, bevindingen.
36.Apart ambtsedig opgemaakt, niet genummerd proces-verbaal, nummer PL15J1 2010020994-10, met bijlagen, opgemaakt door Bureau Forensische opsporing van Politie Haaglanden op 28 mei 2010.
37.Verslag politie Haaglanden, registratienummer 2010-020994.
38.Pag. 1398, 1399 bevindingen.
39.Pag. 1399, bevindingen.