3.5.1[onderzoek naam 1]
Handel
Gelet op de inhoud van het dossier en de wijze waarop feit 1, eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, te weten het op grond van de Opiumwet verboden activiteiten met betrekking tot hennep plegen in specifiek genoemde panden, is de rechtbank, met de raadsman, van oordeel dat de tenlastelegging slechts zo kan worden opgevat dat voor een bewezenverklaring van elk expliciet in de tenlastelegging genoemd pand een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige betrokkenen met betrekking tot dat pand en de verweten gedragingen dient te worden vastgesteld.
Zoals hierboven reeds is overwogen, vond op 20 oktober 2011 een schietpartij plaats op de[adres schiet incident] te Den Haag. Vaststaat dat verdachte en [medeverdachte 2] hierbij waren betrokken. Ten gevolge van deze schietpartij raakte verdachte gewond. Naar aanleiding van dit incident deden verdachte en [medeverdachte 2] aangifte. Beiden hebben verklaard dat de aanleiding van het incident was gelegen in een mislukte wiettransactie.
Zoals eveneens reeds is overwogen, is het merendeel van de OVC-gesprekken opgenomen in de garage van[bedrijf verdachte 1], gevestigd aan de [adres delict 10] te Den Haag. Dit bedrijf staat op naam van verdachte en [medeverdachte 2].Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat ook [medeverdachte 1] bij het autobedrijf betrokken was. Hij kwam daar niet alleen veelvuldig, maar was ook degene die de salarissen uitkeerde, de huur wel eens betaaldeen overleg met de boekhouder voerde.
In veel van de OVC-gesprekken wordt door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in wisselende samenstellingen met elkaar en met anderen regelmatig over het telen, knippen, drogen, verhandelen en vervoeren van verschillende partijen hennep gesproken. Hieronder wordt een selectie van deze gesprekken weergegeven waaruit, naar het oordeel van de rechtbank, volgt dat zij verschillende hoeveelheden hennep opkochten, knippers regelden en betaalden:
31 oktober 2013:
NNman1: “Natte Amnesia (…) Ken je daar wat mee?”
[medeverdachte 2]: “Ja” (…) “Wat moet ik betalen dan?” (…) Duizendvijftig, in plaats van dat je dat nou even zegt.”
4 november 2013:
[medeverdachte 1]: “Wanneer hebben jullie weer dan?
NNman: Wanneer we weer hebben? Pas in het nieuwe jaar denk ik. (…) Je hebt nodig zeker?”
[medeverdachte 1]: “Ja”
NNman: “Ik zal wel kijken of ik mensen weet die uh jongens. Net kwam er iemand naar me toe die wou amnesia hebben droog. Die wou die kopen(…) Als ik iemand weet die nog handel heeft kennen we misschien…”
13 november 2013:
[verdachte]: “Ja, ze moeten gewoon plukken, plukken, plukken”
[medeverdachte 2]: ”Ja” (…)
[medeverdachte 1]: “Ja maar ik denk dat de mensen (…)”
[medeverdachte 2]: “Niemand wil kleine stukjes maken iedereen wil de hoofdtoppen knippen, daar gaan ze ruzie om maken”
[verdachte]: “Nee, kijk, hun willen uren maken dus we gaan die kleine dingetjes ook knippen”
20 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Ik krijg dalijk dan krijgen we weer in de middag zestig (60) nat en als die goed is want het is van twee keer zestig (60) want die man ken het aan niemand kwijt ja het is een leek is dat maar hij maakt wel CO2handel dus ik zei geef mij de helft maar. (…)
11 december 2013:
[medeverdachte 2]: “Kan er alleen maar AM of doe je ook PP?”
NNman: “Ik heb Pp gewoon allemaal klaar liggen.” (…)
[medeverdachte 2]: “Ik had nog 11 hele mooie gekocht (…) En we dachten ja..helemaal niet hebben die natte. Maar ja het was zo mooi. Zo weinig geplukt voor zo weinig geld en dan leg ik ze wel neer ook. Volgende week ook nog een plukkie en dan zijn we klaar. (…)
Wij zeggen wel klaar, maar als wij weer wat kunnen kopen, doe je het toch wel weer.”
25 november 2013:
[medeverdachte 1] zegt ik had een wagen met 4 mensen erin, wagen met 3 mensen erin. [persoon 8] dus 960 en 720 en 750 en 1250.[medeverdachte 5] 750, [medeverdachte 3], Auto met [persoon 11] erin, 5002 [persoon 12]. Echt veel voor knippers dit keer (…) [medeverdachte 2] “De laatste keer hadden we 8 uurtjes erover gedaan (…) We waren verleden keer echt veel sneller.”
Uit diverse gesprekken blijkt dat[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] al langere tijd ervaring hebben met die verwerking van hennep, dat zij met z’n drieën bij de verwerking van en de handel in hennep zijn betrokken en dat zij daarbij regelmatig gebruik maken van de hulp en/of diensten van anderen, onder wie [medeverdachte 3],[medeverdachte 6] en[medeverdachte 4], waarvoor zij die personen ook betalen:
18 november 2013:
[medeverdachte 2]: Nee, pas als hij bijna klaar is, anders krijg je het nooit droog.
[medeverdachte 1]: “[medeverdachte 2], luister jongen, ik heb 15 jaar schone handel gedroogd (…) en ik weet dondersgoed hoe je het doet, maar als het kraakt dan gaat ie brokkelen” (…)
[medeverdachte 2]: “Tijden veranderen” (…)
[medeverdachte 1]: “Maar ja, ik ben tot nu toe 15 jaar alles kwijt geraakt dusse” (…)
[medeverdachte 2]: “[medeverdachte 1], we doen het al zoveel jaren, als je mij 3 keer iets zegt dan ken ik dat gewoon, heb ik jou hulp nooit meer nodig hoor.”
22 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Die[persoon 14] vraagt (…) hoeveel alles schoon kost” (…) “Ja maar ik ga het niet voor tweehonderd (200) euro eh ga ik het niet meer doen, dan stop ik er wel mee, dat ga ik niet doen, ik ken moeilijk met zn drieen tweehonderd (200) euro gaan lopen delen, en dan moeten die jongens betaald worden (…) dan moet ik tegen die jongens zeggen ik kap ermee met hun en dan moet ik het zelf gaan doen, dat ga ik echt niet doen”(…) vijf (5) keer zevenendertig vijftig (37,50) dan doe je er tien (10) % op, als ze het niet zien, want dat krijg je ook na een tijdje, dan moet ik vier ruggen rekenen, die jongens doen het niet voor een geeltje hebben ze gezegd, per stuk, daar doen ze het niet voor.”
[medeverdachte 1]: “Nee maar oke dan hebben ze niks meer.”
[medeverdachte 2]: “Nee, maar ja, [medeverdachte 3] zegt ook, ik ga niet eh, bijvoorbeeld dat ik er maar eh veertig (40) in een maand ken doen, dan heb ik een rug. Hij zegt want van een rug, dan verdien ik bij een baas nog meer. Dat zei [medeverdachte 3] tegen mij”(…)
[medeverdachte 1]: “Weet je wat het is, ik vind dat altijd zo moeilijk om van te voren te oordelen wat je gaat verkopen. Kijk, als je ziet, je kan aan [persoon 13] kwijt je kan aan[persoon 14] kwijt.” (…) [medeverdachte 2], hoe we het wenden of keren, we gaan gewoon verder dus (…) en of dat nou met of zonder [medeverdachte 3] is, dan gaan we een andere oplossing vinden.” (…)
[medeverdachte 2]: “Ja maar ik ga het niet zelf lopen doen. Ik wil het zelf doen, maar ik ga het niet voor [verdachte] lopen doen als hij er niet werkt.”
[medeverdachte 1]: “Het is heel simpel, als we het zelf moeten doen, dan moeten we alle drie er een doen. Klaar.”
[medeverdachte 2]: “Of allemaal ons eigen ding.”
[medeverdachte 1]: “Dat maakt verder niks uit, je bent met zn drieen ergens aan begonnen, je moet met zn drieen verder gaan(…) Als ik hget zelf moet gaan rijden, moet ik het zelf gaan rijden, klaar. (…) Moet ik het zelf weer thuis inpakken, ga ik het zelf weer thuis inpakken. Klaar, ja toch, ik gooi alles weer om.”(…)
[medeverdachte 2]: in principe, die tweehonderdvijftig (250) euro onkosten is teveel. Kijk, als je ziet wat [persoon 15] en [persoon 16], weet je die doen het samen, die hebben geen onkosten (…) dus hun hebben, dit hebben ze niet (…) Dit die onkosten. (…) Per kilo gaat er een halve liter op, dat is ook twaalf vijftig (12,50). Ook een tientje. Nou dan krijg je [medeverdachte 3] en Marcel, ja, dan kom je ook op honderd (100), dan kom je op tweehonderdtwintig (220) euro uit.”
21 november 2013: een gesprek tussen [medeverdachte 2], NN-man en NN-man, waarbij [medeverdachte 2] zegt: “Wij moeten het ook met zijn drieen delen.”
23 november 2013: een gesprek tussen[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], waarbij [medeverdachte 2] zegt:
“[medeverdachte 1], we hebben jou er nou bij betrokken, wij deden het al zes jaar er voor.”
26 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Ik heb het met [medeverdachte 3] al zo 5 jaar gedaan, niks aan de anders dan topspullen.”
[medeverdachte 1]: “Ik zei 2 jaar geleden al, je moet het terug laten slaan, toen kregen we al een discussie:”
9 januari 2014:[medeverdachte 5]: “Kijk wat we vroeger deden met staalknaken en nou heb je alles. (…) Maar het ken niet verkeerd gaan toch..verstandig[persoon 17]. Met [medeverdachte 1], die ouwe opa.”(…)
[verdachte]: “Ik bedoel met handel niets. Ik doe niets.”[medeverdachte 5]: “Je hebt een uitkering of zo?” [verdachte]: “Nee, zo bedoel ik het niet. Je begrijpt me verkeerd. (…) Ik doe zelf niets. (…) met handel. Als ze mij achterna zitten, weetje. De politie zit mij achterna zit, ja?. Kijk wat ik doe. Ik doe zelf niks. Ik kom niet bij spullen, weetje. Hoor ik kom niet bij spullen. (…) Jij begrijpt me verkeerd. Ik handel. (…) Ik doe heel veel handel, heel veel doe ik ja. Maar ik doe zelf niks. (…) Kijk ik koop het op. (…) maar ik doe zelf niks. Snap je wat ik bedoel. Voorbeeld, ik laat het iemand doen. (…) Ik kom helemaal niet bij geld ik kom helemaal niet bij spullen. (…) Voorbeeld. Ik zeg tegen jou..kijk, jij vraagt 50 kilo nat. (…) Ik laat iemand anders naar jou toe komen om te kijken. Ja, met mijn geld. Ik laat iemand anders het ophalen. Ik laat iemand anders het maken (…) ja bewerken. Dus ik zelf kom ik nergens. Zo bedoel ik het.”(…)[medeverdachte 5]: (…)”Jij zit er wel in, maar ze hebben niks. Jij bent de dekmantel voor iedereen.” [verdachte]:”Nee. [medeverdachte 2] ofzo doet ook niks. (…) Kijk, we hebben laat maar zeggen uhhh telefoon en alles…. stuur een smsje naar [medeverdachte 2]. Als ik een smsje gestuurd heb dan weten ze allemaal wat ze moeten doen, maar wij komen niet bij dingen. (…) Kijk je moet wel laat maar zeggen, je bent meer geld kwijt aan mensen.”
7 maart 2014:
NN man: “dus die auto moet hier naar binnen (…)?” (…)
[medeverdachte 2]: ”Na dinsdag hij moet eerst hier staan haha… laten we eerst ff alles laten zien. Ik wil gewoon dat ze zien dat we wat doen weet je. Ze moeten dalijk niet denken dat we witwassen dat ze dalijk denken he jullie doen helemaal niks, geen auto’s staan, waar betaal je het allemaal van dan, alle auto’s moeten hierheen!”
NNman: “Daarom zeg ik werkkleren aan doen gelijk.”
[medeverdachte 2]: “Ja doe ik ook. Ik pak ook een overalletje. Ik pak ook een oude spijkerbroek, doe ik wat smeer aan mijn handen, doe ik mijnn handen even en mijn t- shirtje (..)
[medeverdachte 2]: “Ja maar mag ik ook zeggen dat ik zelf spuit he! Zeg jij het dalijk even tegen hem (…) Tegen die bij de spuiterij … zeg dan dat als hun iets vragen dat wij zelf spuiten bij hun
Nnman; “Ken je het beter bij die groene dingetjes houden he, die fratsen allemaal”(…)
[medeverdachte 2]: “Misschien ga ik straks wel in mijn eentje verder. Net zoveel werk… want ik doe…ik werk voor [medeverdachte 1] (…) word ik helemaal gek van … die geeft meer om dit dan om dat andere en [verdachte] doet helemaal niks.In mijn eentje hoef ik maar heel weinig te doen en dan heb ik ook mijn centjes. Het is eigenlijk wat je moet met zijn drieen delen (…) is te veel. Maar dat is allemaal niet erg, het is allemaal niet erg als ie ook nog wat doet, als ie niet ook nog dat soort gekke (…) dingen gaat doen. Dan vind ik het helemaal niet erg als hij ook zijn dingetje doet maar hij doet het gewoon niet meer! (…)
[medeverdachte 2]: Ik zeg laatst tegen [medeverdachte 1] (…) ik doe het helemaal alleen, geen drie om me heen dat de anderen het fout doen. Ik koop 1 plukkie in de maand, nat, 5,6 rooitjes, niks aan de hand. Ik zit al twee jaar zo te dubben en met [medeverdachte 1] er nog nooit over gehad, maar ik vind het ook lullig voor [verdachte] weet je, maar hij blijft maar bezig.”
In dit verband wordt ook verwezen naar OVC-gesprekken die gaan over het drogen, mixen en inpakken van de hennep.Uit deze gesprekken volgt dat dat vaak werd gedaan door [medeverdachte 3] en[medeverdachte 6] en dat zij daarvoor instructies kregen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ook blijkt uit diverse OVC-gesprekken dat [medeverdachte 3] en[medeverdachte 6] hiervoor werden betaald door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte.
Voorts blijkt uit diverse gesprekken dat[medeverdachte 4] regelmatig door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd ingeschakeld voor het vervoer van hoeveelheden hennepen dat hij daarvoor ook door hen werd betaald.
Op basis van de vermoedens zoals die uit de OVC-gesprekken naar voren zijn gekomen, heeft de politie nader onderzoek gedaan naar een groot aantal specifieke panden die in die gesprekken werden genoemd of daaruit konden worden afgeleid. In de panden gelegen aan de[adres delict 4] te Delft en de [adres delict 11], de [adres delict 6] en de[adres delict 7] te Den Haag werden vervolgens al dan niet ontruimde hennepkwekerijen dan wel -drogerijen aangetroffen. In het pand gelegen aan de [adres delict 3] en de[adres delict 5] te Den Haag werden hennepdrogerijen aangetroffen en in garageboxen gelegen aan de [adres delict 1] en[adres delict 1] werden aan de hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat alle in feit 1, eerste cumulatief/alternatief van de tenlastelegging genoemde panden in verband zijn gebracht met activiteiten die verband houden met het telen, bewerken en/of drogen van hennep. De politie is deze panden op het spoor gekomen naar aanleiding van OVC-gesprekken in de garage, zodat in ieder geval enige wetenschap van (ieder van) de verdachten van deze activiteiten kan worden vastgesteld. Echter, wat daar ook van zij, de kern van de verdenking richt zich op het medeplegen van het “telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen” van hennep in deze panden. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier ten aanzien van deze panden onvoldoende bewijs waaruit onomstotelijk kan blijken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot die specifiek verweten handelingen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
Dit geldt evenwel niet voor de in feit 1, tweede en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde panden aan de[adres delict 8] en de [adres delict 9] te Den Haag. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.[adres delict 8]
[adres delict 8] te Den Haag
Uit onderzoek naar het pand gelegen aan de [adres delict 10] te Den Haag (hierna: de [adres delict 10]), waar[bedrijf verdachte 1] is gevestigd,is het volgende naar voren gekomen.
Volgens bouwtekeningen, gedeponeerd bij de gemeente Den Haag, zijn de panden gelegen aan de [adres delict 10] en de[adres delict 13] te Den Haag (hierna: de [adres delict 13]) feitelijk één pand. Het pand bestaat volgens de meest recente bouwtekening uit 2 ruimtes. De ingang van het pand is blijkens de bouwtekeningen gelegen aan genoemde [adres delict 10].
Op 23 december 2012 is een warmtemeting uitgevoerd op de locatie[adres delict 10]. Boven de locatie[adres delict 10] en aan de achterzijde van de [adres delict 13] was op de eerste verdieping, ter hoogte van een balkonkast, een verhoogd en afwijkend warmtebeeld zichtbaar. Juist de balkonkast straalde zeer veel warmte uit.
Naar aanleiding van deze warmtemeting heeft een verbalisant op 4 januari 2013 ter plaatse onderzoek gedaan naar de nummering van de desbetreffende panden. De verbalisant zag dat de [adres delict 8] geheel boven de bedrijfsruimte van[bedrijf verdachte 1] was gelegen. Hij zag dat alle ramen van dit pand op de eerste verdieping aan de binnenzijde waren geblindeerd door middel van vitrage en dat het daardoor niet mogelijk was bij het pand naar binnen te kijken. De verbalisant zag verder dat het perceel op de begane grond aan de linkerzijde voorzien was van twee overheaddeuren en aan de rechterzijde van twee houten kozijnen met in elk kozijn een deur. De rechterdeur was voorzien van het opschrift “[nummer opschrift 1]” en [persoon 18]”. De linkerdeur was voorzien van nummer [nummer opschrift 2]. De overheaddeur links naast de tweede houten deur was voorzien van een bord met het opschrift “[bedrijf verdachte 1]” en de meest linkerdeur van nummer [nummer opschrift 3].
Op 7 september 2012 is door een verbalisant waargenomen dat op de gevel van het pand[adres delict 10] een bord was bevestigd met de opdruk: “Medio 2013 vestigt [persoon 18] zich hier”. Op dat moment was[bedrijf verdachte 1] echter gevestigd op de locatie[adres delict 10].
Op 5 februari 2013 wordt door het onderzoeksteam een OVC-gesprek (uit de auto van [medeverdachte 1]) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgeluisterd waarbij [medeverdachte 1] zegt:
“Op deze manier, hoe we het hebben gedaan, dat is gewoon top. Ik had het met [verdachte] er gisteren over. Ik liep naar de wc toe en hij kwam hebben we top gedaan dit, echt niet normaal, zo’n mooie truc dit. Dat heb niemand door. Iedereen denkt dat het bij [persoon 18] hoort haha.”.
Tussen 3 en 8 maart 2013 zijn vervolgens cameraopnames gemaakt van de twee ingangen van[bedrijf verdachte 1], welke zijn gelegen aan de [adres delict 13] en de[adres delict 10]. Op de camerabeelden, gericht op de locatie [adres delict 13], is waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tussen 3 en 8 maart 2013 het pand diverse malen in- en uitgaan. Het pand heeft geen deurklink aan de buitenzijde; het lijkt erop dat de deur alleen is te openen met een sleutel.
Op de camerabeelden, gericht op de locatie[adres delict 10], is waargenomen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte tussen 5 en 8 maart 2013 diverse keren in en rondom het pand zijn. Zij openden en sloten het pand telkens af met een sleutel.
Op 2 oktober 2013 is wederom een warmtemeting uitgevoerd op de locatie [adres delict 8]. Op de beelden van deze warmtemeting is een donkere verkleuring waar te nemen, hetgeen wil zeggen dat de temperatuur van het object hoger was dan van de andere objecten op de foto.
Op 3 januari 2014 is binnengetreden in het pand gelegen aan de [adres delict 8]. Hierbij is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de eerste verdieping van het pand, welke bestond uit 4 kweekruimtes met respectievelijk 120, 161, 235 en 256 planten. In totaal werden derhalve 772 hennepplanten aangetroffen.
Verspreid in het gehele pand werden aan een hennepkwekerij te relateren goederen aangetroffen, zoals lege en gevulde jerrycans met groei/bloeistimulatoren, armaturen met assimilatielampen, 840 gebruikte stekkenbakken en (resten van) substraatrondjes.
Uit onderzoek is gebleken dat het pand aan de [adres delict 8] werd verhuurd. Blijkens een huurovereenkomst zouden de huurders zijn:[persoon 15] en[persoon 19]. Bij het huurcontract zijn kopieën gevoegd van twee identiteitskaarten met daarop voornoemde namen vermeld.Uit onderzoek door de politie is gebleken dat deze personen in combinatie met de informatie zoals zichtbaar op genoemde legitimatiebewijzen niet bestaan
In het dossier bevinden zich voorts twee OVC-gesprekken (uit de garage) van 20 december 2013 tussen verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en “[persoon 20]” ([persoon 20], hierna: [persoon 20])waarin [medeverdachte 1] de namen[persoon 15] en[persoon 19] noemt en meldt dat “de legitimatie is weggegooid”. Tevens blijkt uit deze gesprekken dat [persoon 20] een brief heeft ontvangen met betrekking tot het vervangen van de watermeter. De watermeter kan echter niet vervangen worden, omdat de kwekerij nog in werking is. Er wordt besproken wie wat moet zeggen tegen het waterleidingsbedrijf om de afspraak te verzetten. Onder meer zegt [medeverdachte 1]: “Hij staat op meneer [persoon 15]” en “Je moet niet zeggen dat je (…). Je spreekt met [persoon 15]”, waarna [persoon 20] uiteindelijk zegt: “Als ik daar ben is ook best raar meneer[persoon 20] weet je…”.
Mede gelet op het uitblijven van een andersluidende verklaring van verdachte en zijn medeverdachten, volgt de rechtbank de uitleg van de politie ter zake van dit gesprek, te weten dat de legitimatiebewijzen zowel ten behoeve van het sluiten van het huurcontract zijn overgelegd, als ook zijn gebruikt bij de aanvraag van de waterlevering in genoemd pand.
Voorts hadden verbalisanten na binnenkomst van het pand aan de [adres delict 8] op 3 januari 2014 in de hal een kastje van een alarmsysteem op de grond zien liggen. Zij zagen een lampje knipperen op dit kastje. Zij zagen dat het kastje met een draad verbonden was aan een kist op een houten plank die op de grond stond in de ruimte van de elektriciteitsmeter van de woning. Op de plank waren een kleine en grote kist bevestigd. Uit de kleine kist kwam een zwart snoertje dat was bevestigd aan een zwarte antenne.
De politie heeft nader onderzoek ingesteld naar het in de [adres delict 8] te Den Haag aangetroffen alarmsysteem op het plankje.
Uit onderzoek is gebleken dat op 18 februari 2013 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en “[persoon 21]”, waarbij [persoon 21] zegt dat hij er om een uurtje of vijf is. Om 17.02 uur geeft [persoon 21] aan dat hij voor de deur staat, maar dat er niemand opendoet. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij er over een half uurtje is. Op 18 februari 2013 om 17.34 uur is het alarmsysteem geactiveerd.
Op 8 maart 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [persoon 21]. In dit gesprek wordt gesproken over de alarmcode.
Op 18 oktober 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [persoon 21]. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij en verdachte problemen te hebben met
“het alarmpje welke op de plank zat”.
Per 19 oktober 2013 blijkt dat in het alarmsysteem een ander telefoonnummer is geplaatst.
Blijkens OVC heeft op 28 oktober 2013 in de garage een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en “[persoon 22]”. [medeverdachte 1] spreekt over een telefoon en zegt dat [persoon 22] “die” eigenlijk altijd bij zich moet hebben. [persoon 22] zegt:
”als er wat is kan ik [verdachte] of [medeverdachte 2] bellen?(…). [medeverdachte 1] antwoordt:
‘ik heb die van mij ook[bedrijf verdachte 1] en dan zeg je gewoon uhh.”. [persoon 22]: “
ja alarm meer niet. Of ik bel hun of stuur een berichtje alarm. Dat kan ook.”.Op 31 oktober 2013 heeft in de garage een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon 22] en verdachte, waarbij [persoon 22] aangeeft dat zij een alarmtelefoon heeft en dat zij het nummer van verdachte wil hebben om in te voeren.
Op de dag van het binnentreden in de [adres delict 8] te Den Haag, te weten 3 januari 2014 omstreeks 09:45 uur, is waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 1] om 09:43 uur uit een Volkswagen Caddy, welke op naam van [medeverdachte 1] is gesteld, de garage binnengaan. Om 09:44 uur vertrekken zij weer met deze auto. Om 09:47 uur parkeert [medeverdachte 1] de auto op de [adres persoon 22] te Den Haag. Om 09:48 uur komt verdachte het portiek dat toegang geeft tot de percelen [(nummer)] van de [adres persoon 22] in versnelde pas uitlopen en stapt weer in de auto.
De rechtbank stelt vast dat op het adres [adres persoon 22] te Den Haag [persoon 22] woonachtig is.
Op grond van de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken en het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] enkele minuten na het binnentreden door de politie in het pand [adres delict 8] te Den Haag, nadat zij eerst bij het pand aanwezig zijn geweest, direct langs [persoon 22] zijn gereden, concludeert de rechtbank dat het alarmsysteem in de [adres delict 8] begin 2013 in opdracht van [medeverdachte 1] is geïnstalleerd en dat [persoon 22] eind oktober 2013 een telefoon met een aan het alarmsysteem gekoppelde simkaart in bewaring heeft gekregen, opdat zij [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten kon waarschuwen indien het alarm afging.
Voorts blijkt uit OVC-gesprekken uit de garage in de periode vanaf 11 november 2013 tot en met 20 november 2013 dat door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en[verdachte] is gesproken over werkzaamheden rondom de hennepkwekerij boven de garageruimte. Bij deze gesprekken waren ook[medeverdachte 6], [persoon 23],[medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [persoon 20] aanwezig. Uit de gesprekken kan worden opgemaakt dat voornamelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] besluiten wat er wordt gedaan en door wie. Zij geven in deze gesprekken opdrachten en zorgen dat benodigd materiaal aanwezig is. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat deze hennepkwekerij op 15 november 2013 moet zijn geoogst en is aangevuld met nieuwe stekken en koolstoffilters. Daarnaast is de doorgang vanuit de garageruimte naar de hennepkwekerij in de bovengelegen ruimte weer dichtgemaakt, zodat deze niet meer zichtbaar zou zijn in de garageruimte.
Op 8 april 2014 is nader onderzoek ingesteld naar de tussenmuur tussen de garage en perceel [adres delict 8] te Den Haag. Hierbij is vastgesteld dat een deel van de structuur van de muur in de garage afweek ten opzichte van de gehele muur. Achter de houten plaat bij de meterkast in de [adres delict 8] te Den Haag bleek een gat in de muur te hebben gezeten, dat was opgevuld met witte gipsblokken en groen purschuim.De rechtbank stelt vast dat zich hier derhalve de doorgang heeft bevonden vanuit de garageruimte naar de hennepkwekerij in de [adres delict 8] te Den Haag.
Op grond van al het vorenstaande, mede in onderling verband en samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten enige twijfel vast dat de hennepkwekerij in het pand, gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag in de periode van 23 december 2012 tot en met 3 januari 2014 toebehoorde aan verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voor wat betreft de ten laste gelegde periode stelt de rechtbank vast dat zich in het dossier, anders dan de raadsman heeft gesteld, gelet op hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, ook voldoende bewijs bevindt voor het in werking zijn van de kwekerij tussen de warmtemeting op 23 december 2012 en de instap op 3 januari 2014. De raadsman heeft volstaan met de enkele stelling dat in een dergelijk pand met een plat dak in de zomermaanden geen hennep zou kunnen worden gekweekt. De rechtbank constateert dat deze stelling op geen enkele wijze wordt onderbouwd door informatie uit het dossier of door enige verklaring hieromtrent van verdachte of (een van) zijn medeverdachten. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen feit van algemene bekendheid. Het had dan ook op de weg van de verdediging gelegen om een begin van aannemelijkheid van deze stelling te geven, anders dan door het verzoek om het aanstellen van een deskundige ter bevestiging van deze stelling. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging met anderen hennep heeft geteeld in het pand, gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 1, tweede cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weer te geven.[adres delict 9]
[adres delict 9] te Den Haag
Op grond van telefoontaps, OVC-gesprekken afkomstig uit de garage en de Dodge Ram Van van [medeverdachte 1] en bakengegevens van onder meer de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] ontstond lopende het onderzoek [onderzoek naam 1] het vermoeden dat de hoofdverdachten in het onderzoek in de omgeving van de Rogstraat of de [adres delict 9] te Den Haag eveneens hennep verwerkten, bewerkten of opsloegen.
Zo ontving op 2 november 2013 om 07:09 uur de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een sms van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]) met als inhoud: “
Hoeveel moet straks hebben”.
Vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt om 07:10 uur een bericht teruggestuurd met de inhoud: “
15 stuks ik ben over 15 min bij jou”.
Vervolgens ontvangt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] om 07:17 uur een sms met de tekst: “
Zorg dat je banken goed open staan voor het kraken van die kk tassen”en om 07:53 uur: “
15 kom je zo halen. Of gaat alles gelijk mee”.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] stuurt vervolgens om 07:59 uur een sms terug met de inhoud:
“Ik wacht tot hij er is om 9 uur michien moet hij er wel meer hebben en dat kom ik dan halen bij jou en laterhaal ik de rest op.”.
Op de OVC in de garage is te horen dat [medeverdachte 1] op 2 november 2013 rond 9:00 uur tegen[persoon 24] (hierna: [persoon 24]) zegt: “
zo hartstikke mooi zeg…vijftien he?”waarop[persoon 24] zegt nee, twintig. Hierop antwoordt [medeverdachte 1] “
Twintig okay, ga ik effe doorgeven”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] dat hij dat vanmorgen al tegen ze zei dat ze even moesten wachten met weghalen omdat het er misschien meer zouden worden.
Op de OVC in de garage is tot slot te horen dat [medeverdachte 1] tegen [persoon 24] zegt dat hij zal zeggen dat hij over een kwartiertje bij hem is.
Vervolgens wordt om 09:08 uur door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een sms naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met als inhoud:
“Het moeten er 20 worden”. Hierop wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] geantwoord:
“Staat klaar mooie ook. Over hoe lang ben je er”. Hierop wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gereageerd om 09:10 uur met als inhoud:
“15 min”.
Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde sms-berichten in combinatie de inhoud van hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken en de daarbij behorende stemherkenningen, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] op genoemde datum en tijdstippen de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] is.
Vervolgens is blijkens de OVC in de garage te horen dat [medeverdachte 1] tegen [persoon 24] zegt “dat hij ze zal halen:” en dat [persoon 24] zegt
“moet ik er vast naar toe rijden”. [medeverdachte 1] antwoordt hierop
“ja rij er maar naar toe, het is hier niet zo heel ver weg”.
Vervolgens stuurt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] (naar de overtuiging van de rechtbank: [medeverdachte 1]) om 09:24 uur nog een sms naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met als inhoud:
“1 min.”.
Op 2 november 2013 rond 09:26 uur straalt een baken, geplaatst op de Volkswagen Caddy met het[kenteken 1], aan in de [adres delict 9].Deze auto staat sinds 8 april 2013 op naam van [medeverdachte 1]. Desgevraagd heeft [medeverdachte 1] op 8 maart 2014 verklaard dat hij de Volkswagen Caddy met het[kenteken 1] tot zijn beschikking heeft en dat hij de auto “een jaar geleden” heeft gekocht.
Gezien de inhoud van de sms-berichten, de gesprekken in de garage en bij gebrek aan een andersluidende verklaring van verdachte en zijn medeverdachten kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat het hier de verkoop van/het ophalen van twintig kilo hennep betrof.
Bakengegevens van de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] hebben uitgewezen dat de auto in de periode van 2 november 2013 tot en met 30 januari 2014 15 keer in de [adres delict 9] te Den Haag is geweest.
Blijkens de OVC in de garage is te horen dat [medeverdachte 3] op 12 november 2013 om 14:43 uur met (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een gesprek heeft, met onder meer de volgende inhoud:
(…)
[medeverdachte 1]: Tot morgen ochtend ja. Ik kom het morgen ochtend ophalen.
[medeverdachte 3]: Gaat dat wel in de bus het zijn 7 dozen he.
[medeverdachte 1]: er gaan er 5 in. (…)
[medeverdachte 2]: Je ken er wel meer in doen. Gewoon 7. Er gaan er 7 in. (…)
[medeverdachte 1]: Ik vind het ook veiliger. (…)
[medeverdachte 2]: Of haal de wiet er uit en gooi het er in. (…) Maar alles is zwart dicht, dicht. Je ken er niet doorheen kijken.
[medeverdachte 1]: Maar als je wordt aangehouden, kijken ze zo en zien ze…
(…)
[medeverdachte 3]: Maar luister. Hoe groot is de kans dat je gepakt wordt als je aan het rijden bent of dat er iets bij mij thuis leg. Dat is bij mij veel groter. Als iemand de hoek om komt dan zien ze [medeverdachte 1] met een Gamma doos bij mij voor de deur.
[medeverdachte 2]: Dat is ook zo.
[medeverdachte 3]: De kans is groot dat ik gepakt wordt en jij gepakt wordt onderweg.
[medeverdachte 1]: Maar wij denken zo he. Mensen in het gewone leven denken niet zo. Die denken hij staat met een doos. (…)
[medeverdachte 1]: Maar [medeverdachte 3], dat zijn dingen die ik ook al heel vaak aangegeven heb. Ik vind persoonlijk als ik naar jou rij. Of hij er is of ik, moeten ze die straat blokkeren. Dat heb ik al zo vaak aangegeven. BLOKKEREN die zooi.
[medeverdachte 2]: Het gaat om de buren. Ik ben verraden door zijn buurman met mijn hok aan de overkant. Die heb mij verraden.
[medeverdachte 1]: Dus jij vond het niet belangrijk dat een politieauto door de straat heen kan rijden. (…)
[medeverdachte 3]: Er rijdt nooit een politiewagen bij mij door de straat.
(…)
[medeverdachte 3]: Luister ik ken mensen die bij mij in de straat wonen en ik weet wie er allemaal verraden. Je moet gewoon geluk hebben.[persoon 25] zag ik met die tonnen uitladen uit die bus. Hij stond uit zijn raam te kijken. Hij zegt niks.
(…)
[medeverdachte 3]: Jij zegt zelf dat je pas gaat rijden als er een wissel dienst is. Dat is om half 7. Hoe groot is de kans. Dat is gewoon een lot uit de loterij.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] blijkens de Gemeentelijke Basis Administratie in genoemde periode woonachtig was op het adres [adres delict 9] te Den Haag. Tevens bleek uit onderzoek dat op de [betrokken adres onderzoek 1] een man genaamd [persoon 26] woonachtig was en dat die desbetreffende woning recht tegenover de woning aan de [adres delict 9] te Den Haag is gelegen.
Vervolgens heeft in de periode van 17 tot en met 20 januari 2014 een camera van de politie opgesteld gestaan in de richting van het pand [adres delict 9] te Den Haag.Op de camerabeelden is te zien dat op 17 januari 2014 om 19:01 uureen Opel Combo met het [kenteken 5], in gebruik bij[medeverdachte 4], voor de [adres delict 9] te Den Haag stopt en vrijwel direct doorrijdt. De voordeur van de woning wordt geopend en weer gesloten, als de Opel Combo doorrijdt. Wanneer het na enkele minuten rustiger in de straat wordt, komt om 19:03 uur dezelfde Opel Combo weer de straat inrijden en stopt vervolgens voor de voordeur van [adres delict 9] te Den Haag. Vrijwel meteen gaat de voordeur open en stapt [medeverdachte 3] naar buiten. [medeverdachte 3] opent de rechter schuifdeur van de Opel Combo. De bestuurder van de Opel Combo blijft in de auto zitten. [medeverdachte 3] kijkt de hele tijd om zich heen en pakt drie geruite bigshoppers uit de auto en brengt deze naar binnen. Bij het pakken van de derde zak trekt hij meteen de schuifdeur van de Opel Combo dicht. Op het moment van het dichtvallen van de schuifdeur trekt de Opel Combo op en rijdt weg. Op de camerabeelden is voorts te zien dat [medeverdachte 2] op 18 januari 2014 om 12:41 uur de [adres delict 9] te Den Haag verlaat. Ten slotte is op de camerabeelden te zien dat op 20 januari 2014 om 06:40 uur [medeverdachte 1] in zijn Volkswagen Caddy komt aanrijden. [medeverdachte 1] stapt uit zijn auto en loopt om de auto heen naar de zijkant van de auto. De zijkant staat direct naast de voordeur van de [adres delict 9]. Uit de woning komt [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] pakt vijf grote geruite bigshoppers en een verhuisdoos en geeft deze door aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zet de vijf bigshoppers en de verhuisdoos in de auto. [medeverdachte 3] gaat de woning weer in. [medeverdachte 1] stapt weer in de auto en rijdt weg.
Vervolgens is op 6 maart 2014 in de ochtend een observatie op de [adres delict 9] te Den Haag verricht. Hierbij is waargenomen dat de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] voor de [adres delict 9] stopt en dat [medeverdachte 1] de schuifdeur van de auto aan de bijrijderszijde opent. Ondertussen wordt de voordeur van de [adres delict 9] geopend en loopt [medeverdachte 3] uit deze woning. [medeverdachte 1] pakt vervolgens diverse grote bigshoppers (donker van kleur) uit de Volkswagen Caddy en geeft deze aan [medeverdachte 3], die de bigshoppers vervolgens de woning in draagt. Nadat de goederen uit de Volkswagen Caddy zijn geladen en in de woning zijn gebracht, geeft [medeverdachte 3] vanuit de woning meerdere dozen (gedeeltelijk wit van kleur), een bigshopper en een lichtkleurige tas met hengsels aan [medeverdachte 1], die deze vervolgens in de auto plaatst. Daarna is te zien dat [medeverdachte 3] de woning weer in gaat en [medeverdachte 1] met de auto wegrijdt.
[medeverdachte 1] is kort hierna aangehouden in zijn Volkswagen Caddy. In de laadruimte van de auto zijn verhuisdozen en bigshoppers aangetroffen.Bij nader onderzoek in de auto zijn in de laadruimte in totaal vier witte dozen aangetroffen. Tussen de dozen en de achterbank stonden verder een bigshopper, een Hoogvliet boodschappentas en een zwarte sporttas. De verbalisanten zagen bij opening dat in al deze verpakkingen doorzichtige plastic zakken zaten waarin henneptoppen zaten. De hennep was vacuüm verpakt en de zakken waren dicht geseald.In totaal werd in de auto 24 kilogram henneptoppen aangetroffen.
Bij de hierop volgende binnentreding in de woning gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag zijn [medeverdachte 3], zijn vader [medeverdachte 5] en diens vriendin, [persoon 27]hierna: [persoon 27]) aangetroffen en aangehouden.
Bij de doorzoeking van de woning werden in een slaapkamer op de tweede verdieping vier geruite bigshoppers met zakken hennep en een strijkzak met hennep in een voetbaltas aangetroffen. Op de zolderetage op de tweede verdieping werden tevens op diverse plekken (zakken met) henneptoppen en hennepresten aangetroffen.In totaal werd in de woning 17,55 kilogram hennep aangetroffen.
Op de trap naar de zolderetage werden verder tassen aangetroffen waarin zich vier scharen bevonden waaraan hennepresten kleefden. Tevens bevonden zich in de tassen een sok en twee paar schoenen waaraan hennepresten kleefden. Op de zolderetage werd waargenomen dat op het zeil restanten van hennepplanten aanwezig waren. Verder werden de volgende goederen aangetroffen op de zolder: een weegschaal waarop henneptoppen lagen, een strijkplank, strijkzakken, een vacuümmachine en een knipmachine waarop restanten van hennep aanwezig waren.
Nadat de politie [medeverdachte 5] foto’s van de op de zolderetage aangetroffen weegschaal, het apparaat en de geruite bigshoppers had laten zien, heeft hij verklaard dat hij die spullen en de wiet op zolder wel eens had zien staan en dat het apparaat wordt gebruikt om te sealen.
[persoon 27] heeft verklaard dat zij in ieder geval sinds januari 2014 wel eens wiet heeft geroken in de woning en dat zij vaker grote geruite blauwe tassen in de woning heeft zien staan. Op de zolder had zij een apparaatje zien staan en soms wat wiet op de grond zien liggen.
Verdachte heeft zich met betrekking tot dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank kan op grond van het vorenstaande niet anders dan concluderen dat de zolderetage van het pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag al langere tijd werd gebruikt voor de verwerking van hennep en dat op 6 maart 2014 een overdracht heeft plaatsgevonden van hoeveelheden hennep tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].
Het enkele feit dat verdachte op 6 maart 2014 niet zelf aanwezig is geweest in hetzij het pand, gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag dan wel in de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1], staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit in de weg, omdat ten aanzien van de handelingen met betrekking tot de aangetroffen hoeveelheid hennep naar en vanuit de [adres delict 9] te Den Haag sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], zodat verdachte ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen verricht door zijn medeverdachten op die dag. De rechtbank betrekt in dit oordeel nadrukkelijk de in de reeds hiervoor in de voetnoten 8 tot en met 24 genoemde OVC-gesprekken, waaruit – verkort weergegeven – blijkt van een tussen deze verdachten bestaand samenwerkingsverband.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 1, derde cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weer te geven.
Criminele organisatie
Dagvaarding feit 5, eerste cumulatief / alternatief partieel nietig
Blijkens de tenlastelegging wordt verdachte onder 5 eerste cumulatief/alternatief verweten onder meer het deelnemen aan een criminele organisatie die zich richt op het plegen van misdrijven met betrekking tot hennep. De rechtbank constateert dat onder feit 5, tweede cumulatief/alternatief genoemd feitencomplex andermaal ten laste is gelegd, echter ditmaal als specialis van de onder feit 5, eerste cumulatief/alternatief opgenomen generalis. Nu het de rechtbank niet duidelijk is wat het openbaar ministerie heeft beoogd met deze wijze van ten laste leggen, zal de rechtbank zich bij de beoordeling hierna enkel richten op voornoemde specialis en om die reden de dagvaarding wat betreft het onder 5 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde ter zake van – kort gezegd – (strafbare gedragingen terzake van) hennep nietig verklaren.
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 11a van de Opiumwet te kunnen spreken, is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep, het bewerken van hennep en de handel in hennep en dat zij daarbij andere mensen hebben ingehuurd.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode ten aanzien van het plegen van misdrijven in meer of mindere mate heeft samengewerkt met anderen en dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten ter zake van de activiteiten met betrekking tot hennep een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband betrof zoals begrepen dient te worden onder de in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen term “organisatie”, waarbij men één gezamenlijk oogmerk ten doel had, te weten het plegen van hennep gerelateerde misdrijven.
Met betrekking tot de bewezen verklaarde periode overweegt de rechtbank dat zij, hoewel verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, op grond van hetgeen hierboven onder het kopje
Handelis overwogen, bewezen acht dat de tussen verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en anderen bestaande criminele organisatie meer omvatte en al langer bestond dan de hennepkwekerij op de [adres delict 8] te Den Haag en hetgeen op de [adres delict 9] te Den Haag heeft plaatsgevonden.
De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de tussen verdachte en medeverdachten bestaande criminele organisatie tevens het oogmerk had op het witwassen van uit misdrijf verkregen voorwerpen en/of goederen en zal verdachte daarom van het onder 5, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht het onder 5, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weergegeven.
Witwassen
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot de op de tenlastelegging genoemde goederen het volgende vast.
Mercedes ML 350
Nadat de Mercedes eerst van 24 april 2013 tot en met 26 april 2013 op naam van[bedrijf verdachte 1] heeft gestaan, is deze op 26 april 2013 op naam van[persoon 6], de vader van verdachte, gezet. Blijkens zijn eigen verklaring ter terechtzitting is verdachte echter degene geweest die feitelijk gebruikte maakte van de auto. Verdachte heeft de Mercedes, met[persoon 4], ingeruild voor een BMW X5 die op naam van[bedrijf verdachte 1] stond. [persoon 4] heeft voorts nog een bedrag bijbetaald voor de BMW X5.
De rechtbank stelt voorop dat het niet de normale gang van zaken is om een auto uit je eigen bedrijf te onttrekken om hier vervolgens, nadat de auto op naam van een derde is gesteld, privé in te gaan rijden. Nu het dossier evenwel geen duidelijkheid biedt over de wijze waarop en het geld waarmee de BMW X5 is aangeschaft, kan de rechtbank niet vaststellen dat deze auto, die kennelijk als bronvermogen voor de aankoop van de Mercedes heeft gediend, middellijk dan wel onmiddellijk, uit misdrijf afkomstig is, zodat dit ook ten aanzien van de Mercedes niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde witwassen.
BMW 6ER Reihe
De BMW is op 6 augustus 2013 op naam gezet van[persoon 6], de vader van verdachte. Ook ten aanzien van deze auto heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij degene was die er feitelijk gebruik van maakte. Verdachte heeft verklaard dat hij deze BMW heeft gekocht met de opbrengst van de verkoop van de Mercedes. Het bedrag van de verkoop van de Mercedes is gestort op de rekening van de vader van verdachte en vervolgens opgenomen om de BMW (contant) van te betalen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ook ten aanzien van deze BMW heeft gehandeld op een wijze die op zijn minst genomen niet in de rede ligt bij reguliere autohandel. Ook hier heeft echter, net als bij de Mercedes, te gelden dat dit nog niet de conclusie rechtvaardigt dat de BMW reeds hierom middellijk dan wel onmiddellijk van misdrijf afkomstig zou zijn. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde witwassen.
Horloges Audemars Piquet
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier een aantal OVC-gesprekken bevindt waarbij verdachte betrokken is geweest en waarin wordt gesproken over horloges (van kennelijk het merk Audemars Piquet) met de namen Safari, Volcano en Barrichello. Eerst op de terechtzitting van 25 november 2014 heeft de officier van justitie in deze zaak een overzicht conservatoir beslag overgelegd. Op dit overzicht staan twee horloges van het merk Audemars Piquet, Royal Oak Offshore vermeld. De raadsman heeft ter terechtzitting van 27 november 2014 toegelicht dat dit twee horloges betreffen van het type Royal Oak Offshore, met de subnaam Safari.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van het onderdeel ‘een of meerdere horloge(s) (Audemars Piquet)’, gelet op de discussie die daaromtrent op de terechtzitting heeft plaatsgevonden, in combinatie met hetgeen daarover in het dossier is opgenomen, onvoldoende duidelijk is. De tenlastelegging voldoet aldus niet aan de eisen die de wet in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt, zodat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van dit onderdeel.
Speedboot Bayliner
De speedboot is op 8 november 2012 op naam gesteld van [medeverdachte 2].De boot is ter reparatie aangeboden bij [bedrijf 1] in Den Haag.De [getuige 1], eigenaar van dit bedrijf, heeft verklaard dat de boot ter reparatie is aangeboden door “[medeverdachte 1]” en dat [medeverdachte 1] ook wel eens vriendjes (blanke Scheveningers) bij zich had, maar dat hij daar de naam niet van weet.
Op 5 mei 2013 hebben verdachte en [medeverdachte 1] afgesproken de boot op 6 mei 2013 op te halen en te water te laten.Op 7 mei 2013 hebben verbalisanten waargenomen dat de boot lag aangemeerd voor het terrein van [bedrijf 1] in Den Haag. Zij zagen dat er drie mannen op de boot stonden, die bezig waren met de motor. De verbalisanten zagen en herkenden twee van deze drie mannen als verdachte en [medeverdachte 1].
In het dossier bevindt zich het volgende OVC-gesprek:
[persoon 28]: Nee ze komen voor [bedrijf verdachte 1] en gewoon zeggen dat je veel zelf doet.[medeverdachte 2]
: Ik zal je zeggen, ik zal je heel eerlijk zeggen, dat ding is nu rond, kijk daar liggen die ramen, dat ding is rond de twintig ruggen waard. Wij hadden hem gekocht van een maat van [medeverdachte 1], hij stond op een boerderij, helemaal vervallen. Alle stoelen kapot en er zit een wc’tje in een keukentje in, wij hebben hem gekocht voor 6.000 euro. Hij dacht dat alle kapot was, we hebben hem naar een dingetje laten brengen, hij is onder water geweest. Wat blijkt nou had die de stoppen er niet op gedaan voor een winterbeurt. Wij hebben hem helemaal een beetje laten reviseren, dat kostte 500 euro en we hebben hem een eigen plek hier in de haven. Want over anderhalve maand gaat die weer naar buiten natuurlijk.
[persoon 28]: Gaat die weer naar buiten natuurlijk.
[medeverdachte 2]: Maar ik heb liever niet dat ze hem zien.
[persoon 28]: Nee dat moet je niet hebben joh.
[medeverdachte 2]: Maar we hebben hem echt maar voor 6.000 gekocht. Die aanhanger daar hebben we nog meer voor betaald. Er zat een aanhanger bij, een vies verlopen ding. Die aanhanger kostte 2.300 hahaha vergeleken met die boot. Echt waar! Hebben we ook nog een beetje geluk mee gehad hoor. Maar ja het is leuk speelgoed.
[persoon 28]: Ja.
[medeverdachte 2]: Maar het is altijd leuk een boot, het is leuk als je hem koopt en het is leuk als je hem weer verkoopt.
[persoon 28]: Ja.[medeverdachte 2]
: Echt waar je wordt er af en toe helemaal gek van. We hadden eerst een andere stalling. Want hij paste hier niet in. Maar we kunnen die ramen er wel afhalen. Kost ook een rooitje in het jaar. Hadden ze dit weer geverfd, kostte ook weer een rooitje.
De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging dat [medeverdachte 2] de boot in consignatie zou hebben gekocht. Niet alleen is de verdediging pas in een laat stadium van het onderzoek met deze stelling gekomen, de stelling is ook niet onderbouwd met bijvoorbeeld een consignatieovereenkomst. De rechtbank kan vorenstaand OVC-gesprek mede gelet daarop niet anders begrijpen dan dat voor de boot daadwerkelijk € 6.000,- is betaald.
De rechtbank leidt voorts uit dit OVC-gesprek af dat het mogelijkerwijs de bedoeling was om de boot te zijner tijd weer te verkopen, maar dat deze (ook) is gekocht voor eigen gebruik door de verdachten.
Dit wordt ondersteund door het feit dat uit onderzoek niet is gebleken dat de boot na de reparatiewerkzaamheden te koop is aangeboden.
De aankoop van de boot is niet zichtbaar in de af- en bijschrijvingen van de onderzochte bankrekeningen van de verdachten.
Autoambulance Mercedes
De autoambulance is op 12 januari 2012 op naam van[bedrijf verdachte 1] gesteld.
In het dossier bevindt zich het volgende OVC-gesprek:
(…)
[medeverdachte 2]: (…) de boekhouder zegt (…) maar die oplegger die jullie hebben, die autoambulance, ja die hebben wij niet in de boeken staan ergens. Hij zegt maar dan moet je gewoon zeggen dat dat van jullie spaargeld is. Hij zegt want daar hebben jullie voor gespaard.
(…)
NNman: Heb je toch voor 10 rooien gekocht ofzo?
[medeverdachte 2]: Ja ja daarom, valt wel mee 11.000 hebben we die gekocht.
NNman: Ja gaan ze nou alles nakijken…
[medeverdachte 2]: Ja dat willen ze zien, zo dalijk zeggen ze hoe heb je die auto betaald? Maar wij hebben het allemaal via de bank gedaan dus alles klopt wel… Alleen sommige dingen alleen de oplegger niet en deze ook contant betaald maar de boekhouder zegt jullie hadden nog 6.000 cash in kas… (…).
De rechtbank stelt op grond van dit OVC-gesprek vast dat de autoambulance was bedoeld voor gebruik binnen[bedrijf verdachte 1], dat deze € 11.000,- heeft gekost en dat dit bedrag niet is betaald met geld uit[bedrijf verdachte 1].
De aankoop van de autoambulance is niet zichtbaar in de af- en bijschrijvingen van de onderzochte bankrekeningen van de verdachten.
Verdachte heeft zich bij de politie met betrekking tot vragen over de aanschaf van deze autoambulance op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 25 november 2014 heeft hij verklaard dat hij op de hoogte was van de aanschaf van de autoambulance.
Gelet op het feit dat alle drie de hoofdverdachten zijn betrokken bij[bedrijf verdachte 1], gaat de rechtbank ervan uit dat de autoambulance door de drie hoofdverdachten gezamenlijk is aangeschaft ten behoeve van het bedrijf. Dat verdachte mogelijkerwijs niet zelf aanwezig is geweest bij de feitelijke aanschaf, doet hieraan niet af.
Ter beoordeling van het ten laste gelegde witwassen zal de rechtbank allereerst bezien over welke financiële middelen verdachte in de ten laste gelegde periode legaal kon beschikken. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank daarbij van het volgende uit.
Uit gevorderde informatie van de Belastingdienst blijkt dat verdachte over 2010 een negatief bedrag aan bijstandsuitkering heeft gehad, dat verdachte over 2010 en 2011 negatieve bedragen aan belastbare winst uit onderneming heeft gehad en dat over de jaren 2011 en 2012 geen loongegevens van verdachte bekend zijn bij de Belastingdienst.
Uit een opgesteld overzicht van de bankrekening van verdachte blijkt dat ten gunste van deze rekening tussen 1 januari 2012 en 31 december 2012 transacties plaatsvinden met een totale omvang van € 14.098,19. Hiervan betreft een bedrag van € 11.200,- salaris van[bedrijf verdachte 1]. Ten laste van de rekening hebben in diezelfde periode transacties plaatsgevonden met een totale omvang van € 13.988,84.Tussen 1 januari 2013 en 15 oktober 2013 vinden ten gunste van deze rekening transacties plaats met een totale omvang van € 16.576,65. Hiervan betreft een bedrag van € 10.500,- salaris van[bedrijf verdachte 1]. Ten laste van de rekening hebben in diezelfde periode transacties plaatsgevonden met een totale omvang van € 16.620,87.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat bij verdachte en de medeverdachten in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van uitgaven die niet uit de uit hun bankrekeningen blijkende bedragen, waarover zij in die periode konden beschikken, kunnen worden verklaard. Verdachte en de medeverdachten hebben grote bedragen contant betaald, die zij niet eerst van hun eigen rekening hadden opgenomen. Een plausibele verklaring over de legale herkomst van de gelden, waarmee de contante betalingen zijn gedaan, ontbreekt. De rechtbank heeft bovendien vastgesteld dat de verdachten zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan feiten die betrekking hebben op hennep. Algemeen is bekend dat de handel in hennep lucratief is en de betaling van de daarmee gemoeide bedragen geschiedt niet per bank, maar contant.
Nu meer dan aannemelijk is dat verdachte, tezamen met de medeverdachten, de voormelde goederen heeft aangeschaft met geld dat van misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde (medeplegen van) witwassen van de boot en de autoambulance wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weergegeven.