ECLI:NL:RBDHA:2014:16084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
09/711384-12 en 09/837159-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt, witwassen en bedreiging met geweld

Op 18 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder hennepteelt, witwassen en bedreiging. De verdachte, geboren op 10 oktober 1984, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 20 oktober 2011 tot en met 7 april 2014, samen met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in totaal 772 hennepplanten en 793 hennepstekken in een pand te 's-Gravenhage zijn aangetroffen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer 41,55 kilogram hennep op 6 maart 2014, en van het witwassen van verschillende goederen, waaronder een speedboot en een autoambulance, die afkomstig waren van misdrijven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt en -handel. De verdachte werd verder beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer op 5 oktober 2013 en 4 februari 2014, waarbij hij dreigende woorden gebruikte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, zonder voorwaardelijk strafdeel, en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/711384-12 en 09/837159-14 (gev.ttz.)
Datum uitspraak: 18 december 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 10 oktober 1984 te [woonplaats]
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 juli 2014, 2 oktober 2014, 6 oktober 2014, 24 november 2014, 25 november 2014, 27 november 2014 en 4 december 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. L.E. van der Leeuw en mr. J. Barensen (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie) en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 25 november 2014 - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/711384-12
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in de periode van 20 oktober 2011 tot en met 7 april 2014 te
's-Gravenhage en/of Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)opzettelijk (in en/of
naar en/of van een pand aan de [adres delict 1] en /of [adres delict 2] en/of de
[adres delict 3] en/of de[adres delict 4] (te Delft) en/of[adres delict 5] en/of de
[adres delict 6] en/of de[adres delict 7] en/of (een) ander(e)
onbekend gebleven pand(en)) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
vervaardigd, een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep,
(telkens)zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
en/of
hij
op één of meer tijdstip(pen)in de periode van 23 december 2012 tot en met 2 januari 2014 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
(telkens)opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
(in een pand aan [adres delict 8]) een hoeveelheid van hennep,
(telkens)zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
en/of
hij
op één of meer tijdstip(pen)in de periode van 2 november 2013 tot en met 5 maart 2014 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
(telkens)opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand
aan [adres delict 9]) een hoeveelheid van hennep,
(telkens)zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
artikel 3a, vijfde lid van
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (in een pand aan de [adres delict 9] en/of
een Volkswagen Caddy,[kenteken 1]) opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 41,55 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30
gram hennep en/of delen van hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens art 11 lid 5
Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 03 januari 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres delict 8]) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 772 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of
delen daarvan en/of 793 hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij in de periode van 01 januari 2012 tot en met 8 april 2014, te
's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of
anderen, althans alleen, al dan niet een gewoonte heeft gemaakt van witwassen
(van) meerdere voorwerpen, te weten een Mercedes ML 350 ([kenteken 2])
en/of een BMW 6ER Reihe [kenteken 3]) en/of een of meerdere horloge(s)
(Audemars Piquet) en/of een speedboot (merk Bayliner 222 Classic) en/of een
autoambulance Mercedes Benz 515 [kenteken 4]) en/of een contant
geldbedrag van in totaal 3524,40 euro (in elk geval 160,20 euro per maand),
althans een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval voornoemd(e)
geldbedrag(en) en/of goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen en/of omgezet, althans van die voorwerpen, gebruik heeft gemaakt
en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen
en/of verhuld, althans , terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven);
art 420bis, lid 1 ahf/sub a Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 20
oktober 2011 tot en met 8 april 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een
samenwerkingsverband met een of meer (nog nader te noemen) perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
verkopen, afleveren, vervaardigen, verstrekken, vervoeren, telen, bereiden,
bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep(plant(en)) en/of het
witwassen van uit misdrijf verkregen voorwerpen dan wel goederen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2011 tot en met 08 april 2014 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te
weten een samenwerkingsverband van verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of een of meer andere personen, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van
misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vierde en/of vijfde lid van
de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep)
opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen
en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van
grote hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 11a lid 1 Opiumwet
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 09/837159-14
hij op of omstreeks 5 oktober 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon
(te weten[slachtoffer]), een klap in/tegen het gezicht heeft gegeven, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
EN/OF
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober
2013 tot en met 4 februari 2014 te 's-Gravenhage[slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "je
moet betalen, anders sla ik je dood" en/of "ik sla je tanden uit je bek"
en/of "je trekt nu die aanklacht in, anders trek ik je kankerkop van je romp"
en/of "ik zal je anders helemaal verbouwen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Start onderzoek/rechtmatigheid inzet opsporingsmiddelen
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in verhouding tot de aard van de verdenking te zware opsporingsmiddelen zijn ingezet, dat deze opsporingsmiddelen voorts een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de privacy van verdachte en zonder dat de inzet van die middelen telkens op voldoende en juiste wijze is verantwoord.
Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman onder meer op hierna genoemde punten gewezen:
  • in diverse processen-verbaal betreffende de aanvraag van een opsporingsmiddel is ten onrechte de informatie opgenomen dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 2] meerdere malen in aanraking zouden zijn gekomen met politie en justitie en dat het meestal overtredingen betrof van de Opiumwet en dat verdachte(en) tevens is/zijn veroordeeld en gestraft voor feiten die betrekking hebben op de Opiumwet;
  • in de processen-verbaal van verdenking staat vermeld dat verdachte ter zake van het [adres incident] in 2009 “tot verbazing van het openbaar ministerie” is vrijgesproken;
  • de verslaglegging omtrent de observatie van het pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag is onvolledig geweest, nu de officier van justitie pas na meermalen aandringen van de zijde van de verdediging nadere informatie heeft gegeven omtrent deze observatie, waaruit is gebleken dat ook op 4 en 5 maart 2014 observaties hebben plaatsgevonden, waarbij overigens evenmin is gebleken wat de specifieke aanleiding was om deze observaties uit te voeren;
  • de CIE-informatie inhoudende dat over een periode van ongeveer zes jaren via meerdere informanten de informatie binnen is gekomen “[verdachte] en [medeverdachte 2] werken al jaren samen in de wiethandel” kan niet als betrouwbaar worden aangemerkt, omdat het onmogelijk is dat meerdere informanten over een langere periode exact dezelfde informatie verschaffen en
  • de aanvraag OVC van 26 februari 2014 lijkt niet te zijn ingezet met als doel het verzamelen van informatie in het onderzoek [onderzoek naam 1], maar in het onderzoek [onderzoek naam 2].
Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat voor de inzet van de opsporingsmiddelen OVC en telefoontap sprake dient te zijn van een feit dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde maakt. Het is volgens de raadsman de vraag of hennepteelt en hennephandel, zonder nadere feiten en omstandigheden – die in de processen-verbaal die ten grondslag hebben gelegen aan de aanvragen, ontbreken – (nog) onder die categorie zijn te scharen, gelet op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen ter zake van hennep. Tevens dient een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets plaats te vinden: de inzet van de opsporingsmiddelen kan en mag alleen plaatsvinden als het onderzoek dat dringend vordert. De telefoontaps zijn bovendien ingezet als eerste opsporingsmiddel, zonder verantwoording over de vraag of het onderzoek het dringend vorderde dat dit middel werd ingezet.
De raadsman heeft geconcludeerd dat deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien dienen te leiden tot uitsluiting van het bewijs van hetgeen is verzameld vanwege de inzet van de telefoontaps en de OVC, hetgeen zou leiden tot een algehele vrijspraak van zijn cliënt.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat de verdediging terecht heeft opgemerkt dat het dossier niet op alle punten volledig is geweest en dat zich in het dossier deels onjuiste informatie bevindt. Dit zou echter niet tot de conclusie moeten leiden dat sprake is geweest van een doelbewuste schending van de belangen van verdachte. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
  • de onjuiste opmerking in het proces-verbaal dat verdachte in 2004 zou zijn berecht en afgestraft in een onderzoek dat zich richtte op de Opiumwet, waarnaar de raadsman heeft verwezen, is reeds in een vroeg stadium van het onderzoek uit het proces-verbaal van verdenking gehaald. Het betreffende proces-verbaal van verdenking is nimmer voorgelegd aan de rechter-commissaris en heeft ook anderszins niet meegespeeld bij (de beslissing tot) de inzet van opsporingsmiddelen. De officier van justitie heeft, anders dan de politie, te allen tijde de beschikking over het uittreksel justitiële documentatie van verdachte gehad, zodat kan worden aangenomen dat hij/zij zichzelf destijds bij de beoordeling van de desbetreffende aanvraag op de hoogte heeft gesteld van eventuele antecedenten van verdachte;
  • de observaties van het pand aan de [adres delict 9] te Den Haag op 4, 5 en 6 maart 2014 hebben in opdracht van de officier van justitie plaatsgevonden op grond van de verdenking die uit OVC-gesprekken naar voren was gekomen dat er regelmatig partijen hennep naar genoemd pand werden vervoerd en dat dat meestal vroeg in de ochtend gebeurde. Er is geen sprake geweest van stelselmatige observatie, omdat slechts gedurende drie ochtenden kort is geobserveerd en de observatie voorts plaatsvond op het pand en niet op een of meerdere personen;
  • het is niet van belang of een officier van justitie al dan niet verbaasd is geweest over een vrijspraak: het gaat om de feiten die ten grondslag zijn gelegd aan de diverse aanvragen. Volgens de officier van justitie was de voorhanden zijnde informatie meer dan genoeg aanleiding voor de start van het onderzoek;
  • de stelling van de raadsman dat de aanvraag OVC van 26 februari 2014 niet is ingezet ten behoeve van het onderzoek [onderzoek naam 1] maar ten behoeve van het onderzoek [onderzoek naam 2] vindt, gelet op de inhoud van de aanvraag, geen steun in het dossier: blijkens de tekst van het desbetreffende proces-verbaal is de OVC ingezet om onderzoek te doen naar het vermogen van verdachte.
Tot slot heeft de officier van justitie zich, met verwijzing naar de opbouw van het opsporingsonderzoek zoals uiteengezet in het requisitoir, op het standpunt gesteld dat de inzet van de opsporingsmiddelen voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Meer in het bijzonder is de inzet van de telefoontaps rechtmatig geweest, omdat bij grootschalige hennepteelt wel degelijk (ook thans nog) sprake is van een feit dat een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 18 september 2012 is onder de naam “[onderzoek naam 1]” een onderzoek gestart naar aanleiding van vermoedens van grootschalige handel in hennep en witwassen door de drie hoofdverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en verdachte ([verdachte], hierna:[verdachte]) en diverse medeverdachten, onder wie [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]), [medeverdachte 4] (hierna:[medeverdachte 4]) en[medeverdachte 5] Weiss (hierna: [medeverdachte 5]).
De aanleiding van het onderzoek [onderzoek naam 1] is als volgt geweest.
Op 15 mei 2012 werd door de CIE van de politie Haaglanden een proces-verbaal opgemaakt met als inhoud: “[verdachte] en [medeverdachte 2] werken al jaren samen in de wiethandel”. Deze informatie zou bij de CIE in de periode augustus 2006 tot en met april 2012 via meerdere informanten zijn binnengekomen en de verstrekte informatie kon als betrouwbaar worden aangemerkt. Uit het door de CIE nader verrichte onderzoek bleek dat met “[verdachte]” werd bedoeld: [verdachte] en dat met “[medeverdachte 2]” werd bedoeld: [medeverdachte 2].
Op 18 september 2012 werd door de CIE van de politie Haaglanden een proces-verbaal opgemaakt met de volgende inhoud: “[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werken samen in de wiethandel. Het is niet bekend waar deze samenwerking uit bestaat. [medeverdachte 1] heeft hele grote wiethokken van duizenden planten. (…)”. Een oordeel over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie kon niet worden gegeven. Uit het door de CIE nader verrichte onderzoek bleek dat met “[verdachte]” werd bedoeld: [verdachte], dat met “[medeverdachte 2]” werd bedoeld: [medeverdachte 2] en dat met “[medeverdachte 1]” werd bedoeld: [medeverdachte 1].
Bij de politie was destijds onder meer de navolgende informatie bekend over verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Hoewel in eerste instantie door de politie werd gerelateerd dat verdachte en [medeverdachte 2] ten gevolge van een in 2004 verricht onderzoek onder de naam “[onderzoek naam 3]”, dat zich onder andere richtte op overtreding van de Opiumwet, werden berecht en afgestraft, werd later in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat deze informatie niet correct was.
In 2007 had eveneens een onderzoek plaatsgevonden dat was gericht op de handel in verdovende middelen. Ook in dit onderzoek kwamen onder andere verdachte en [medeverdachte 2] naar voren als verdachten. Tijdens het onderzoek heeft [medeverdachte 2] zich gemeld aan het politiebureau Scheveningen en verklaard dat hij verantwoordelijk was voor een kort daarvoor door de politie opgerolde hennepkwekerij in een pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag.
Op 2 maart 2009 werden vier personen aangehouden naar aanleiding van het aantreffen van 120 kilogram verpakte hennep. Door een getuige was gezien dat de dozen kort daarvoor uit een woning in de [adres delict 15] door een aantal personen in een bestelbusje waren geladen. Bij een doorzoeking van die woning werden onder andere een sealapparaat, verpakkingsmateriaal en hennep aangetroffen. Twee van de vier in die zaak aangehouden personen waren verdachte en [medeverdachte 2].
Tot slot vond op 20 oktober 2011 een schietpartij plaats op de[adres schiet incident] te Den Haag. Verdachte en [medeverdachte 2] waren hierbij betrokken. Ten gevolge van deze schietpartij raakte verdachte gewond. Naar aanleiding van dit incident deden verdachte en [medeverdachte 2] aangifte. Beiden hebben verklaard dat de aanleiding van het incident was gelegen in een mislukte wiettransactie.
Op basis van de hiervoor weergegeven informatie is bij de politie de verdenking ontstaan dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig maakten aan strafbare feiten, zoals genoemd in de Opiumwet. Deze verdenking is vervolgens opgenomen in processen-verbaal van verdenking.
Vanaf de start van het onderzoek bestond het vermoeden dat de verdachten vanuit de garage van verdachte en [medeverdachte 2] aan de [adres delict 10] in Den Haag, waar ook [medeverdachte 1] regelmatig kwam en werkzaam leek te zijn, hun criminele activiteiten ondernamen. In eerste instantie is geprobeerd door middel van de inzet van taps, historische telefoongegevens, observaties en opname van vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC) in de auto van [medeverdachte 1] (een Dodge Ram Van) zicht te krijgen op de activiteiten van de verdachten. Al snel bleek echter dat de verdachten eventuele criminele activiteiten goed afschermden: over de telefoon werden alle gesprekken die mogelijk wezen op dergelijke activiteiten onmiddellijk door de verdachten afgekapt en werden alleen afspraken gemaakt om elkaar (in de garage) te ontmoeten. Op 15 oktober 2013 is daarom opnameapparatuur geplaatst in de garage.
Met deze apparatuur zijn in eerste instantie tot en met 15 januari 2014 opnames gemaakt. In diezelfde periode liep onder de naam “[onderzoek naam 2]” een onderzoek naar een overval op [slachtoffer overval 1]. Het was bekend bij het onderzoeksteam van [onderzoek naam 1] dat verdachte in dat onderzoek zou worden aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de overval en het witwassen van geld dat daarbij was buitgemaakt. Dat was de reden om op 4 maart 2014 de rechter-commissaris te verzoeken in de garage opnieuw opnames te mogen maken, met de verwachting dat de verdachten mogelijk zouden spreken over onder meer de plaats of plaatsen waar zij de opbrengst van de handel in hennep bewaarden.
Anders dan het standpunt van de raadsman was, gelet op hetgeen hiervoor weergegeven, in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank de bij de politie voorhanden zijnde informatie voldoende om de inzet van (bijzondere) opsporingsmiddelen te rechtvaardigen.
Voor wat betreft het door de raadsman aangehaalde meer in algemene bewoordingen gestelde proces-verbaal van de CIE is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de informanten niet allen (deze) identieke informatie zullen hebben verstrekt. De in het proces-verbaal opgetekende informatie is echter ook weinig gedetailleerd (zo ontbreken achternamen en plaatsen) en bevat kennelijk de algemene deler van de informatie zoals die door de jaren heen is binnengekomen van de informanten. Dit maakt naar het oordeel van rechtbank echter niet dat het proces-verbaal reeds daarom als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht het slordig en ongelukkig dat zich in het dossier processen-verbaal met onjuiste informatie met betrekking tot de antecedenten van verdachte hebben bevonden. Zoals de officier van justitie ter terechtzitting heeft toegelicht, hebben deze echter niet ten grondslag gelegen aan enige door het openbaar ministerie dan wel door de rechter-commissaris genomen beslissing, zodat de rechtbank zal volstaan met de enkele vaststelling daarvan en daaraan niet de gevolgen zal verbinden zoals door de raadsman voorgestaan.
De rechtbank is, gelijk het standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat niet van belang is of een officier van justitie al dan niet verbaasd is geweest over een vrijspraak, omdat het gaat om de feiten die ten grondslag zijn gelegd aan de diverse aanvragen.
De rechtbank leest het proces-verbaal van de aanvraag van de OVC van 4 maart 2014 anders dan de raadsman, die stelt dat de aanvraag enkel diende tot het vergaren van informatie in het onderzoek [onderzoek naam 2]. In het proces-verbaal staat vermeld dat “in het onderzoek [onderzoek naam 1] is gebleken dat …”. Reeds hieruit blijkt dat het onderzoek niet alleen op [onderzoek naam 2], maar ook op [onderzoek naam 1] zag.
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, voorts van oordeel dat de verdenking van hennepteelt, zeker in combinatie met langdurige en grootschalige (tussen)handel in hennep, wel degelijk (nog altijd) een verdenking oplevert van een feit dat naar zijn aard een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de inzet van de (bijzondere) opsporingsmiddelen heeft voldaan aan de eisen die het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt, zodat deze rechtmatig zijn ingezet.
De rechtbank acht het voorts hoogst ongelukkig dat niet alle informatie met betrekking tot de observaties van het pand aan de [adres delict 9] te Den Haag direct is opgemaakt en aan het dossier is toegevoegd. Op basis van hetgeen de officier van justitie hierover heeft aangevoerd, stelt de rechtbank evenwel vast dat geen sprake is geweest van stelselmatige observatie. Gelet op de toelichting die de officier van justitie ter terechtzitting over (de aanleiding tot) de observaties heeft gegeven, ziet de rechtbank ook voor het overige geen aanleiding te veronderstellen dat de observaties onrechtmatig zijn geweest.
Nu de rechtbank niet op andere wijze is gebleken van onregelmatigheden gedurende het opsporingsonderzoek, concludeert de rechtbank op grond van het voorgaande dat geen sprake is geweest van doelbewuste belemmering of misleiding van de verdediging. De geconstateerde onzorgvuldigheden leiden evenmin tot het oordeel dat sprake is geweest van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte waardoor aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank dan ook het verweer van de raadsman en stelt zij vast dat de resultaten van het opsporingsonderzoek in zoverre kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Op de specifieke onderdelen van het opsporingsonderzoek waartegen de raadsman in het kader van het mogelijk bewijs nog verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank ingaan daar waar dat desbetreffende verweer ter sprake komt.
3.2
Algemeen beeld/verdenking [1]
Met betrekking tot het opsporingsonderzoek en het algemene beeld dat daaruit is ontstaan, hebben de volgende feiten ter zitting niet ter discussie gestaan en worden door de rechtbank vastgesteld.
Gedurende het onderzoek [onderzoek naam 1] heeft opname van vertrouwelijke communicatie plaatsgevonden in de garage van [bedrijf verdachte 1] (hierna:[bedrijf verdachte 1]), het bedrijf op naam van verdachte en [medeverdachte 2], gevestigd aan de [adres delict 10] te Den Haag, waar ook [medeverdachte 1] veelvuldig kwam. Ook heeft er opname van vertrouwelijke communicatie plaatsgevonden in de auto van [medeverdachte 1] en is zijn telefoon afgeluisterd.
De verdachten hebben – behoudens de inhoud van twee door de raadsman expliciet aangehaalde gesprekken – noch de in het dossier gepresenteerde stemherkenningen, noch de weergave van de inhoud van de opgenomen gesprekken, betwist. Blijkens de uitwerking van genoemde gesprekken spraken de verdachten in veel van deze gesprekken – in wisselende samenstellingen – met elkaar en met anderen over hennep: oogsten, kilo’s, plukkies, Amnesia, PP, Bubbles, droogruimtes, manieren om te drogen, strijkzakken en transporten (verdachten hebben althans geen verklaring gegeven op welke wijze deze gesprekken anders uitgelegd zouden moeten worden). Naar aanleiding van de OVC- gesprekken werd door de politie ook op meerdere plekken hennep dan wel hennep gerelateerde attributen aangetroffen.
De vraag die de rechtbank thans heeft te beantwoorden, is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van de handel in en het telen van hennep gedurende de periode van 20 oktober 2011 tot en met 7 april 2014 (feit 1, eerste tot en met derde cumulatief/alternatief), het voorhanden hebben van hennepplanten en hennepstekken in een pand gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag (feit 2), het voorhanden hebben van 41,55 kilogram hennep in een pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag en/of in een Volkswagen Caddy (feit 3), het (gewoonte)witwassen van een Mercedes ML 350, een BMW 6ER Reihe, een of meerdere horloges(s) Audemars Piquet, een speedboot Bayliner, een autoambulance en een contant geldbedrag (feit 4) en aan deelname aan een criminele organisatie (feit 5).
Voorts heeft de rechtbank de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten die hem zijn ten laste gelegd onder parketnummer 09/837159-14, te weten – kort gezegd – een mishandeling van[slachtoffer] (eerste cumulatief/alternatief) en het meermalen bedreigen van[slachtoffer] (tweede cumulatief/alternatief)
3.3
Het standpunt van de officier van justitie
3.3.1
[onderzoek naam 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 1, eerste, tweede en derde cumulatief, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft feit 4 heeft de officier van justitie (partiële) vrijspraak gevorderd van het in de tenlastelegging genoemde contante geldbedrag.
Hennephandel
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 25 november 2014 uiteengezet dat beoogd is de handel in hennep in het algemeen ten laste te leggen. Omdat verdachte en zijn medeverdachten er van worden verdacht met name tussenhandel te hebben gevoerd, is het in het [onderzoek naam 1] niet met name gegaan over de locaties waar werd gekweekt. Zo luidt de verdenking dat de hennepkwekerij op de[adres delict 8] de enige eigen hennepkwekerij van verdachte en zijn medeverdachten is geweest. De overige partijen hennep die door de handen van verdachte en zijn medeverdachten gingen, betrof door derden geteelde hennep, die door verdachte en zijn medeverdachten werd opgekocht, gedroogd, verzwaard en vervolgens doorverkocht. Vanuit welke locaties er exact werd gehandeld, is volgens de officier van justitie niet van wezenlijk belang: het gaat om het bewijzen van de handel in hennep in het algemeen. De locaties die zijn opgenomen in de tenlastelegging zijn dan ook zeker geen limitatieve opsomming van de locaties waarvandaan de hennep kwam waarmee verdachte en zijn medeverdachten deze handel bedreven. Deze locaties zijn enkel bedoeld als illustratief voor het feit dat niet alleen gesproken werd over hennep, maar dat er ook daadwerkelijk in hennep gehandeld werd.
Vervolgens heeft de officier van justitie voor de bewijsvoering van dit feit verwezen naar de analyses van de OVC in de garage en – kort gezegd – naar de bewijsmiddelen met betrekking tot de volgende in het zaaksdossier “Handel” aangehaalde incidenten:
  • de garageboxen gelegen aan de [adres delict 1] en [adres delict 2] te Den Haag;
  • de handel met[eigennaar panden] ter zake van de panden gelegen aan de [adres delict 3] te Den Haag en de[adres delict 4] te Delft;
  • de aangetroffen hennepkwekerij in het pand gelegen aan de [adres delict 11] te Den Haag;
  • het schietincident op de[adres schiet incident] te Den Haag op 20 oktober 2011;
  • de aangetroffen ontruimde hennepkwekerij in het pand gelegen aan de[adres delict 7] te Den Haag;
  • de aangetroffen hennepdrogerij in het pand gelegen aan de[adres delict 5] te Den Haag;
  • de aangetroffen hennepdrogerij in het pand gelegen aan de [adres delict 12] te Den Haag;
  • de aangetroffen hennepkwekerij in het pand gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag en
  • de aangetroffen hennepdrogerij in het pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag.
Voor wat betreft de periode heeft de officier van justitie als startdatum de dag na het schietincident op de[adres schiet incident] te Den Haag, te weten 20 oktober 2011, bepaald. Dat verdachte en zijn medeverdachten zich inderdaad al langere tijd bezig hielden met de handel in hennep, kan naar de overtuiging van de officier van justitie worden afgeleid uit diverse OVC’s waarin wordt gezegd dat ze lange ervaring hiermee hebben.
Dat sprake is geweest van medeplegen tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kan naar het standpunt van de officier van justitie worden afgeleid uit de overweldigende hoeveelheid gesprekken tussen hen over het telen, bewerken en verhandelen van hennep, waarbij onder meer wordt gesproken over het delen van de opbrengst door drie. Tevens is sprake van medeplegen met diverse andere verdachten, onder wie [medeverdachte 3],[medeverdachte 4] en[medeverdachte 6].
[adres delict 8] te Den Haag en [adres delict 9] te Den Haag
Op grond van hetgeen ten aanzien van feit 1 met betrekking tot de panden gelegen aan de [adres delict 8] en [adres delict 9] te Den Haag is aangevoerd, kunnen naar het standpunt van de officier van justitie ook de feiten 2 en 3 worden bewezen. Weliswaar waren bij feit 3 alleen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] lijfelijk aanwezig, maar gezien de nauwe en bewuste samenwerking bij de handel in verdovende middelen, acht het openbaar ministerie dit feit ook ten aanzien van verdachte en [medeverdachte 2] bewezen.
Criminele organisatie
Met betrekking tot feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het openbaar ministerie reeds op basis van hetgeen is gesteld ten aanzien van de bewezenverklaring en de in dat verband aangehaalde bewijsmiddelen ter zake van de feiten 1, 2 en 3 tot de conclusie komt dat sprake was van een samenwerkingsverband dat de handel in hennep en het kweken en bewerken van hennep tot oogmerk had. Dat samenwerkingsverband had een grote mate van duurzaamheid en structuur, waarbij sprake was van een centrale leiding bij de handel, bewerking en kweek van de hennep en gebruik werd gemaakt van vaste medewerkers voor onder andere het drogen, bewerken, verpakken en vervoer daarvan. Op grond van de zich in het dossier bevindende bevindingen, OVC’s en tapgesprekken kan naar het standpunt van de officier van justitie worden geconcludeerd dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] overduidelijk een leidende rol hebben gehad in die criminele organisatie. Zij runden gedrieën de handel in hennep vanuit de garage. Er werden afspraken gemaakt met leveranciers en afnemers en “personeelsleden” geïnstrueerd.
Witwassen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 4 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de officier van justitie partiële vrijspraak heeft gevorderd van het ten laste gelegde geldbedrag en de Audemars Piquet horloges, voor zover dit de horloges van het type Volcano en Barichello en één van de horloges van het type Safari betreft. Voor alle goederen heeft te gelden dat zij in de onderzoeksperiode aan verdachte zijn gaan toebehoren en dat aannemelijk is dat zij contant zijn betaald, aangezien de aankopen niet herleidbaar is. Naar het standpunt van de officier van justitie is gebleken dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode inkomsten had uit hennephandel en onvoldoende legale inkomsten om de (contant) gedane uitgaven te verantwoorden.
De officier van justitie heeft vooropgesteld dat wanneer iemand wordt verdacht van witwassen, het aan diegene is om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk terzijde te schuiven verklaring af te leggen. Doet diegene dat niet, dan kan volgens de Hoge Raad een veroordeling voor witwassen volgen. In deze zaak is sprake van een vermoeden van witwassen, ontstaan door kort gezegd: CIE-informatie, informatie van de Belastingdienst over de jaren 2010 tot 2012, informatie over hennep, informatie over de bankrekening van verdachte en diverse OVC-gesprekken. Daarbij zijn in het onderzoek nog allerlei omstandigheden gesignaleerd die onder de zogenoemde witwas-typica vallen. Aangezien verdachte geen of onvoldoende ontlastende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die duiden op een legale herkomst van het geld en de goederen, kan naar de mening van de officier van justitie een veroordeling voor witwassen volgen.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte weliswaar giraal salaris heeft ontvangen van[bedrijf verdachte 1], maar dat in het onderzoek is vastgesteld dat dit salaris in ieder geval niet ten grondslag heeft gelegen aan de aankoop van de in de tenlastelegging genoemde goederen; die zijn immers met contant geld betaald. Voor zover is gesteld dat vermogensbestanddelen met geld van[bedrijf verdachte 1] dan wel met (andere) legale contante inkomsten zouden zijn gefinancierd, heeft de officier van justitie aangevoerd dat, uitgaande van een bewezenverklaring van de handel in hennep, vaststaat dat verdachte daaruit gedurende de ten laste gelegde periode contante inkomsten heeft gehad. Die contante illegale inkomsten leiden er op zijn minst toe dat een zodanige vermenging van (in ieder geval) het contante geld plaatsvindt, dat het gehele vermogen wordt besmet en geacht moet worden van misdrijf afkomstig te zijn.
Met betrekking tot de specifiek in de tenlastelegging genoemde goederen heeft de officier van justitie nog het volgende aangevoerd.
 Mercedes ML 350
De auto is van verdachte, aangezien hij erin reed en ervoor heeft betaald.
Het bronvermogen van deze auto (de ingeruilde BMW X5) is onverklaarbaar bezit.
Het feit dat de auto op naam van de vader van verdachte is gezet, is het verhullen van de herkomst. De verklaring van verdachte dat hij deze auto, met een waarde van € 20.000,-, aan het bedrijf heeft onttrokken en later zou terugbetalen, is ongeloofwaardig, gelet op het tijdstip waarop deze verklaring is afgelegd en gelet op het feit dat verdachte zelf in de auto heeft gereden.
 BMW 6ER Reihe
De auto is van verdachte, aangezien hij erin reed en de justitiële boetes betaalde. Voor de auto is minstens € 9.000,- betaald, welke betaling niet herleidbaar is uit de bankgegevens van verdachte. Het feit dat de auto op naam van de vader van verdachte is gezet, is het verhullen van de herkomst.
 Horloges Audemars Piquet
De officier van justitie heeft tijdens de terechtzitting van 25 november 2014 toegelicht dat hij met de tenlastelegging het oog heeft gehad op in totaal vier horloges: de twee horloges van het merk Audemars Piquet, die in het kader van een ander onderzoek onder verdachte in beslag zijn genomen en de twee horloges van het merk Audemars Piquet (type Volcano en Barrichello), die weliswaar niet bij verdachte zijn aangetroffen, maar waarover hij heeft gesproken in OVC-gesprekken met [persoon 1] en waarbij het openbaar ministerie ervan uitgaat dat verdachte deze wel in bezit heeft gehad. Dit zijn allemaal horloges met een behoorlijke financiële waarde, waarvan verdachte niet voldoende heeft kunnen verklaren hoe hij eraan komt.
Bij repliek heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het witwassen van de horloges van het type Volcano en Barrichello en van het in beslag genomen horloge van het type Safari, waarvan uit de stukken kan blijken dat deze al sinds 2008 in het bezit van verdachte is. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij het andere in beslag genomen horloge van het type Safari onder zich had voor een vriend echter ongeloofwaardig, zodat het witwassen van dit horloge naar zijn stelling wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
 Speedboot Bayliner
De boot staat op naam van[medeverdachte 2], maar is in gezamenlijkheid door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte aangeschaft. In ieder geval is de boot gezamenlijk gebruikt, zodat verdachte de boot voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt.
 Autoambulance Mercedes
De oplegger zou zijn gekocht van spaargeld, maar uit het dossier is niet gebleken dat verdachte of één of meerdere van zijn medeverdachten over legaal spaargeld beschikte(n).
 Contant geldbedrag
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het contante geldbedrag, omdat dit niet bestaat uit contante bedragen die verdachte op zijn rekening heeft gestort, maar het totaalbedrag is waarvan uit het dossier naar voren is gekomen dat dit is gebaseerd op wat verdachte per maand “over zou hebben”.
3.3.2
Mishandeling en bedreiging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem bij parketnummer 09/837159-14 onder eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde mishandeling, omdat zich daarvoor in het dossier onvoldoende wettig bewijs bevindt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem bij parketnummer 09/837159-14, onder tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bedreigingen. Hoewel aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de man die hem op 4 februari 2014 in zijn winkel heeft bedreigd niet de man was van de aanrijding op 5 oktober 2013, is verdachte zowel op de beelden van 5 oktober 2013 als op de beelden van 4 februari 2014 herkend door verbalisanten. Bovendien is vastgesteld dat verdachte de vaste gebruiker is van de BWM cabriolet, die op naam staat van zijn vader[persoon 6].
3.4
Het standpunt van de verdediging
3.4.1
[onderzoek naam 1]
Handel
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging leidend dient te zijn en dat die specifiek en expliciet panden noemt van waaruit zou zijn gehandeld. Een bewezenverklaring van handel, die niets van doen heeft met één van de daarin genoemde panden zou leiden tot het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging, hetgeen niet is toegestaan. Voorts heeft de raadsman per in de tenlastelegging genoemd pand – kort gezegd – aangevoerd dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt, waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden vastgesteld.[adres delict 8]
[adres delict 8] te Den Haag
Met betrekking tot het onder 1, tweede cumulatief en het daarmee samenhangende feit 2, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat slechts een kortere periode bewezen kan worden verklaard dan zoals door de officier van justitie gevorderd, omdat zich in het dossier geen bewijs bevindt dat in de periode tussen de warmtemeting op 23 december 2012 en de instap op 3 januari 2014 ook in het pand is geteeld.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de stelling van de verdediging dat het onmogelijk is om in het pand gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag in de zomermaanden hennepplanten te telen voor juist dient te worden aangenomen, nu de rechtbank het verzoek tot het horen van een deskundige om die stelling aannemelijk te maken, eerder reeds heeft afgewezen.[adres delict 9]
[adres delict 9] te Den Haag
Met betrekking tot het onder 1, derde cumulatief en het daarmee samenhangende feit 3, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt dat verdachte betrokken is geweest bij de hoeveelheid hennep die aldaar is aangetroffen.
Criminele organisatie
De raadsman heeft geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Witwassen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie twee onverenigbare methoden door elkaar haalt en dat zijn beroep op vermenging daarmee mank gaat. Het uitgangspunt van de politie is geweest dat de aanschaf van de goederen en het storten van de contante geldbedragen niet kon worden verklaard met de legale inkomsten van verdachte en dat derhalve mocht worden aangenomen dat het geld van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft echter een verklaring gegeven waar het geld vandaan kwam. Hij heeft geld voorhanden gehad vanwege leningen (van[persoon 2] en [persoon 3]) die vrij te besteden waren in de onderneming.
 Mercedes ML 350
Verdachte heeft deze auto in het schadebedrijf ingeruild tegen een BMW X5 en nog ongeveer € 3.000,- tot € 3.500,- contant bijbetaald gekregen van [persoon 4]. Twee maanden later is de auto (die volgens de politie een waarde had van ongeveer € 20.000,-) weer doorverkocht. Dat is wat[bedrijf verdachte 1] doet. Dat verdachte ook zelf even in de auto heeft gereden, doet niet ter zake. Verdachte heeft de auto op naam van zijn vader laten zetten, omdat hij zelf geen rijbewijs heeft.
 BMW 6ER Reihe
Verdachte heeft de auto voor net onder de € 10.000,- gekocht van [persoon 5]. Die aankoop is te verantwoorden doordat verdachte daarvoor de Mercedes (waarvan is aangetoond dat die niet met crimineel geld is betaald) met een waarde van € 20.000,- had verkocht. Bovendien kan[persoon 6] de aankoop verantwoorden, omdat het geld van de Mercedes op zijn bankrekening is gestort en er weer is afgehaald om de BMW te kopen. Verdachte heeft de auto op naam van zijn vader laten zetten, omdat hij zelf geen rijbewijs heeft.
 Horloges Audemars Piquet
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging nietig dient te worden verklaard voor zover deze tevens zou zien op de horloges van het type Barrichello en Volcano, omdat de verdediging, ook met het dossier erbij, niet eenduidig heeft kunnen begrijpen dat de tenlastelegging zag op meer dan de twee in beslag genomen horloges.
Subsidiair heeft de raadsman met betrekking tot deze twee horloges aangevoerd dat uit de telefoontaps blijkt dat verdachte een nieuw bandje voor een eigen horloge en voor die van een vriend wilde kopen en niet dat hij een nieuw horloge heeft aangeschaft.
Met betrekking tot de in beslag genomen horloges heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het ene horloge van het type Safari blijkens de (door de verdediging reeds bij de eerste pro forma-zitting aan de rechtbank overgelegde) verklaring van [persoon 7] al in 2008 heeft gekocht. Nu verdachte het horloge al voorafgaande aan de ten laste gelegde periode in zijn bezit had, kan dit geen witwassen opleveren. Het andere horloge van het type Safari had verdachte in bezit voor een derde, omdat verdachte (zoals ook blijkt uit de OVC-gesprekken) bemiddelde in het onderhoud en de reparatie van horloges van anderen.
 Speedboot Bayliner
De boot is gekocht voor € 6.000,- en zou pas worden betaald als hij was verkocht.
 Autoambulance Mercedes
Verdachte heeft niets van doen met de aanschaf van de autoambulance. Uit het dossier blijkt dat deze is aangeschaft met spaargeld van iemand anders.
3.4.2
Mishandeling en bedreiging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de aan verdachte onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde mishandeling aangesloten bij het verzoek van de officier van justitie om vrijspraak.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van de hem onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bedreiging op 4 februari 2014. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden dienen te worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onrechtmatig zijn verkregen nu niet is gebleken dat de aangever deze op eigen initiatief heeft afgestaan. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de aangever heeft verklaard zeker te weten dat de man die hem op 4 februari heeft bedreigd, niet dezelfde man was als de man van de aanrijding op 5 oktober 2013, hetgeen tevens tot vrijspraak zou moeten leiden.
3.5
Het oordeel van de rechtbank
3.5.1
[onderzoek naam 1]
Handel
Gelet op de inhoud van het dossier en de wijze waarop feit 1, eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, te weten het op grond van de Opiumwet verboden activiteiten met betrekking tot hennep plegen in specifiek genoemde panden, is de rechtbank, met de raadsman, van oordeel dat de tenlastelegging slechts zo kan worden opgevat dat voor een bewezenverklaring van elk expliciet in de tenlastelegging genoemd pand een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige betrokkenen met betrekking tot dat pand en de verweten gedragingen dient te worden vastgesteld.
Zoals hierboven reeds is overwogen, vond op 20 oktober 2011 een schietpartij plaats op de[adres schiet incident] te Den Haag. Vaststaat dat verdachte en [medeverdachte 2] hierbij waren betrokken. Ten gevolge van deze schietpartij raakte verdachte gewond. Naar aanleiding van dit incident deden verdachte en [medeverdachte 2] aangifte. Beiden hebben verklaard dat de aanleiding van het incident was gelegen in een mislukte wiettransactie. [2]
Zoals eveneens reeds is overwogen, is het merendeel van de OVC-gesprekken opgenomen in de garage van[bedrijf verdachte 1], gevestigd aan de [adres delict 10] te Den Haag. Dit bedrijf staat op naam van verdachte en [medeverdachte 2]. [3] Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat ook [medeverdachte 1] bij het autobedrijf betrokken was. Hij kwam daar niet alleen veelvuldig [4] , maar was ook degene die de salarissen uitkeerde [5] , de huur wel eens betaalde [6] en overleg met de boekhouder voerde. [7]
In veel van de OVC-gesprekken wordt door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in wisselende samenstellingen met elkaar en met anderen regelmatig over het telen, knippen, drogen, verhandelen en vervoeren van verschillende partijen hennep gesproken. Hieronder wordt een selectie van deze gesprekken weergegeven waaruit, naar het oordeel van de rechtbank, volgt dat zij verschillende hoeveelheden hennep opkochten, knippers regelden en betaalden:
31 oktober 2013:
NNman1: “Natte Amnesia (…) Ken je daar wat mee?”
[medeverdachte 2]: “Ja” (…) “Wat moet ik betalen dan?” (…) Duizendvijftig, in plaats van dat je dat nou even zegt.” [8]
4 november 2013:
[medeverdachte 1]: “Wanneer hebben jullie weer dan?
NNman: Wanneer we weer hebben? Pas in het nieuwe jaar denk ik. (…) Je hebt nodig zeker?”
[medeverdachte 1]: “Ja”
NNman: “Ik zal wel kijken of ik mensen weet die uh jongens. Net kwam er iemand naar me toe die wou amnesia hebben droog. Die wou die kopen(…) Als ik iemand weet die nog handel heeft kennen we misschien…” [9]
13 november 2013:
[verdachte]: “Ja, ze moeten gewoon plukken, plukken, plukken”
[medeverdachte 2]: ”Ja” (…)
[medeverdachte 1]: “Ja maar ik denk dat de mensen (…)”
[medeverdachte 2]: “Niemand wil kleine stukjes maken iedereen wil de hoofdtoppen knippen, daar gaan ze ruzie om maken”
[verdachte]: “Nee, kijk, hun willen uren maken dus we gaan die kleine dingetjes ook knippen” [10]
20 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Ik krijg dalijk dan krijgen we weer in de middag zestig (60) nat en als die goed is want het is van twee keer zestig (60) want die man ken het aan niemand kwijt ja het is een leek is dat maar hij maakt wel CO2handel dus ik zei geef mij de helft maar. (…) [11]
11 december 2013:
[medeverdachte 2]: “Kan er alleen maar AM of doe je ook PP?”
NNman: “Ik heb Pp gewoon allemaal klaar liggen.” (…)
[medeverdachte 2]: “Ik had nog 11 hele mooie gekocht (…) En we dachten ja..helemaal niet hebben die natte. Maar ja het was zo mooi. Zo weinig geplukt voor zo weinig geld en dan leg ik ze wel neer ook. Volgende week ook nog een plukkie en dan zijn we klaar. (…)
Wij zeggen wel klaar, maar als wij weer wat kunnen kopen, doe je het toch wel weer.” [12]
25 november 2013:
[medeverdachte 1] zegt ik had een wagen met 4 mensen erin, wagen met 3 mensen erin. [persoon 8] dus 960 en 720 en 750 en 1250.[medeverdachte 5] 750, [medeverdachte 3], Auto met [persoon 11] erin, 5002 [persoon 12]. Echt veel voor knippers dit keer (…) [medeverdachte 2] “De laatste keer hadden we 8 uurtjes erover gedaan (…) We waren verleden keer echt veel sneller.” [13]
Uit diverse gesprekken blijkt dat[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] al langere tijd ervaring hebben met die verwerking van hennep, dat zij met z’n drieën bij de verwerking van en de handel in hennep zijn betrokken en dat zij daarbij regelmatig gebruik maken van de hulp en/of diensten van anderen, onder wie [medeverdachte 3],[medeverdachte 6] en[medeverdachte 4], waarvoor zij die personen ook betalen:
18 november 2013:
[medeverdachte 2]: Nee, pas als hij bijna klaar is, anders krijg je het nooit droog.
[medeverdachte 1]: “[medeverdachte 2], luister jongen, ik heb 15 jaar schone handel gedroogd (…) en ik weet dondersgoed hoe je het doet, maar als het kraakt dan gaat ie brokkelen” (…)
[medeverdachte 2]: “Tijden veranderen” (…)
[medeverdachte 1]: “Maar ja, ik ben tot nu toe 15 jaar alles kwijt geraakt dusse” (…)
[medeverdachte 2]: “[medeverdachte 1], we doen het al zoveel jaren, als je mij 3 keer iets zegt dan ken ik dat gewoon, heb ik jou hulp nooit meer nodig hoor.” [14]
22 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Die[persoon 14] vraagt (…) hoeveel alles schoon kost” (…) “Ja maar ik ga het niet voor tweehonderd (200) euro eh ga ik het niet meer doen, dan stop ik er wel mee, dat ga ik niet doen, ik ken moeilijk met zn drieen tweehonderd (200) euro gaan lopen delen, en dan moeten die jongens betaald worden (…) dan moet ik tegen die jongens zeggen ik kap ermee met hun en dan moet ik het zelf gaan doen, dat ga ik echt niet doen”(…) vijf (5) keer zevenendertig vijftig (37,50) dan doe je er tien (10) % op, als ze het niet zien, want dat krijg je ook na een tijdje, dan moet ik vier ruggen rekenen, die jongens doen het niet voor een geeltje hebben ze gezegd, per stuk, daar doen ze het niet voor.”
[medeverdachte 1]: “Nee maar oke dan hebben ze niks meer.”
[medeverdachte 2]: “Nee, maar ja, [medeverdachte 3] zegt ook, ik ga niet eh, bijvoorbeeld dat ik er maar eh veertig (40) in een maand ken doen, dan heb ik een rug. Hij zegt want van een rug, dan verdien ik bij een baas nog meer. Dat zei [medeverdachte 3] tegen mij”(…)
[medeverdachte 1]: “Weet je wat het is, ik vind dat altijd zo moeilijk om van te voren te oordelen wat je gaat verkopen. Kijk, als je ziet, je kan aan [persoon 13] kwijt je kan aan[persoon 14] kwijt.” (…) [medeverdachte 2], hoe we het wenden of keren, we gaan gewoon verder dus (…) en of dat nou met of zonder [medeverdachte 3] is, dan gaan we een andere oplossing vinden.” (…)
[medeverdachte 2]: “Ja maar ik ga het niet zelf lopen doen. Ik wil het zelf doen, maar ik ga het niet voor [verdachte] lopen doen als hij er niet werkt.”
[medeverdachte 1]: “Het is heel simpel, als we het zelf moeten doen, dan moeten we alle drie er een doen. Klaar.”
[medeverdachte 2]: “Of allemaal ons eigen ding.”
[medeverdachte 1]: “Dat maakt verder niks uit, je bent met zn drieen ergens aan begonnen, je moet met zn drieen verder gaan(…) Als ik hget zelf moet gaan rijden, moet ik het zelf gaan rijden, klaar. (…) Moet ik het zelf weer thuis inpakken, ga ik het zelf weer thuis inpakken. Klaar, ja toch, ik gooi alles weer om.”(…)
[medeverdachte 2]: in principe, die tweehonderdvijftig (250) euro onkosten is teveel. Kijk, als je ziet wat [persoon 15] en [persoon 16], weet je die doen het samen, die hebben geen onkosten (…) dus hun hebben, dit hebben ze niet (…) Dit die onkosten. (…) Per kilo gaat er een halve liter op, dat is ook twaalf vijftig (12,50). Ook een tientje. Nou dan krijg je [medeverdachte 3] en Marcel, ja, dan kom je ook op honderd (100), dan kom je op tweehonderdtwintig (220) euro uit.” [15]
21 november 2013: een gesprek tussen [medeverdachte 2], NN-man en NN-man, waarbij [medeverdachte 2] zegt: “Wij moeten het ook met zijn drieen delen.” [16]
23 november 2013: een gesprek tussen[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], waarbij [medeverdachte 2] zegt:
“[medeverdachte 1], we hebben jou er nou bij betrokken, wij deden het al zes jaar er voor.” [17]
26 november 2013:
[medeverdachte 2]: “Ik heb het met [medeverdachte 3] al zo 5 jaar gedaan, niks aan de anders dan topspullen.”
[medeverdachte 1]: “Ik zei 2 jaar geleden al, je moet het terug laten slaan, toen kregen we al een discussie:” [18]
9 januari 2014:[medeverdachte 5]: “Kijk wat we vroeger deden met staalknaken en nou heb je alles. (…) Maar het ken niet verkeerd gaan toch..verstandig[persoon 17]. Met [medeverdachte 1], die ouwe opa.”(…)
[verdachte]: “Ik bedoel met handel niets. Ik doe niets.”[medeverdachte 5]: “Je hebt een uitkering of zo?” [verdachte]: “Nee, zo bedoel ik het niet. Je begrijpt me verkeerd. (…) Ik doe zelf niets. (…) met handel. Als ze mij achterna zitten, weetje. De politie zit mij achterna zit, ja?. Kijk wat ik doe. Ik doe zelf niks. Ik kom niet bij spullen, weetje. Hoor ik kom niet bij spullen. (…) Jij begrijpt me verkeerd. Ik handel. (…) Ik doe heel veel handel, heel veel doe ik ja. Maar ik doe zelf niks. (…) Kijk ik koop het op. (…) maar ik doe zelf niks. Snap je wat ik bedoel. Voorbeeld, ik laat het iemand doen. (…) Ik kom helemaal niet bij geld ik kom helemaal niet bij spullen. (…) Voorbeeld. Ik zeg tegen jou..kijk, jij vraagt 50 kilo nat. (…) Ik laat iemand anders naar jou toe komen om te kijken. Ja, met mijn geld. Ik laat iemand anders het ophalen. Ik laat iemand anders het maken (…) ja bewerken. Dus ik zelf kom ik nergens. Zo bedoel ik het.”(…)[medeverdachte 5]: (…)”Jij zit er wel in, maar ze hebben niks. Jij bent de dekmantel voor iedereen.” [verdachte]:”Nee. [medeverdachte 2] ofzo doet ook niks. (…) Kijk, we hebben laat maar zeggen uhhh telefoon en alles…. stuur een smsje naar [medeverdachte 2]. Als ik een smsje gestuurd heb dan weten ze allemaal wat ze moeten doen, maar wij komen niet bij dingen. (…) Kijk je moet wel laat maar zeggen, je bent meer geld kwijt aan mensen.” [19]
7 maart 2014:
NN man: “dus die auto moet hier naar binnen (…)?” (…)
[medeverdachte 2]: ”Na dinsdag hij moet eerst hier staan haha… laten we eerst ff alles laten zien. Ik wil gewoon dat ze zien dat we wat doen weet je. Ze moeten dalijk niet denken dat we witwassen dat ze dalijk denken he jullie doen helemaal niks, geen auto’s staan, waar betaal je het allemaal van dan, alle auto’s moeten hierheen!”
NNman: “Daarom zeg ik werkkleren aan doen gelijk.”
[medeverdachte 2]: “Ja doe ik ook. Ik pak ook een overalletje. Ik pak ook een oude spijkerbroek, doe ik wat smeer aan mijn handen, doe ik mijnn handen even en mijn t- shirtje (..)
[medeverdachte 2]: “Ja maar mag ik ook zeggen dat ik zelf spuit he! Zeg jij het dalijk even tegen hem (…) Tegen die bij de spuiterij … zeg dan dat als hun iets vragen dat wij zelf spuiten bij hun
Nnman; “Ken je het beter bij die groene dingetjes houden he, die fratsen allemaal”(…)
[medeverdachte 2]: “Misschien ga ik straks wel in mijn eentje verder. Net zoveel werk… want ik doe…ik werk voor [medeverdachte 1] (…) word ik helemaal gek van … die geeft meer om dit dan om dat andere en [verdachte] doet helemaal niks.In mijn eentje hoef ik maar heel weinig te doen en dan heb ik ook mijn centjes. Het is eigenlijk wat je moet met zijn drieen delen (…) is te veel. Maar dat is allemaal niet erg, het is allemaal niet erg als ie ook nog wat doet, als ie niet ook nog dat soort gekke (…) dingen gaat doen. Dan vind ik het helemaal niet erg als hij ook zijn dingetje doet maar hij doet het gewoon niet meer! (…)
[medeverdachte 2]: Ik zeg laatst tegen [medeverdachte 1] (…) ik doe het helemaal alleen, geen drie om me heen dat de anderen het fout doen. Ik koop 1 plukkie in de maand, nat, 5,6 rooitjes, niks aan de hand. Ik zit al twee jaar zo te dubben en met [medeverdachte 1] er nog nooit over gehad, maar ik vind het ook lullig voor [verdachte] weet je, maar hij blijft maar bezig.” [20]
In dit verband wordt ook verwezen naar OVC-gesprekken die gaan over het drogen, mixen en inpakken van de hennep. [21] Uit deze gesprekken volgt dat dat vaak werd gedaan door [medeverdachte 3] en[medeverdachte 6] en dat zij daarvoor instructies kregen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ook blijkt uit diverse OVC-gesprekken dat [medeverdachte 3] en[medeverdachte 6] hiervoor werden betaald door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte. [22]
Voorts blijkt uit diverse gesprekken dat[medeverdachte 4] regelmatig door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd ingeschakeld voor het vervoer van hoeveelheden hennep [23] en dat hij daarvoor ook door hen werd betaald. [24]
Op basis van de vermoedens zoals die uit de OVC-gesprekken naar voren zijn gekomen, heeft de politie nader onderzoek gedaan naar een groot aantal specifieke panden die in die gesprekken werden genoemd of daaruit konden worden afgeleid. In de panden gelegen aan de[adres delict 4] te Delft en de [adres delict 11], de [adres delict 6] en de[adres delict 7] te Den Haag werden vervolgens al dan niet ontruimde hennepkwekerijen dan wel -drogerijen aangetroffen. In het pand gelegen aan de [adres delict 3] en de[adres delict 5] te Den Haag werden hennepdrogerijen aangetroffen en in garageboxen gelegen aan de [adres delict 1] en[adres delict 1] werden aan de hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat alle in feit 1, eerste cumulatief/alternatief van de tenlastelegging genoemde panden in verband zijn gebracht met activiteiten die verband houden met het telen, bewerken en/of drogen van hennep. De politie is deze panden op het spoor gekomen naar aanleiding van OVC-gesprekken in de garage, zodat in ieder geval enige wetenschap van (ieder van) de verdachten van deze activiteiten kan worden vastgesteld. Echter, wat daar ook van zij, de kern van de verdenking richt zich op het medeplegen van het “telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen” van hennep in deze panden. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier ten aanzien van deze panden onvoldoende bewijs waaruit onomstotelijk kan blijken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot die specifiek verweten handelingen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
Dit geldt evenwel niet voor de in feit 1, tweede en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde panden aan de[adres delict 8] en de [adres delict 9] te Den Haag. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.[adres delict 8]
[adres delict 8] te Den Haag
Uit onderzoek naar het pand gelegen aan de [adres delict 10] te Den Haag (hierna: de [adres delict 10]), waar[bedrijf verdachte 1] is gevestigd, [25] is het volgende naar voren gekomen.
Volgens bouwtekeningen, gedeponeerd bij de gemeente Den Haag, zijn de panden gelegen aan de [adres delict 10] en de[adres delict 13] te Den Haag (hierna: de [adres delict 13]) feitelijk één pand. Het pand bestaat volgens de meest recente bouwtekening uit 2 ruimtes. De ingang van het pand is blijkens de bouwtekeningen gelegen aan genoemde [adres delict 10]. [26]
Op 23 december 2012 is een warmtemeting uitgevoerd op de locatie[adres delict 10]. Boven de locatie[adres delict 10] en aan de achterzijde van de [adres delict 13] was op de eerste verdieping, ter hoogte van een balkonkast, een verhoogd en afwijkend warmtebeeld zichtbaar. Juist de balkonkast straalde zeer veel warmte uit. [27]
Naar aanleiding van deze warmtemeting heeft een verbalisant op 4 januari 2013 ter plaatse onderzoek gedaan naar de nummering van de desbetreffende panden. De verbalisant zag dat de [adres delict 8] geheel boven de bedrijfsruimte van[bedrijf verdachte 1] was gelegen. Hij zag dat alle ramen van dit pand op de eerste verdieping aan de binnenzijde waren geblindeerd door middel van vitrage en dat het daardoor niet mogelijk was bij het pand naar binnen te kijken. De verbalisant zag verder dat het perceel op de begane grond aan de linkerzijde voorzien was van twee overheaddeuren en aan de rechterzijde van twee houten kozijnen met in elk kozijn een deur. De rechterdeur was voorzien van het opschrift “[nummer opschrift 1]” en [persoon 18]”. De linkerdeur was voorzien van nummer [nummer opschrift 2]. De overheaddeur links naast de tweede houten deur was voorzien van een bord met het opschrift “[bedrijf verdachte 1]” en de meest linkerdeur van nummer [nummer opschrift 3]. [28]
Op 7 september 2012 is door een verbalisant waargenomen dat op de gevel van het pand[adres delict 10] een bord was bevestigd met de opdruk: “Medio 2013 vestigt [persoon 18] zich hier”. Op dat moment was[bedrijf verdachte 1] echter gevestigd op de locatie[adres delict 10]. [29]
Op 5 februari 2013 wordt door het onderzoeksteam een OVC-gesprek (uit de auto van [medeverdachte 1]) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgeluisterd waarbij [medeverdachte 1] zegt:
“Op deze manier, hoe we het hebben gedaan, dat is gewoon top. Ik had het met [verdachte] er gisteren over. Ik liep naar de wc toe en hij kwam hebben we top gedaan dit, echt niet normaal, zo’n mooie truc dit. Dat heb niemand door. Iedereen denkt dat het bij [persoon 18] hoort haha.”. [30]
Tussen 3 en 8 maart 2013 zijn vervolgens cameraopnames gemaakt van de twee ingangen van[bedrijf verdachte 1], welke zijn gelegen aan de [adres delict 13] en de[adres delict 10]. Op de camerabeelden, gericht op de locatie [adres delict 13], is waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tussen 3 en 8 maart 2013 het pand diverse malen in- en uitgaan. Het pand heeft geen deurklink aan de buitenzijde; het lijkt erop dat de deur alleen is te openen met een sleutel. [31]
Op de camerabeelden, gericht op de locatie[adres delict 10], is waargenomen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte tussen 5 en 8 maart 2013 diverse keren in en rondom het pand zijn. Zij openden en sloten het pand telkens af met een sleutel. [32]
Op 2 oktober 2013 is wederom een warmtemeting uitgevoerd op de locatie [adres delict 8]. Op de beelden van deze warmtemeting is een donkere verkleuring waar te nemen, hetgeen wil zeggen dat de temperatuur van het object hoger was dan van de andere objecten op de foto. [33]
Op 3 januari 2014 is binnengetreden in het pand gelegen aan de [adres delict 8]. Hierbij is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de eerste verdieping van het pand, welke bestond uit 4 kweekruimtes met respectievelijk 120, 161, 235 en 256 planten. In totaal werden derhalve 772 hennepplanten aangetroffen.
Verspreid in het gehele pand werden aan een hennepkwekerij te relateren goederen aangetroffen, zoals lege en gevulde jerrycans met groei/bloeistimulatoren, armaturen met assimilatielampen, 840 gebruikte stekkenbakken en (resten van) substraatrondjes. [34]
Uit onderzoek is gebleken dat het pand aan de [adres delict 8] werd verhuurd. Blijkens een huurovereenkomst zouden de huurders zijn:[persoon 15] en[persoon 19]. Bij het huurcontract zijn kopieën gevoegd van twee identiteitskaarten met daarop voornoemde namen vermeld. [35] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat deze personen in combinatie met de informatie zoals zichtbaar op genoemde legitimatiebewijzen niet bestaan [36]
In het dossier bevinden zich voorts twee OVC-gesprekken (uit de garage) van 20 december 2013 tussen verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en “[persoon 20]” ([persoon 20], hierna: [persoon 20]) [37] waarin [medeverdachte 1] de namen[persoon 15] en[persoon 19] noemt en meldt dat “de legitimatie is weggegooid”. Tevens blijkt uit deze gesprekken dat [persoon 20] een brief heeft ontvangen met betrekking tot het vervangen van de watermeter. De watermeter kan echter niet vervangen worden, omdat de kwekerij nog in werking is. Er wordt besproken wie wat moet zeggen tegen het waterleidingsbedrijf om de afspraak te verzetten. Onder meer zegt [medeverdachte 1]: “Hij staat op meneer [persoon 15]” en “Je moet niet zeggen dat je (…). Je spreekt met [persoon 15]”, waarna [persoon 20] uiteindelijk zegt: “Als ik daar ben is ook best raar meneer[persoon 20] weet je…”. [38]
Mede gelet op het uitblijven van een andersluidende verklaring van verdachte en zijn medeverdachten, volgt de rechtbank de uitleg van de politie ter zake van dit gesprek, te weten dat de legitimatiebewijzen zowel ten behoeve van het sluiten van het huurcontract zijn overgelegd, als ook zijn gebruikt bij de aanvraag van de waterlevering in genoemd pand.
Voorts hadden verbalisanten na binnenkomst van het pand aan de [adres delict 8] op 3 januari 2014 in de hal een kastje van een alarmsysteem op de grond zien liggen. Zij zagen een lampje knipperen op dit kastje. Zij zagen dat het kastje met een draad verbonden was aan een kist op een houten plank die op de grond stond in de ruimte van de elektriciteitsmeter van de woning. Op de plank waren een kleine en grote kist bevestigd. Uit de kleine kist kwam een zwart snoertje dat was bevestigd aan een zwarte antenne. [39]
De politie heeft nader onderzoek ingesteld naar het in de [adres delict 8] te Den Haag aangetroffen alarmsysteem op het plankje.
Uit onderzoek is gebleken dat op 18 februari 2013 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en “[persoon 21]”, waarbij [persoon 21] zegt dat hij er om een uurtje of vijf is. Om 17.02 uur geeft [persoon 21] aan dat hij voor de deur staat, maar dat er niemand opendoet. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij er over een half uurtje is. Op 18 februari 2013 om 17.34 uur is het alarmsysteem geactiveerd.
Op 8 maart 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [persoon 21]. In dit gesprek wordt gesproken over de alarmcode.
Op 18 oktober 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [persoon 21]. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij en verdachte problemen te hebben met
“het alarmpje welke op de plank zat”.
Per 19 oktober 2013 blijkt dat in het alarmsysteem een ander telefoonnummer is geplaatst.
Blijkens OVC heeft op 28 oktober 2013 in de garage een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en “[persoon 22]”. [medeverdachte 1] spreekt over een telefoon en zegt dat [persoon 22] “die” eigenlijk altijd bij zich moet hebben. [persoon 22] zegt:
”als er wat is kan ik [verdachte] of [medeverdachte 2] bellen?(…). [medeverdachte 1] antwoordt:
‘ik heb die van mij ook[bedrijf verdachte 1] en dan zeg je gewoon uhh.”. [persoon 22]: “
ja alarm meer niet. Of ik bel hun of stuur een berichtje alarm. Dat kan ook.”.Op 31 oktober 2013 heeft in de garage een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon 22] en verdachte, waarbij [persoon 22] aangeeft dat zij een alarmtelefoon heeft en dat zij het nummer van verdachte wil hebben om in te voeren. [40]
Op de dag van het binnentreden in de [adres delict 8] te Den Haag, te weten 3 januari 2014 omstreeks 09:45 uur, is waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 1] om 09:43 uur uit een Volkswagen Caddy, welke op naam van [medeverdachte 1] is gesteld, de garage binnengaan. Om 09:44 uur vertrekken zij weer met deze auto. Om 09:47 uur parkeert [medeverdachte 1] de auto op de [adres persoon 22] te Den Haag. Om 09:48 uur komt verdachte het portiek dat toegang geeft tot de percelen [(nummer)] van de [adres persoon 22] in versnelde pas uitlopen en stapt weer in de auto. [41]
De rechtbank stelt vast dat op het adres [adres persoon 22] te Den Haag [persoon 22] woonachtig is. [42]
Op grond van de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken en het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] enkele minuten na het binnentreden door de politie in het pand [adres delict 8] te Den Haag, nadat zij eerst bij het pand aanwezig zijn geweest, direct langs [persoon 22] zijn gereden, concludeert de rechtbank dat het alarmsysteem in de [adres delict 8] begin 2013 in opdracht van [medeverdachte 1] is geïnstalleerd en dat [persoon 22] eind oktober 2013 een telefoon met een aan het alarmsysteem gekoppelde simkaart in bewaring heeft gekregen, opdat zij [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten kon waarschuwen indien het alarm afging.
Voorts blijkt uit OVC-gesprekken uit de garage in de periode vanaf 11 november 2013 tot en met 20 november 2013 dat door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en[verdachte] is gesproken over werkzaamheden rondom de hennepkwekerij boven de garageruimte. Bij deze gesprekken waren ook[medeverdachte 6], [persoon 23],[medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [persoon 20] aanwezig. Uit de gesprekken kan worden opgemaakt dat voornamelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] besluiten wat er wordt gedaan en door wie. Zij geven in deze gesprekken opdrachten en zorgen dat benodigd materiaal aanwezig is. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat deze hennepkwekerij op 15 november 2013 moet zijn geoogst en is aangevuld met nieuwe stekken en koolstoffilters. Daarnaast is de doorgang vanuit de garageruimte naar de hennepkwekerij in de bovengelegen ruimte weer dichtgemaakt, zodat deze niet meer zichtbaar zou zijn in de garageruimte. [43]
Op 8 april 2014 is nader onderzoek ingesteld naar de tussenmuur tussen de garage en perceel [adres delict 8] te Den Haag. Hierbij is vastgesteld dat een deel van de structuur van de muur in de garage afweek ten opzichte van de gehele muur. Achter de houten plaat bij de meterkast in de [adres delict 8] te Den Haag bleek een gat in de muur te hebben gezeten, dat was opgevuld met witte gipsblokken en groen purschuim. [44] De rechtbank stelt vast dat zich hier derhalve de doorgang heeft bevonden vanuit de garageruimte naar de hennepkwekerij in de [adres delict 8] te Den Haag.
Op grond van al het vorenstaande, mede in onderling verband en samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten enige twijfel vast dat de hennepkwekerij in het pand, gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag in de periode van 23 december 2012 tot en met 3 januari 2014 toebehoorde aan verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voor wat betreft de ten laste gelegde periode stelt de rechtbank vast dat zich in het dossier, anders dan de raadsman heeft gesteld, gelet op hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, ook voldoende bewijs bevindt voor het in werking zijn van de kwekerij tussen de warmtemeting op 23 december 2012 en de instap op 3 januari 2014. De raadsman heeft volstaan met de enkele stelling dat in een dergelijk pand met een plat dak in de zomermaanden geen hennep zou kunnen worden gekweekt. De rechtbank constateert dat deze stelling op geen enkele wijze wordt onderbouwd door informatie uit het dossier of door enige verklaring hieromtrent van verdachte of (een van) zijn medeverdachten. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen feit van algemene bekendheid. Het had dan ook op de weg van de verdediging gelegen om een begin van aannemelijkheid van deze stelling te geven, anders dan door het verzoek om het aanstellen van een deskundige ter bevestiging van deze stelling. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging met anderen hennep heeft geteeld in het pand, gelegen aan de [adres delict 8] te Den Haag.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 1, tweede cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weer te geven.[adres delict 9]
[adres delict 9] te Den Haag
Op grond van telefoontaps, OVC-gesprekken afkomstig uit de garage en de Dodge Ram Van van [medeverdachte 1] en bakengegevens van onder meer de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] ontstond lopende het onderzoek [onderzoek naam 1] het vermoeden dat de hoofdverdachten in het onderzoek in de omgeving van de Rogstraat of de [adres delict 9] te Den Haag eveneens hennep verwerkten, bewerkten of opsloegen.
Zo ontving op 2 november 2013 om 07:09 uur de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een sms van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]) met als inhoud: “
Hoeveel moet straks hebben”.
Vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt om 07:10 uur een bericht teruggestuurd met de inhoud: “
15 stuks ik ben over 15 min bij jou”.
Vervolgens ontvangt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] om 07:17 uur een sms met de tekst: “
Zorg dat je banken goed open staan voor het kraken van die kk tassen”en om 07:53 uur: “
15 kom je zo halen. Of gaat alles gelijk mee”.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] stuurt vervolgens om 07:59 uur een sms terug met de inhoud:
“Ik wacht tot hij er is om 9 uur michien moet hij er wel meer hebben en dat kom ik dan halen bij jou en laterhaal ik de rest op.”. [45]
Op de OVC in de garage is te horen dat [medeverdachte 1] op 2 november 2013 rond 9:00 uur tegen[persoon 24] (hierna: [persoon 24]) zegt: “
zo hartstikke mooi zeg…vijftien he?”waarop[persoon 24] zegt nee, twintig. Hierop antwoordt [medeverdachte 1] “
Twintig okay, ga ik effe doorgeven”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] dat hij dat vanmorgen al tegen ze zei dat ze even moesten wachten met weghalen omdat het er misschien meer zouden worden. [46]
Op de OVC in de garage is tot slot te horen dat [medeverdachte 1] tegen [persoon 24] zegt dat hij zal zeggen dat hij over een kwartiertje bij hem is.
Vervolgens wordt om 09:08 uur door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een sms naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met als inhoud:
“Het moeten er 20 worden”. Hierop wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] geantwoord:
“Staat klaar mooie ook. Over hoe lang ben je er”. Hierop wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gereageerd om 09:10 uur met als inhoud:
“15 min”. [47]
Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde sms-berichten in combinatie de inhoud van hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken en de daarbij behorende stemherkenningen, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] op genoemde datum en tijdstippen de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] is.
Vervolgens is blijkens de OVC in de garage te horen dat [medeverdachte 1] tegen [persoon 24] zegt “dat hij ze zal halen:” en dat [persoon 24] zegt
“moet ik er vast naar toe rijden”. [medeverdachte 1] antwoordt hierop
“ja rij er maar naar toe, het is hier niet zo heel ver weg”. [48]
Vervolgens stuurt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] (naar de overtuiging van de rechtbank: [medeverdachte 1]) om 09:24 uur nog een sms naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met als inhoud:
“1 min.”.
Op 2 november 2013 rond 09:26 uur straalt een baken, geplaatst op de Volkswagen Caddy met het[kenteken 1], aan in de [adres delict 9]. [49] Deze auto staat sinds 8 april 2013 op naam van [medeverdachte 1]. Desgevraagd heeft [medeverdachte 1] op 8 maart 2014 verklaard dat hij de Volkswagen Caddy met het[kenteken 1] tot zijn beschikking heeft en dat hij de auto “een jaar geleden” heeft gekocht. [50]
Gezien de inhoud van de sms-berichten, de gesprekken in de garage en bij gebrek aan een andersluidende verklaring van verdachte en zijn medeverdachten kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat het hier de verkoop van/het ophalen van twintig kilo hennep betrof.
Bakengegevens van de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] hebben uitgewezen dat de auto in de periode van 2 november 2013 tot en met 30 januari 2014 15 keer in de [adres delict 9] te Den Haag is geweest. [51]
Blijkens de OVC in de garage is te horen dat [medeverdachte 3] op 12 november 2013 om 14:43 uur met (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een gesprek heeft, met onder meer de volgende inhoud: [52]
(…)
[medeverdachte 1]: Tot morgen ochtend ja. Ik kom het morgen ochtend ophalen.
[medeverdachte 3]: Gaat dat wel in de bus het zijn 7 dozen he.
[medeverdachte 1]: er gaan er 5 in. (…)
[medeverdachte 2]: Je ken er wel meer in doen. Gewoon 7. Er gaan er 7 in. (…)
[medeverdachte 1]: Ik vind het ook veiliger. (…)
[medeverdachte 2]: Of haal de wiet er uit en gooi het er in. (…) Maar alles is zwart dicht, dicht. Je ken er niet doorheen kijken.
[medeverdachte 1]: Maar als je wordt aangehouden, kijken ze zo en zien ze…
(…)
[medeverdachte 3]: Maar luister. Hoe groot is de kans dat je gepakt wordt als je aan het rijden bent of dat er iets bij mij thuis leg. Dat is bij mij veel groter. Als iemand de hoek om komt dan zien ze [medeverdachte 1] met een Gamma doos bij mij voor de deur.
[medeverdachte 2]: Dat is ook zo.
[medeverdachte 3]: De kans is groot dat ik gepakt wordt en jij gepakt wordt onderweg.
[medeverdachte 1]: Maar wij denken zo he. Mensen in het gewone leven denken niet zo. Die denken hij staat met een doos. (…)
[medeverdachte 1]: Maar [medeverdachte 3], dat zijn dingen die ik ook al heel vaak aangegeven heb. Ik vind persoonlijk als ik naar jou rij. Of hij er is of ik, moeten ze die straat blokkeren. Dat heb ik al zo vaak aangegeven. BLOKKEREN die zooi.
[medeverdachte 2]: Het gaat om de buren. Ik ben verraden door zijn buurman met mijn hok aan de overkant. Die heb mij verraden.
[medeverdachte 1]: Dus jij vond het niet belangrijk dat een politieauto door de straat heen kan rijden. (…)
[medeverdachte 3]: Er rijdt nooit een politiewagen bij mij door de straat.
(…)
[medeverdachte 3]: Luister ik ken mensen die bij mij in de straat wonen en ik weet wie er allemaal verraden. Je moet gewoon geluk hebben.[persoon 25] zag ik met die tonnen uitladen uit die bus. Hij stond uit zijn raam te kijken. Hij zegt niks.
(…)
[medeverdachte 3]: Jij zegt zelf dat je pas gaat rijden als er een wissel dienst is. Dat is om half 7. Hoe groot is de kans. Dat is gewoon een lot uit de loterij.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] blijkens de Gemeentelijke Basis Administratie in genoemde periode woonachtig was op het adres [adres delict 9] te Den Haag. Tevens bleek uit onderzoek dat op de [betrokken adres onderzoek 1] een man genaamd [persoon 26] woonachtig was en dat die desbetreffende woning recht tegenover de woning aan de [adres delict 9] te Den Haag is gelegen. [53]
Vervolgens heeft in de periode van 17 tot en met 20 januari 2014 een camera van de politie opgesteld gestaan in de richting van het pand [adres delict 9] te Den Haag. [54] Op de camerabeelden is te zien dat op 17 januari 2014 om 19:01 uur [55] een Opel Combo met het [kenteken 5], in gebruik bij[medeverdachte 4], voor de [adres delict 9] te Den Haag stopt en vrijwel direct doorrijdt. De voordeur van de woning wordt geopend en weer gesloten, als de Opel Combo doorrijdt. Wanneer het na enkele minuten rustiger in de straat wordt, komt om 19:03 uur dezelfde Opel Combo weer de straat inrijden en stopt vervolgens voor de voordeur van [adres delict 9] te Den Haag. Vrijwel meteen gaat de voordeur open en stapt [medeverdachte 3] naar buiten. [medeverdachte 3] opent de rechter schuifdeur van de Opel Combo. De bestuurder van de Opel Combo blijft in de auto zitten. [medeverdachte 3] kijkt de hele tijd om zich heen en pakt drie geruite bigshoppers uit de auto en brengt deze naar binnen. Bij het pakken van de derde zak trekt hij meteen de schuifdeur van de Opel Combo dicht. Op het moment van het dichtvallen van de schuifdeur trekt de Opel Combo op en rijdt weg. Op de camerabeelden is voorts te zien dat [medeverdachte 2] op 18 januari 2014 om 12:41 uur de [adres delict 9] te Den Haag verlaat. Ten slotte is op de camerabeelden te zien dat op 20 januari 2014 om 06:40 uur [medeverdachte 1] in zijn Volkswagen Caddy komt aanrijden. [medeverdachte 1] stapt uit zijn auto en loopt om de auto heen naar de zijkant van de auto. De zijkant staat direct naast de voordeur van de [adres delict 9]. Uit de woning komt [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] pakt vijf grote geruite bigshoppers en een verhuisdoos en geeft deze door aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zet de vijf bigshoppers en de verhuisdoos in de auto. [medeverdachte 3] gaat de woning weer in. [medeverdachte 1] stapt weer in de auto en rijdt weg. [56]
Vervolgens is op 6 maart 2014 in de ochtend een observatie op de [adres delict 9] te Den Haag verricht. Hierbij is waargenomen dat de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1] voor de [adres delict 9] stopt en dat [medeverdachte 1] de schuifdeur van de auto aan de bijrijderszijde opent. Ondertussen wordt de voordeur van de [adres delict 9] geopend en loopt [medeverdachte 3] uit deze woning. [medeverdachte 1] pakt vervolgens diverse grote bigshoppers (donker van kleur) uit de Volkswagen Caddy en geeft deze aan [medeverdachte 3], die de bigshoppers vervolgens de woning in draagt. Nadat de goederen uit de Volkswagen Caddy zijn geladen en in de woning zijn gebracht, geeft [medeverdachte 3] vanuit de woning meerdere dozen (gedeeltelijk wit van kleur), een bigshopper en een lichtkleurige tas met hengsels aan [medeverdachte 1], die deze vervolgens in de auto plaatst. Daarna is te zien dat [medeverdachte 3] de woning weer in gaat en [medeverdachte 1] met de auto wegrijdt. [57]
[medeverdachte 1] is kort hierna aangehouden in zijn Volkswagen Caddy. In de laadruimte van de auto zijn verhuisdozen en bigshoppers aangetroffen. [58] Bij nader onderzoek in de auto zijn in de laadruimte in totaal vier witte dozen aangetroffen. Tussen de dozen en de achterbank stonden verder een bigshopper, een Hoogvliet boodschappentas en een zwarte sporttas. De verbalisanten zagen bij opening dat in al deze verpakkingen doorzichtige plastic zakken zaten waarin henneptoppen zaten. De hennep was vacuüm verpakt en de zakken waren dicht geseald. [59] In totaal werd in de auto 24 kilogram henneptoppen aangetroffen. [60]
Bij de hierop volgende binnentreding in de woning gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag zijn [medeverdachte 3], zijn vader [medeverdachte 5] en diens vriendin, [persoon 27]hierna: [persoon 27]) aangetroffen en aangehouden.
Bij de doorzoeking van de woning werden in een slaapkamer op de tweede verdieping vier geruite bigshoppers met zakken hennep en een strijkzak met hennep in een voetbaltas aangetroffen. Op de zolderetage op de tweede verdieping werden tevens op diverse plekken (zakken met) henneptoppen en hennepresten aangetroffen. [61] In totaal werd in de woning 17,55 kilogram hennep aangetroffen. [62]
Op de trap naar de zolderetage werden verder tassen aangetroffen waarin zich vier scharen bevonden waaraan hennepresten kleefden. Tevens bevonden zich in de tassen een sok en twee paar schoenen waaraan hennepresten kleefden. Op de zolderetage werd waargenomen dat op het zeil restanten van hennepplanten aanwezig waren. Verder werden de volgende goederen aangetroffen op de zolder: een weegschaal waarop henneptoppen lagen, een strijkplank, strijkzakken, een vacuümmachine en een knipmachine waarop restanten van hennep aanwezig waren. [63]
Nadat de politie [medeverdachte 5] foto’s van de op de zolderetage aangetroffen weegschaal, het apparaat en de geruite bigshoppers had laten zien, heeft hij verklaard dat hij die spullen en de wiet op zolder wel eens had zien staan en dat het apparaat wordt gebruikt om te sealen. [64]
[persoon 27] heeft verklaard dat zij in ieder geval sinds januari 2014 wel eens wiet heeft geroken in de woning en dat zij vaker grote geruite blauwe tassen in de woning heeft zien staan. Op de zolder had zij een apparaatje zien staan en soms wat wiet op de grond zien liggen. [65]
Verdachte heeft zich met betrekking tot dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank kan op grond van het vorenstaande niet anders dan concluderen dat de zolderetage van het pand gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag al langere tijd werd gebruikt voor de verwerking van hennep en dat op 6 maart 2014 een overdracht heeft plaatsgevonden van hoeveelheden hennep tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].
Het enkele feit dat verdachte op 6 maart 2014 niet zelf aanwezig is geweest in hetzij het pand, gelegen aan de [adres delict 9] te Den Haag dan wel in de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 1], staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit in de weg, omdat ten aanzien van de handelingen met betrekking tot de aangetroffen hoeveelheid hennep naar en vanuit de [adres delict 9] te Den Haag sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], zodat verdachte ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen verricht door zijn medeverdachten op die dag. De rechtbank betrekt in dit oordeel nadrukkelijk de in de reeds hiervoor in de voetnoten 8 tot en met 24 genoemde OVC-gesprekken, waaruit – verkort weergegeven – blijkt van een tussen deze verdachten bestaand samenwerkingsverband. [66]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 1, derde cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weer te geven.
Criminele organisatie
Dagvaarding feit 5, eerste cumulatief / alternatief partieel nietig
Blijkens de tenlastelegging wordt verdachte onder 5 eerste cumulatief/alternatief verweten onder meer het deelnemen aan een criminele organisatie die zich richt op het plegen van misdrijven met betrekking tot hennep. De rechtbank constateert dat onder feit 5, tweede cumulatief/alternatief genoemd feitencomplex andermaal ten laste is gelegd, echter ditmaal als specialis van de onder feit 5, eerste cumulatief/alternatief opgenomen generalis. Nu het de rechtbank niet duidelijk is wat het openbaar ministerie heeft beoogd met deze wijze van ten laste leggen, zal de rechtbank zich bij de beoordeling hierna enkel richten op voornoemde specialis en om die reden de dagvaarding wat betreft het onder 5 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde ter zake van – kort gezegd – (strafbare gedragingen terzake van) hennep nietig verklaren.
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 11a van de Opiumwet te kunnen spreken, is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep, het bewerken van hennep en de handel in hennep en dat zij daarbij andere mensen hebben ingehuurd.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode ten aanzien van het plegen van misdrijven in meer of mindere mate heeft samengewerkt met anderen en dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten ter zake van de activiteiten met betrekking tot hennep een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband betrof zoals begrepen dient te worden onder de in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen term “organisatie”, waarbij men één gezamenlijk oogmerk ten doel had, te weten het plegen van hennep gerelateerde misdrijven.
Met betrekking tot de bewezen verklaarde periode overweegt de rechtbank dat zij, hoewel verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, op grond van hetgeen hierboven onder het kopje
Handelis overwogen, bewezen acht dat de tussen verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en anderen bestaande criminele organisatie meer omvatte en al langer bestond dan de hennepkwekerij op de [adres delict 8] te Den Haag en hetgeen op de [adres delict 9] te Den Haag heeft plaatsgevonden.
De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de tussen verdachte en medeverdachten bestaande criminele organisatie tevens het oogmerk had op het witwassen van uit misdrijf verkregen voorwerpen en/of goederen en zal verdachte daarom van het onder 5, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht het onder 5, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weergegeven.
Witwassen
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot de op de tenlastelegging genoemde goederen het volgende vast.
 Mercedes ML 350
Nadat de Mercedes eerst van 24 april 2013 tot en met 26 april 2013 op naam van[bedrijf verdachte 1] heeft gestaan, is deze op 26 april 2013 op naam van[persoon 6], de vader van verdachte, gezet. Blijkens zijn eigen verklaring ter terechtzitting is verdachte echter degene geweest die feitelijk gebruikte maakte van de auto. Verdachte heeft de Mercedes, met[persoon 4], ingeruild voor een BMW X5 die op naam van[bedrijf verdachte 1] stond. [persoon 4] heeft voorts nog een bedrag bijbetaald voor de BMW X5.
De rechtbank stelt voorop dat het niet de normale gang van zaken is om een auto uit je eigen bedrijf te onttrekken om hier vervolgens, nadat de auto op naam van een derde is gesteld, privé in te gaan rijden. Nu het dossier evenwel geen duidelijkheid biedt over de wijze waarop en het geld waarmee de BMW X5 is aangeschaft, kan de rechtbank niet vaststellen dat deze auto, die kennelijk als bronvermogen voor de aankoop van de Mercedes heeft gediend, middellijk dan wel onmiddellijk, uit misdrijf afkomstig is, zodat dit ook ten aanzien van de Mercedes niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde witwassen.
 BMW 6ER Reihe
De BMW is op 6 augustus 2013 op naam gezet van[persoon 6], de vader van verdachte. Ook ten aanzien van deze auto heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij degene was die er feitelijk gebruik van maakte. Verdachte heeft verklaard dat hij deze BMW heeft gekocht met de opbrengst van de verkoop van de Mercedes. Het bedrag van de verkoop van de Mercedes is gestort op de rekening van de vader van verdachte en vervolgens opgenomen om de BMW (contant) van te betalen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ook ten aanzien van deze BMW heeft gehandeld op een wijze die op zijn minst genomen niet in de rede ligt bij reguliere autohandel. Ook hier heeft echter, net als bij de Mercedes, te gelden dat dit nog niet de conclusie rechtvaardigt dat de BMW reeds hierom middellijk dan wel onmiddellijk van misdrijf afkomstig zou zijn. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde witwassen.
 Horloges Audemars Piquet
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier een aantal OVC-gesprekken bevindt waarbij verdachte betrokken is geweest en waarin wordt gesproken over horloges (van kennelijk het merk Audemars Piquet) met de namen Safari, Volcano en Barrichello. Eerst op de terechtzitting van 25 november 2014 heeft de officier van justitie in deze zaak een overzicht conservatoir beslag overgelegd. Op dit overzicht staan twee horloges van het merk Audemars Piquet, Royal Oak Offshore vermeld. De raadsman heeft ter terechtzitting van 27 november 2014 toegelicht dat dit twee horloges betreffen van het type Royal Oak Offshore, met de subnaam Safari.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van het onderdeel ‘een of meerdere horloge(s) (Audemars Piquet)’, gelet op de discussie die daaromtrent op de terechtzitting heeft plaatsgevonden, in combinatie met hetgeen daarover in het dossier is opgenomen, onvoldoende duidelijk is. De tenlastelegging voldoet aldus niet aan de eisen die de wet in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt, zodat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van dit onderdeel.
 Speedboot Bayliner
De speedboot is op 8 november 2012 op naam gesteld van [medeverdachte 2]. [67] De boot is ter reparatie aangeboden bij [bedrijf 1] in Den Haag. [68] De [getuige 1], eigenaar van dit bedrijf, heeft verklaard dat de boot ter reparatie is aangeboden door “[medeverdachte 1]” en dat [medeverdachte 1] ook wel eens vriendjes (blanke Scheveningers) bij zich had, maar dat hij daar de naam niet van weet. [69]
Op 5 mei 2013 hebben verdachte en [medeverdachte 1] afgesproken de boot op 6 mei 2013 op te halen en te water te laten. [70] Op 7 mei 2013 hebben verbalisanten waargenomen dat de boot lag aangemeerd voor het terrein van [bedrijf 1] in Den Haag. Zij zagen dat er drie mannen op de boot stonden, die bezig waren met de motor. De verbalisanten zagen en herkenden twee van deze drie mannen als verdachte en [medeverdachte 1]. [71]
In het dossier bevindt zich het volgende OVC-gesprek: [72]
[persoon 28]: Nee ze komen voor [bedrijf verdachte 1] en gewoon zeggen dat je veel zelf doet.[medeverdachte 2]
: Ik zal je zeggen, ik zal je heel eerlijk zeggen, dat ding is nu rond, kijk daar liggen die ramen, dat ding is rond de twintig ruggen waard. Wij hadden hem gekocht van een maat van [medeverdachte 1], hij stond op een boerderij, helemaal vervallen. Alle stoelen kapot en er zit een wc’tje in een keukentje in, wij hebben hem gekocht voor 6.000 euro. Hij dacht dat alle kapot was, we hebben hem naar een dingetje laten brengen, hij is onder water geweest. Wat blijkt nou had die de stoppen er niet op gedaan voor een winterbeurt. Wij hebben hem helemaal een beetje laten reviseren, dat kostte 500 euro en we hebben hem een eigen plek hier in de haven. Want over anderhalve maand gaat die weer naar buiten natuurlijk.
[persoon 28]: Gaat die weer naar buiten natuurlijk.
[medeverdachte 2]: Maar ik heb liever niet dat ze hem zien.
[persoon 28]: Nee dat moet je niet hebben joh.
[medeverdachte 2]: Maar we hebben hem echt maar voor 6.000 gekocht. Die aanhanger daar hebben we nog meer voor betaald. Er zat een aanhanger bij, een vies verlopen ding. Die aanhanger kostte 2.300 hahaha vergeleken met die boot. Echt waar! Hebben we ook nog een beetje geluk mee gehad hoor. Maar ja het is leuk speelgoed.
[persoon 28]: Ja.
[medeverdachte 2]: Maar het is altijd leuk een boot, het is leuk als je hem koopt en het is leuk als je hem weer verkoopt.
[persoon 28]: Ja.[medeverdachte 2]
: Echt waar je wordt er af en toe helemaal gek van. We hadden eerst een andere stalling. Want hij paste hier niet in. Maar we kunnen die ramen er wel afhalen. Kost ook een rooitje in het jaar. Hadden ze dit weer geverfd, kostte ook weer een rooitje.
De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging dat [medeverdachte 2] de boot in consignatie zou hebben gekocht. Niet alleen is de verdediging pas in een laat stadium van het onderzoek met deze stelling gekomen, de stelling is ook niet onderbouwd met bijvoorbeeld een consignatieovereenkomst. De rechtbank kan vorenstaand OVC-gesprek mede gelet daarop niet anders begrijpen dan dat voor de boot daadwerkelijk € 6.000,- is betaald.
De rechtbank leidt voorts uit dit OVC-gesprek af dat het mogelijkerwijs de bedoeling was om de boot te zijner tijd weer te verkopen, maar dat deze (ook) is gekocht voor eigen gebruik door de verdachten.
Dit wordt ondersteund door het feit dat uit onderzoek niet is gebleken dat de boot na de reparatiewerkzaamheden te koop is aangeboden. [73]
De aankoop van de boot is niet zichtbaar in de af- en bijschrijvingen van de onderzochte bankrekeningen van de verdachten. [74]
 Autoambulance Mercedes
De autoambulance is op 12 januari 2012 op naam van[bedrijf verdachte 1] gesteld. [75]
In het dossier bevindt zich het volgende OVC-gesprek: [76]
(…)
[medeverdachte 2]: (…) de boekhouder zegt (…) maar die oplegger die jullie hebben, die autoambulance, ja die hebben wij niet in de boeken staan ergens. Hij zegt maar dan moet je gewoon zeggen dat dat van jullie spaargeld is. Hij zegt want daar hebben jullie voor gespaard.
(…)
NNman: Heb je toch voor 10 rooien gekocht ofzo?
[medeverdachte 2]: Ja ja daarom, valt wel mee 11.000 hebben we die gekocht.
NNman: Ja gaan ze nou alles nakijken…
[medeverdachte 2]: Ja dat willen ze zien, zo dalijk zeggen ze hoe heb je die auto betaald? Maar wij hebben het allemaal via de bank gedaan dus alles klopt wel… Alleen sommige dingen alleen de oplegger niet en deze ook contant betaald maar de boekhouder zegt jullie hadden nog 6.000 cash in kas… (…).
De rechtbank stelt op grond van dit OVC-gesprek vast dat de autoambulance was bedoeld voor gebruik binnen[bedrijf verdachte 1], dat deze € 11.000,- heeft gekost en dat dit bedrag niet is betaald met geld uit[bedrijf verdachte 1].
De aankoop van de autoambulance is niet zichtbaar in de af- en bijschrijvingen van de onderzochte bankrekeningen van de verdachten. [77]
Verdachte heeft zich bij de politie met betrekking tot vragen over de aanschaf van deze autoambulance op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 25 november 2014 heeft hij verklaard dat hij op de hoogte was van de aanschaf van de autoambulance. [78]
Gelet op het feit dat alle drie de hoofdverdachten zijn betrokken bij[bedrijf verdachte 1], gaat de rechtbank ervan uit dat de autoambulance door de drie hoofdverdachten gezamenlijk is aangeschaft ten behoeve van het bedrijf. Dat verdachte mogelijkerwijs niet zelf aanwezig is geweest bij de feitelijke aanschaf, doet hieraan niet af.
Ter beoordeling van het ten laste gelegde witwassen zal de rechtbank allereerst bezien over welke financiële middelen verdachte in de ten laste gelegde periode legaal kon beschikken. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank daarbij van het volgende uit.
Uit gevorderde informatie van de Belastingdienst blijkt dat verdachte over 2010 een negatief bedrag aan bijstandsuitkering heeft gehad, dat verdachte over 2010 en 2011 negatieve bedragen aan belastbare winst uit onderneming heeft gehad en dat over de jaren 2011 en 2012 geen loongegevens van verdachte bekend zijn bij de Belastingdienst. [79]
Uit een opgesteld overzicht van de bankrekening van verdachte blijkt dat ten gunste van deze rekening tussen 1 januari 2012 en 31 december 2012 transacties plaatsvinden met een totale omvang van € 14.098,19. Hiervan betreft een bedrag van € 11.200,- salaris van[bedrijf verdachte 1]. Ten laste van de rekening hebben in diezelfde periode transacties plaatsgevonden met een totale omvang van € 13.988,84. [80] Tussen 1 januari 2013 en 15 oktober 2013 vinden ten gunste van deze rekening transacties plaats met een totale omvang van € 16.576,65. Hiervan betreft een bedrag van € 10.500,- salaris van[bedrijf verdachte 1]. Ten laste van de rekening hebben in diezelfde periode transacties plaatsgevonden met een totale omvang van € 16.620,87. [81]
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat bij verdachte en de medeverdachten in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van uitgaven die niet uit de uit hun bankrekeningen blijkende bedragen, waarover zij in die periode konden beschikken, kunnen worden verklaard. Verdachte en de medeverdachten hebben grote bedragen contant betaald, die zij niet eerst van hun eigen rekening hadden opgenomen. Een plausibele verklaring over de legale herkomst van de gelden, waarmee de contante betalingen zijn gedaan, ontbreekt. De rechtbank heeft bovendien vastgesteld dat de verdachten zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan feiten die betrekking hebben op hennep. Algemeen is bekend dat de handel in hennep lucratief is en de betaling van de daarmee gemoeide bedragen geschiedt niet per bank, maar contant.
Nu meer dan aannemelijk is dat verdachte, tezamen met de medeverdachten, de voormelde goederen heeft aangeschaft met geld dat van misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde (medeplegen van) witwassen van de boot en de autoambulance wettig en overtuigend bewezen zoals hierna, onder 3.6, nader weergegeven.
3.5.2
Mishandeling en bedreiging
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt dat verdachte aangever[slachtoffer] (hierna: aangever [slachtoffer]) op 5 oktober 2013 een klap in het gezicht heeft gegeven en zal verdachte vrijspreken van het hem onder 6, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot de onder 6, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bedreigingen op 5 oktober 2013 en 4 februari 2014 stelt de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2013 in zijn auto over de[adres mishandeling] te Den Haag reed, toen hij met de voorkant van zijn auto de achterkant van een BWM cabriolet met [kenteken 3] raakte. Aangever [slachtoffer] heeft zijn auto gestopt en is vervolgens uitgestapt. De bestuurder van de BMW parkeerde zijn auto ook en stapte eveneens uit. De man schreeuwde dat [slachtoffer] moest gaan betalen anders zou hij hem dood slaan. De man zei ook dat hij zijn tanden uit zijn bek zou slaan. [82]
Onderzoek heeft uitgewezen dat de bedoelde BMW op naam stond van [persoon 6], de vader van verdachte, maar dat verdachte hierover desgevraagd had opgemerkt dat hij er als bestuurder gebruik van maakte, hetgeen verdachte ter zitting heeft bevestigd. [83]
Een verbalisant heeft camerabeelden van het incident op 5 oktober 2013 bekeken en de bestuurder van de bedoelde BMW herkend als verdachte, die hem ambtshalve bekend was. [84]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich op 4 februari 2014 omstreeks 13:00 uur in zijn winkel, gevestigd aan de Datheenstraat te Den Haag bevond. Op enig moment zag hij dat een man in de winkel zijn richting op liep. Hij hoorde dat de man riep: ‘Je bent een leugenaar, je trekt je verzekeringsaanklacht in. Ik betaal mijn eigen schade maar je moet je aanklacht van jouw schade intrekken van die aanrijding. Mijn vader krijgt nog steeds papieren van de verzekering binnen’. Aangever heeft verklaard dat hij op dat moment begreep dat het ging om de aanrijding van oktober 2013 waarvan hij destijds aangifte had gedaan. Vervolgens heeft hij tegen de man gezegd dat zijn verzekering contact met hem zocht, maar dat hij geen gehoor gaf. Hierop riep de man: ‘Je trekt nu die aanklacht in, anders dan trek ik je kankerkop van je romp. Ik zal je anders helemaal verbouwen’. [85]
[getuige 2], die zich op genoemde datum en tijdstip eveneens in die winkel bevond, heeft verklaard dat een man de winkel binnen kwam lopen. De man was behoorlijk opgefokt. De man sprak onder meer over ‘verbouwen’ indien de aanklacht niet wordt ingetrokken. [86]
Aangever [slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij camera’s in de winkel heeft en dat hij de camerabeelden zo snel mogelijk zal afgeven aan het politiebureau. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat de aangever deze camerabeelden derhalve wel degelijk op eigen initiatief moet hebben afgegeven. Een verbalisant heeft deze camerabeelden vervolgens bekeken en de man die de winkel binnenkwam, herkend als verdachte. [87]
Mede gelet op het feit dat verdachte als bestuurder gebruik maakte van genoemde BMW en aangever heeft verklaard dat de man in zijn winkel sprak over ‘zijn vader’, heeft de rechtbank – ondanks de verklaring van de aangever dat de man in de winkel niet dezelfde man was als de man van de aanrijding – geen twijfel aan de herkenning van verdachte op de camerabeelden door de desbetreffende verbalisant. De rechtbank merkt daarbij nog op dat verdachte weliswaar in zijn algemeenheid heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer], maar dat hij niet zijn aanwezigheid in de winkel op 4 oktober 2014 heeft ontkend.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 6, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten, zoals hierna, onder 3.6, nader weergegeven.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
Parketnummer 09/711384-12
1. tweede en derde cumulatief/alternatief
in de periode van 23 december 2012 tot en met 2 januari 2014 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan
de[adres delict 8])
telkenseen hoeveelheid van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
in de periode van 2 november 2013 tot en met 5 maart 2014 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verwerkt (in een pand aan
de[adres delict 9])
telkenseen hoeveelheid van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
op 6 maart 2014 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen (in een pand aan de [adres delict 9] en een Volkswagen Caddy,[kenteken 1]) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,55 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 3 januari 2014 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict 8]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 772 hennepplanten en 793 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 april 2014, te ’s-Gravenhage, tezamen en in verenging met anderen, al dan niet een gewoonte heeft gemaakt van witwassen van meerdere voorwerpen, te weten een speedboot (merk Bayliner 222 Classic) en een autoambulance Mercedes Benz 515 [kenteken 4])
doordat hij dezegoederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5 tweede cumulatief/alternatief
in de periode van 20 oktober 2011 tot en met 8 april 2014 te ’s-Gravenhage heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van verdachte en [medeverdachte 1] en[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en[medeverdachte 4] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep) opzettelijk telen en bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Parketnummer 09/837159-14
Tweede cumulatief/alternatief
op 5 oktober 2013 en 4 februari 2014 te 's-Gravenhage[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "je moet betalen, anders sla ik je dood" en "ik sla je tanden uit je bek" en "je trekt nu die aanklacht in, anders trek ik je kankerkop van je romp" en "ik zal je anders helemaal verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is, gelet op het feit dat hennepteelt maatschappelijk gezien bijna niet meer verwijtbaar is en gelet op het feit dat voor verdachte nog een flinke ontnemingsvordering zal volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep gedurende een lange periode in een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang, die vier ruimtes, met een totaal van 772 planten, besloeg. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verwerken van hennep door deze op een andere locatie in te (laten) pakken, het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en witwassen. Verdachte heeft in deze periode bovendien deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich gedurende een lange periode bezig heeft gehouden met hennepteelt en de handel in hennep. Binnen deze criminele organisatie vervulde verdachte een sleutelrol.
De uit hennepplanten verkregen stof is bij regelmatig gebruik schadelijk voor de (vaak jeugdige) gebruikers. Bovendien veroorzaken hennepkwekerijen overlast en gevaar voor de omgeving. Verdachte heeft zich aan dit alles echter niets gelegen laten liggen en heeft kennelijk alleen uit financieel gewin gehandeld. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hennepteelt ook maatschappelijk nog altijd onaanvaardbaar is, omdat deze direct en indirect de oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Dit is temeer het geval indien de hennepteelt – zoals bij de verdachten, anders dan bij de strafzaken waarnaar de raadsman heeft verwezen, het geval was – buiten de reguliere en legale economie om wordt uitgeoefend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld, maar niet eerder wegens soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het – in een andere zaak dan de onderhavige – omtrent de persoon van verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 13 mei 2014. De reclassering heeft in het kort de leefsituatie van verdachte uiteengezet en gerapporteerd dat verdachte zegt zelfredzaam te zijn en geen behoefte heeft aan begeleiding dan wel behandeling door de reclassering of enige andere instantie, hetgeen ook niet is geadviseerd.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan zoals door de officier van justitie gevorderd, zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Gelet op de min of meer gelijkwaardige rol ziet de rechtbank evenmin aanleiding om aan de drie hoofdverdachten straffen van afwijkende duur op te leggen.
Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden een passende en geboden straf. Bij het bepalen van de hoogte van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de netto duur van de gevangenisstraf in vergelijking tot de eis van de officier van justitie. Gelet op het feit dat de officier van justitie een voorwaardelijk strafdeel heeft geëist, zodat verdachte niet in aanmerking zou kunnen komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, zou de netto strafduur bij de eis van de officier van justitie op 36 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf neerkomen. Bij de thans door de rechtbank bepaalde geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt de netto strafduur in beginsel neer op 28 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 57, 140, 285 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en
3, 11, 11a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
verklaart de dagvaarding met parketnummer 09/711384-12 ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit nietig voor zover dit ziet op de woorden “en/of een of meerdere horloge(s) (Audemars Piquet)”;
verklaart de dagvaarding met parketnummer 09/711384-12 ten aanzien van het onder 5, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit nietig voor zover dit ziet op de woorden “het verkopen, afleveren, vervaardigen, verstrekken, vervoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep(plant(en)) en/of”;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij parketnummer 09/711384-12 onder 1, eerste cumulatief/alternatief en 5, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 09/837159-14 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij parketnummer 09/711384-12 onder 1, tweede en derde cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 en 5, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten en het bij parketnummer 09/837159-14 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/711384-12
feit 1, tweede en derde cumulatief/alternatief:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feiten 2 en 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 4:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken
feit 5, tweede cumulatief/alternatief:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet
ten aanzien van parketnummer 09/837159-14
tweede cumulatief/alternatief
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (TWEEENVEERTIG) MAANDEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem oplegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mrs. M.C. Bruining en J.J. Peters, rechters
in tegenwoordigheid van mr. R. van der Graaff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 15B2212070, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever[medeverdachte 2], d.d. 20 oktober 2011, ZD Witwassen[verdachte], p. 353-356 en proces-verbaal van verhoor aangever[verdachte], d.d. 20 oktober 2011, ZD Witwassen[verdachte], p. 358-361.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, ZD Handel, p. 404-406.
4.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 101-102.
5.Uitgewerkte telefoontap, ZD Criminele organisatie, p. 66
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], ZD[adres delict 8] p. 804.
7.Uitgewerkte telefoontaps, p. 44 t/m 58, ZD Criminele organisatie.
8.OVC-gesprek 2109, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.26.
9.OVC-gesprek 2646, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.23.
10.OVC-gesprek 3849, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.19/20.
11.OVC-gesprek 4794, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.24.
12.OVC-gesprek 7631, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.24.
13.OVC-gesprek 5515 ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p.21.
14.OVC-gesprek 4521, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 430-432.
15.OVC-gesprek 5066, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 158-159.
16.OVC-gesprek 4936, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 483.
17.OVC-gesprek 4522, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 433-434.
18.OVC-gesprek 5594, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 511-512.
19.OVC-gesprek 11522, ZD Criminele organisatie, p. 147-148.
20.OVC-gesprekken 13859, 13861 en 13866, ZD Witwassen[verdachte], p. 583.
21.Proces-verbaal van bevindingen, Bijlage proces-verbaal ZD Handel, p. 124 - 139.
22.Proces-verbaal van bevindingen, Bijlage proces-verbaal ZD Handel, p. 139 -141.
23.Proces-verbaal van bevindingen, Bijlage proces-verbaal ZD Handel, p. 147 - 150.
24.Proces-verbaal van bevindingen, Bijlage proces-verbaal ZD Handel, p. 150 -151.
25.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 89 en een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, ZD Handel, p. 404-406.
26.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 89.
27.Processen-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 28-29 en 35-36.
28.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 41-42.
29.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 95.
30.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 46-48.
31.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 58-61.
32.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 62-69.
33.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 37-40.
34.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 195-202.
35.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 400-409.
36.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 412-415.
37.Proces-verbaal van bevindingen van onderzoek stemherkenning d.d. 20 november 2012, nagekomen stuk zonder paginanummering.
38.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 412-415 en 427.
39.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 195-202.
40.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 349-357.
41.Proces-verbaal van observatie, ZD[adres delict 8], p. 365-370 en proces-verbaal van bevindingen, AD, p. 182.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD[adres delict 8], p. 788.
43.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 75-96.
44.Proces-verbaal van bevindingen, ZD[adres delict 8], p. 397-399.
45.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 30.
46.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 31 en OVC-gesprek 2363, ZD [adres delict 9], p 34.
47.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 31.
48.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 32.
49.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 30-33.
50.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1], p. 36-43 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter p. 195 van ZD [adres delict 9].
51.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p.95-96.
52.OVC-gesprek 3743, ZD [adres delict 9], p. 41-44.
53.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 38-39.
54.Processen-verbaal van bevindingen: Camerabeelden [adres delict 9] te Den Haag, ZD [adres delict 9], p. 98 t/m 151 en p. 152 t/m 182.
55.Blijkens de toelichting op p. 99 van ZD [adres delict 9] bij het desbetreffende proces-verbaal dient de tijdsaanduiding aldus te worden gelezen, dat bij de aangeduide starttijd dient te worden opgeteld het bij de desbetreffende waarneming aangeduide aantal minuten. De waarneming aangeduid als 21.11 heeft derhalve plaatsgevonden om 19:03.11 uur (starttijd 18:42 uur + 21.11 minuten).
56.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 152-154.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149-150 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter ZD [adres delict 9], p. 195.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter ZD [adres delict 9], p. 195.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152-153 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter ZD [adres delict 9], p. 195.
60.Proces-verbaal narcotica, ZD [adres delict 9], p. 240-242.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 120-122 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter ZD [adres delict 9], p. 195 en proces-verbaal narcotica, ZD [adres delict 9], p. 241.
62.Proces-verbaal narcotica, ZD [adres delict 9], p. 240-242.
63.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [adres delict 9], p. 196-200.
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte[medeverdachte 5], p. 70-71 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter ZD [adres delict 9], p. 195.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 27], p. 96-97 van het dossier dat als bijlage is gevoegd achter p. 195 van ZD [adres delict 9].
66.OVC-gesprek 4936, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 483 en OVC- gesprek 5066, ZD Handel, Bijlage proces-verbaal, p. 158-159.
67.Een geschrift, te weten een ‘list bevraging snelle motorboot gegevens’, ZD Witwassen[verdachte], p. 903.
68.Proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen[verdachte], p. 896-898 en proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen[verdachte], p. 899.
69.Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 1], ZD Witwassen[verdachte], p. 887-889.
70.Tapgesprek 5592, ZD Witwassen[verdachte], p. 907.
71.Proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen[verdachte], p. 905-906.
72.OVC-gesprek 13856, ZD Witwassen[verdachte], p. 919.
73.Proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen,[verdachte], p. 863-864.
74.Proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen,[verdachte], p. 863-864.
75.Een geschrift, te weten een uitdraai ‘dienstgeheim’ van de politie, ZD Witwassen[verdachte], p. 178
76.OVC-gesprek 13859, ZD Witwassen[verdachte], p. 174-177.
77.Proces-verbaal van bevindingen, ZD Witwassen,[verdachte], p. 172-173.
78.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2014.
79.ZD Witwassen[verdachte], p. 383-384.
80.ZD Witwassen[verdachte], p. 437-438.
81.ZD Witwassen[verdachte], p. 446-447.
82.Proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer] d.d. 5 oktober 2013, ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 12-14.
83.Processen-verbaal van bevindingen, ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 31 en 32-33 en verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 24 november 2014.
84.Proces-verbaal van bevindingen, ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 34-35.
85.Proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer] d.d. 4 februari 2014, ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 17-19.
86.Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 2], ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 27-28.
87.Proces-verbaal van bevindingen, ZD mishandeling[adres mishandeling], p. 36.