In deze zaak vorderde de huurder, [gedaagde], op basis van artikel 7:215 BW een machtiging om maximaal 22 zonnepanelen op het dak van de galerijflat te plaatsen. De verhuurder, Stichting Vestia, had eerder toestemming geweigerd en vorderde in reconventie de verwijdering van de zonnepanelen die de huurder zonder toestemming had geplaatst. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de procedure, waaronder de oorspronkelijke dagvaarding en het verstekvonnis van 14 augustus 2014. Tijdens een comparitie van partijen op 26 november 2014 zijn beide partijen met hun gemachtigden verschenen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Vestia verhuurt sinds 3 november 2010 een woning aan [gedaagde]. De huurovereenkomst bevat bepalingen over het aanbrengen van veranderingen aan het gehuurde. [gedaagde] had toestemming gevraagd voor het plaatsen van zonnepanelen, maar Vestia weigerde deze toestemming. Ondanks de weigering heeft [gedaagde] de zonnepanelen geplaatst, waarna Vestia opnieuw weigerde toestemming te verlenen en uiteindelijk in reconventie de verwijdering van de zonnepanelen vorderde.
De kantonrechter oordeelde dat het dak van de galerijflat niet tot het gehuurde behoort, en dat [gedaagde] in strijd met het eigendomsrecht van Vestia had gehandeld door de zonnepanelen te plaatsen. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van Vestia in conventie werd afgewezen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de zonnepanelen te verwijderen en verwijderd te houden, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat zij in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000,-. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure.