De rechtbank Den Haag heeft op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en bedreiging van een verbalisant. De zaak werd behandeld in de meervoudige kamer, na verwijzing door de politierechter. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Oudijk, en de officier van justitie, mr. A. Baas, eiste een gevangenisstraf van 40 dagen. De tenlastelegging omvatte twee feiten: openlijke geweldpleging op 28 augustus 2011 in Noordwijk en bedreiging van verbalisant [slachtoffer 4]. Tijdens de zittingen zijn meerdere getuigen gehoord en zijn camerabeelden bekeken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, omdat de verklaringen van getuigen en verbalisanten tegenstrijdig en onduidelijk waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de bedreiging van verbalisant [slachtoffer 4] werd wel bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte als bedreigend konden worden opgevat, ondanks dat de verdachte stelde dat deze niet serieus bedoeld waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één week op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank besloot ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.