ECLI:NL:RBDHA:2014:16010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
09/607961-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor bedreiging van een verbalisant

De rechtbank Den Haag heeft op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en bedreiging van een verbalisant. De zaak werd behandeld in de meervoudige kamer, na verwijzing door de politierechter. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Oudijk, en de officier van justitie, mr. A. Baas, eiste een gevangenisstraf van 40 dagen. De tenlastelegging omvatte twee feiten: openlijke geweldpleging op 28 augustus 2011 in Noordwijk en bedreiging van verbalisant [slachtoffer 4]. Tijdens de zittingen zijn meerdere getuigen gehoord en zijn camerabeelden bekeken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, omdat de verklaringen van getuigen en verbalisanten tegenstrijdig en onduidelijk waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de bedreiging van verbalisant [slachtoffer 4] werd wel bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte als bedreigend konden worden opgevat, ondanks dat de verdachte stelde dat deze niet serieus bedoeld waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één week op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank besloot ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/607961-11
Datum uitspraak: 12 december 2014
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
[adres].

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 juli 2012, 22 november 2013, 26 november 2013 en 28 november 2014.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. A. Baas heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2011 te Noordwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [weg], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het- (met kracht) slaan en/of stompen in het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- met een riem, althans een lang en/of hard voorwerp in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] slaan, althans dreigen te slaan en/of
- ( met kracht) schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht, althans lichaam van die Jong en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2011 te Noordwijk [slachtoffer 4], verbalisant politie Hollands Midden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla jou de kanker en je kankergezin ook vuile kankerlijder. Ik maak je af vuile kankerlijder en je kankergezin ook. Vuile vieze kankerlijer. Ik hoop dat je me morgen gaat verhoren dan sla ik je gelijk de kanker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De verdediging heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Daartoe heeft de raadsman – kort weergegeven – aangevoerd dat er slecht en onvolledig onderzoek is gedaan. De raadsman heeft betoogd dat onderzoek is gedaan door een verbalisant die zelf als aangever betrokken was, de getuigen slecht zijn geïnstrueerd, herkenningen zijn geverbaliseerd die technisch niet kunnen hebben plaatsgevonden, nu de kwaliteit van de beelden daaraan in de weg stond en er meer mensen worden herkend door de verbalisanten dan zij voorafgaand überhaupt kenden. Daar komt bij het grote tijdsverloop van de procedure.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Dat er punten zijn waarop nader onderzoek wenselijk zou zijn geweest, acht de officier van justitie geen reden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Ook is er volgens de officier van justitie geen aanleiding om aan te nemen dat de termijnovertreding een grond oplevert voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens vaste jurisprudentie komt niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking, namelijk alleen als het vormverzuim daarin bestaat dat met opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 19 december 1995,
NJ1996, 249 en HR 30 maart 2004,
NJ2004, 376). De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke ernstige inbreuk in de onderhavige zaak geen sprake is.
De rechtbank stelt vast dat de vervolging jegens verdachte met zijn aanhouding op 28 augustus 2011 is aangevangen. Op de datum waarop in eerste aanleg vonnis wordt gewezen, te weten 12 december 2014, heeft de vervolging van verdachte ruim drie jaar in beslag genomen. De omstandigheid dat op verzoek van de verdediging een groot aantal getuigen bij de rechter-commissaris zijn gehoord, kan de overschrijding van de redelijke termijn slechts ten dele verklaren. De rechtbank constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, maar een dergelijke schending kan volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578) niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden, zodat het verweer van de raadsman in zoverre wordt verworpen. De rechtbank zal zoals hierna wordt overwogen wel in strafmatigende zin rekening houden met de termijnoverschrijding.
De rechtbank concludeert dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in haar recht tot vervolging.

Vrijspraak feit 1

Openlijke geweldpleging
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 het volgende. De rechtbank stelt vast dat op 28 augustus 2011 een vechtpartij heeft plaatsgevonden in en vóór de uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] gelegen aan [weg] in Noordwijk. Voorts staat vast dat verdachte die avond/nacht in Noordwijk rond het tijdstip van die vechtpartij in [uitgaansgelegenheid] was. Bij die vechtpartij is geweld gebruik tegen (onder meer) de in de tenlastelegging geduide personen, namelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan die vechtpartij en of hij aldus openlijk geweld heeft gepleegd jegens de hiervoor geduide personen of daarmee heeft gedreigd. Verdachte heeft zulks ontkend.
De officier van justitie heeft verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant] van 28 augustus 2011, alsmede naar de processen-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken door [slachtoffer 4] en [verbalisant] van beelden van het incident. Ook heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van getuigen.
Verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant] zijn gehoord bij de rechter-commissaris over deze processen-verbaal.
In het proces-verbaal van 28 augustus 2011 is onder meer opgenomen dat verbalisant [slachtoffer 4] voorafgaand aan de vechtpartij met verdachte heeft gesproken en zijn personalia heeft genoteerd. Verbalisant [verbalisant] heeft gesproken met medeverdachte [medeverdachte 1] en heeft zijn personalia genoteerd. Verder is in het proces-verbaal als waarneming van verbalisant [slachtoffer 4] opgenomen dat met vernoemde personen een man meeliep die later bleek te zijn medeverdachte [medeverdachte 2]. Voorts is als waarneming van verbalisant [slachtoffer 4] opgenomen dat verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en een man in een geblokt overhemd die later bleek te zijn [medeverdachte 3] aan het inslaan waren op personen. Uit het proces-verbaal is niet af te leiden op basis waarvan de namen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verbalisant [slachtoffer 4] bekend waren of zijn geworden, in welk verband van belang is dat zij niet door verbalisant [slachtoffer 4] zijn aangehouden.
In de processen-verbaal betreffende de beelden van [slachtoffer 4] en [verbalisant] is opgenomen dat zij op de beelden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herkennen als deelnemers aan de vechtpartij.
Verbalisant [slachtoffer 4] heeft bij de rechter-commissaris, geconfronteerd met de camerabeelden, moeten constateren dat hij – mede gelet op de slechte beeldkwaliteit – geen mensen kon herkennen en daaraan namen kon koppelen. Hij kon bij de rechter-commissaris niet aangeven hoe hij eerder wel tot herkenning heeft kunnen komen, noch de redenen van wetenschap van de namen van de desbetreffende personen. Hij heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij mensen ter plekke heeft herkend en op basis van de beelden die mensen kon identificeren. Hij heeft ook verklaard dat hij niet weet waar de namen vandaan komen van de personen van wie hij niet de personalia heeft opgenomen.
Verbalisant [verbalisant] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet kan uitsluiten dat hij eerst het proces-verbaal van verbalisant [slachtoffer 4] heeft gelezen voordat hij zijn eigen proces-verbaal betreffende de beelden heeft opgemaakt. Voorts heeft hij verklaard dat de herkenningen in laatstgenoemd proces-verbaal heeft gedaan tijdens de vechtpartij en dat hij daar bij het zien van de beelden naar heeft verwezen. Eén persoon had hij voor de vechtpartij al gesproken en een ander had hij bij zijn collega [slachtoffer 4] gezien. Hoe hij de andere twee mannen heeft herkend en bij naam kende weet hij niet meer.
De rechtbank overweegt dat niet valt uit te sluiten dat voornoemde processen-verbaal van bevindingen op onderdelen niet berusten op eigen waarneming van de verbalisanten.
De getuigen hebben niet verklaard dat verdachte heeft deelgenomen aan de vechtpartij. Uit hun verklaringen is slechts af te leiden dat personen die deelnamen aan de vechtpartij deel uitmaakten van de groep waartoe verdachte behoorde. Uit de getuigenverklaringen volgt echter ook dat niet alle personen die deel uitmaakten van de groep deelnamen aan de vechtpartij. Voorts is een aantal van de getuigen bij de rechter-commissaris (gedeeltelijk) teruggekomen op hun verklaringen bij de politie dan wel hebben zij verklaard dat zij hetgeen geverbaliseerd is niet hebben verklaard.
De rechtbank heeft gedeelten van de camerabeelden ter terechtzitting bekeken. De kwaliteit van het beeldmateriaal is zodanig dat daarmee geen herkenning kan worden gedaan van verdachte of zijn medeverdachten. Hoewel op basis van het dossier zeker niet valt uit te sluiten dat een of meer van de groep van personen waarmee verdachte zich die avond in het uitgaansleven van Noordwijk heeft begeven, betrokken is geweest bij de onderhavige vechtpartij, komt de rechtbank, gelet op het dossier waarin zich onduidelijke en tegenstrijdige verklaringen bevinden, alsmede gelet op de door de verdediging geduide bezwaren ten aanzien van de processen-verbaal van [slachtoffer 4] en [verbalisant], tot het oordeel dat niet afdoende kan worden vastgesteld of en zo ja welke handelingen verdachte en/of zijn medeverdachten hebben verricht en dat er derhalve geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van feit 1 (openlijke geweldpleging).
Dit brengt met zich dat het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het alsnog horen van eerder verzochte en door de rechtbank afgewezen getuigen geen bespreking meer behoeft.

Bewijsoverweging.

Bedreiging (feit 2)
De raadsman heeft betoogd dat, hoewel de uitlatingen van verdachte jegens verbalisant [slachtoffer 4] niet netjes zijn geweest, deze niet gezien kunnen worden als een serieuze bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Vaststaat dat verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit jegens verbalisant [slachtoffer 4]. De genoemde bedreiging kunnen door [slachtoffer 4], zowel objectief beschouwd qua woordgebruik, als voorts bezien binnen de context van verdachtes gedrag, in redelijkheid als bedreigend in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht zijn opgevat. Dat de bedreigingen volgens verdachte niet serieus waren bedoeld, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 augustus 2011 te Noordwijk [slachtoffer 4], verbalisant politie Hollands Midden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla jou de kanker en je kankergezin ook vuile kankerlijder. Ik maak je af vuile kankerlijder en je kankergezin ook. Vuile vieze kankerlijer. Ik hoop dat je me morgen gaat verhoren dan sla ik je gelijk de kanker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een verbalisant.
Door deze bedreigingen heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het publieke belang dat door politieambtenaren wordt gediend en wordt deze politieambtenaar in zijn gezag aangetast.
Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2014, eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie en de raadsman, gelet op de vrijspraak voor feit 1, het tijdsverloop sinds het plegen van het feit – in welke periode verdachte niet opnieuw in verband met strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen en de omstandigheid dat verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben en (meer dan) fulltime werkt, geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 30 november 2011 geadviseerd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank zal voorts het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 22,23.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) WEEK;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
mrs. M.J.J. Visser en D.E. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.H. van den Hurk- van der Zanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014.
Mr. A.H.Th. de Boer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.