ECLI:NL:RBDHA:2014:15998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
C-09-466256 - JE RK 14-1229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2014 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek is ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, met betrekking tot een minderjarige die geboren is in 1999 en die zich momenteel in een gesloten jeugdzorgsetting bevindt. De rechtbank heeft eerder op 11 juli 2014 een tijdelijke machtiging verleend voor de periode van 15 juli 2014 tot 19 december 2014, maar de situatie van de minderjarige is sindsdien niet verbeterd. De minderjarige vertoont ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, en er zijn zorgen over haar ontwikkeling en welzijn buiten een gesloten instelling. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder een verslag van Bureau Jeugdzorg en een observatierapport van Zikos, die de noodzaak van een gesloten plaatsing onderbouwen.

Tijdens de zitting op 12 december 2014 is het verzoek tot machtiging opnieuw behandeld. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de minderjarige stagneert in haar ontwikkeling en dat er geen steun is vanuit haar ouders of een ander netwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet zijn verschenen, waardoor de procedure zonder hun inbreng is voortgezet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minderjarige ernstige problemen heeft die haar ontwikkeling belemmeren en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar de zorg te bieden die zij nodig heeft.

De rechtbank heeft het verzoek van de minderjarige om een contra-expertise te laten verrichten door het NIFP afgewezen, omdat er geen onderbouwde bezwaren zijn tegen de eerdere onderzoeken. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot 19 juni 2015, en heeft de minderjarige de mogelijkheid geboden om in een minder strikt kader te verblijven, met het oog op een toekomstige doorstroom naar een open setting. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechters S.M. Borkent, J.E.M.G. van Wezel en H.M. Boone, en is openbaar gemaakt op 12 december 2014.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-1229
Zaaknummer: C/09/466256
Datum beschikking: 12 december 2014
Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 20 mei 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedag]1999 te[geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[de heer A],
de vader,
wonende te [woonplaats 1],
en
[mevrouw B],
de moeder,
wonende te [woonplaats 2],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten in Harreveld, op de bijzondere zorg afdeling.

Procedure

Bij beschikking van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 11 juli 2014 is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 15 juli 2014 tot 19 december 2014, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 11 juli 2014 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • de brief d.d. 2 december 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg, met als bijlage een verslag over de ontwikkeling van de minderjarige;
  • het faxbericht d.d. 5 december 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg, met als bijlage het observatierapport van Zikos;
  • de pleitnotitie, ter terechtzitting overgelegd door mr. M-J.E. Gilsing.
Op 12 december 2014 is de zaak opnieuw ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [mevrouw C] en mevrouw [mevrouw D], namens Bureau Jeugdzorg,
  • de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. M-J.E. Gilsing.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Blijkens de brief d.d. 2 december 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg is de grond voor het verzoek thans gelegen in het volgende. De minderjarige stagneert in haar ontwikkeling, waarbij haar gebrek aan motivatie een grote rol speelt. De zorgen over het leven van de minderjarige buiten een gesloten instelling zijn groot. De minderjarige heeft geen steun vanuit de ouders en zij heeft ook overigens geen steunend netwerk, zodat zij ook geen plek heeft om haar verlof door te brengen. De minderjarige is ongelukkig en heeft een zeer zorgelijke ontwikkeling. Zij heeft geen inzicht in risicovolle situaties. De minderjarige is nog niet toe aan plaatsing binnen een open setting, zodat het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt gehandhaafd.
Namens Bureau Jeugdzorg is ter zitting in aanvulling op het verzoek naar voren gebracht dat de deskundigen werkzaam bij Zikos hebben vastgesteld dat bij de minderjarige geen sprake is van psychiatrische problematiek, maar dat zij aandachts- en gedragsproblemen heeft. Het is van groot belang dat op korte termijn naar een open setting wordt toegewerkt. De situatie van de minderjarige is besproken in het expertiseteam van de zorgaanbieders en deze zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat de minderjarige het meeste baat heeft bij plaatsing in de Hoenderloogroep. Zij zal daar eerst verblijven binnen een gesloten setting, zodat zij kan wennen aan het minder strakke regime in vergelijking met de gesloten setting van Harreveld en daarnaast kan zij bij de Hoenderloogroep naar school gaan. Plaatsing bij de Hoenderloogroep is in het belang van de minderjarige. Zij is al lange tijd gesloten geplaatst en het is tijd voor een stap vooruit. De Hoenderloogroep heeft voorts meer doorstroommogelijkheden naar zelfstandigheid. Hoewel de minderjarige de voorkeur geeft aan een plaatsing binnen de regio Den Haag, is plaatsing buiten de regio in haar belang. Bureau Jeugdzorg ziet geen toegevoegde waarde in een nieuw onderzoek door het NIFP. Er zijn reeds meerdere onderzoeken verricht. De bevindingen van het onderzoek door het CCE worden onderschreven door die van het observatieonderzoek bij Zikos. Die uitkomsten zijn voldoende om verder te gaan en het voorgenomen traject in te zetten.
Door en namens de minderjarige is ter terechtzitting op grond van artikel 810a lid 2 Rv verzocht een contra-expertise te laten verrichten door het NIFP en de verzochte machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en voor het overige aan te houden, in afwachting van de resultaten van het onderzoek. Een onafhankelijk NIFP-onderzoek, met een rapportage van een psycholoog en een psychiater, is noodzakelijk om een evenwichtig beeld te krijgen van wat er nu ten aanzien van de minderjarige speelt. Dit onderzoek draagt bij aan een zorgvuldige beslissing en het belang van de minderjarige verzet zich niet tegen dit onderzoek. De onderzoeken die tot nu toe zijn verricht, zijn eenzijdig ingezet door de hulpverlening. Dit doet onvoldoende recht aan de disproportionele situatie waarin de minderjarige verkeert. De (duur van de) gesloten plaatsing van de minderjarige voldoet niet aan het opvoedkundige doel dat artikel 5 EVRM daaraan stelt en is dus in strijd met het EVRM, het IVRK en de rechtspraak die daarop is gebaseerd. In het bijzonder dwingt artikel 3 IVRK, dat het belang van het kind voorop stelt bij elke maatregel die ten aanzien van het kind wordt genomen, tot het gelasten van voornoemd onderzoek. De staat is verantwoordelijk voor de gesloten jeugdzorg en het bieden van passende hulp. De minderjarige moet nu de middelen krijgen om zelf de regie in handen te nemen. Zij is bereid medewerking te verlenen aan een NIFP-onderzoek. Dit onderzoek zal ongeveer zeven weken duren. Het rapport van Zikos is te summier.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de ouders, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bereid zijn zich te doen horen, zodat toepassing van artikel 29f van de Wet op de Jeugdzorg ten aanzien van hen achterwege kan blijven.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. Door het CCE is uitvoerig onderzoek gedaan naar de problematiek van de minderjarige. De conclusie luidde dat sprake is van een chronisch seksueel psychotrauma, met als gevolg een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling. Zikos heeft recent een onderzoek verricht en concludeert dat voornoemde diagnose wordt herkend en onderschreven. Ten gevolge van aanhoudende traumatisering en langdurige spanning raken de stadia van de sociaal emotionele ontwikkeling ontregeld, hetgeen een normale ontwikkeling van de persoonlijkheid van de minderjarige ernstig belemmert. Zowel het CCE als het Zikos geven een duidelijk advies over de behandeling en het traject dat gevolgd dient te worden. De minderjarige dient langere tijd geplaatst te worden in een jeugdzorgplus accommodatie, zodat van daaruit zorgvuldig kan worden toegewerkt naar een verblijf binnen een open setting. Ten aanzien van deze conclusies en adviezen zijn door de minderjarige geen althans onvoldoende concrete bezwaren geuit. De enkele omstandigheid dat de onderzoeken door Bureau Jeugdzorg zijn geëntameerd is in elk geval onvoldoende om de conclusies en adviezen van het CCE en Zikos reeds daarom ondeugdelijk te achten. Nu overigens geen onderbouwde bezwaren bestaan ten aanzien van de onderzoeken, ziet de rechtbank geen noodzaak een contra expertise in de vorm van een NIFP-onderzoek te laten verrichten. Het verzoek om toepassing te geven aan artikel 810a lid 2 Rv wordt daarom afgewezen.
Vast staat dat de minderjarige al lange tijd binnen het gesloten kader verblijft en dat Zikos het van belang acht dat wordt toegewerkt naar een open setting. De rechtbank deelt de conclusie van Bureau Jeugdzorg dat de ernst van de problematiek van de minderjarige en het risico van weglopen maakt dat de minderjarige eerst nog een periode in een gesloten setting verblijft, maar dan binnen een instelling waarin er een iets minder strikt kader geldt, en vervolgens doorstroomt naar een open setting. Dit voorgenomen traject bij de Hoenderloogroep is door verschillende zorgaanbieders binnen het expertteam vastgesteld en de rechtbank acht dit traject in het belang van de minderjarige. Gelet op de duur van dit traject ziet de rechtbank geen aanleiding om de verzochte machtiging voor kortere duur te verlenen dan verzocht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 19 december 2014 tot 19 juni 2015, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 19 mei 2014;
wijst af het het verzoek van de minderjarige om toepassing van artikel 810a Rv.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Borkent, J.E.M.G. van Wezel en H.M. Boone, allen kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.