7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling met zijn toen nog zesjarige halfzusje [slachtoffer]. Hij heeft daarbij zijn penis tussen de benen van [slachtoffer] gebracht en deze tegen haar vagina geduwd. Door aldus seksueel overschrijdend te handelen heeft de verdachte mogelijk een normale en gezonde (seksuele) ontwikkeling, waar een ieder recht op heeft, bij [slachtoffer] doorkruist.
Het feit dat het zijn halfzusje betreft, maakt dit feit ernstiger. Zij kon en mocht van haar oudere halfbroer verlangen dat zij in haar eigen huis veilig was. Het feit heeft, zo staat in de schriftelijke verklaring die haar moeder heeft opgesteld, ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer] gehad. Zij heeft vanwege het feit EMDR-therapie en een weerbaarheidstraining ondergaan en het lijkt nu beter met [slachtoffer] te gaan.
Dat deze zaak ook de voor verdachte verstrekkende gevolgen heeft gehad, blijkt wel uit het feit dat het contact tussen de verdachte en zijn halfbroertje en halfzusje al meer dan twee en een half jaar verbroken is en onherstelbaar lijkt te zijn. Ook is er gedurende diezelfde periode geen contact meer geweest tussen de verdachte en zijn vader.
Bij de verdachte, die niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, was ten tijde van het feit sprake van impulsief gedrag als gevolg van ADHD. Thans krijgt de verdachte daar medicatie voor.
Uit het raadsrapport d.d. 28 oktober 2014 blijken verder geen zorgen op één van de leefgebieden. De moeder heeft op tijd en adequaat hulp ingeroepen. Door Mentaal Beter van de GGZ is de verdachte begeleid en behandeld en deze begeleiding zal ook de komende tijd nog doorgaan. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf en toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen.
Alles overwegende heeft de rechtbank in de beraadslaging over een op te leggen straf of maatregel in aanmerking genomen de nog zeer jonge leeftijd van de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn, zoals hiervoor overwogen, het feit dat er bij de verdachte geen sprake is of lijkt te zijn van scheefgroeiende seksuele ontwikkeling en de omstandigheid dat de verdachte reeds ambulante behandeling en begeleiding krijgt en aanvaardt.
Onder deze en de eerder genoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een sanctie niet (langer) opportuun. De rechtbank zal verdachte daarom schuldig verklaren, maar hem geen straf of maatregel opleggen.
Verklaring Omtrent het Gedrag
Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank, zoals verzocht door de verdediging, nog het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zou het onwenselijk zijn als de onderhavige schuldigverklaring tot gevolg zou hebben dat in de toekomst de afgifte van een VOG aan de verdachte wordt geweigerd. Daartoe verwijst de rechtbank onder meer naar een uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag d.d. 21 juni 2011, waarin zij paralellen ziet met de onderhavige zaak.
De verdachte was ten tijde van het feit net twaalf jaar oud en heeft zich schuldig gemaakt aan één ontuchtige handeling bij zijn halfzusje. Bovendien hebben de moeder en de verdachte vrijwillig hulp gezocht en is er – blijkens het raadsrapport – geen sprake van risico op het plegen van seksuele delicten.
Naar het oordeel van de rechtbank zou het weigeren van de afgifte van een VOG aan de verdachte op grond van – uitsluitend – de onderhavige strafzaak strijdig zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.