ECLI:NL:RBDHA:2014:15970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
14 / 26069 - 14 / 26067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van kwetsbare Eritrese vrouw met verwijzing naar Tarakhel-arrest

Op 4 december 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij een Eritrese vrouw, die hoogzwanger is, betrokken was. De vrouw had op 13 november 2014 een afwijzing van haar asielaanvraag ontvangen, waarbij Italië als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van haar aanvraag. De vrouw heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft in een brief van 2 december 2014 aangegeven dat, in lijn met het Tarakhel-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, garanties van de Italiaanse autoriteiten zullen worden gevraagd voor passende opvang van de vrouw. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw behoort tot een kwetsbare groep en dat overdracht aan Italië tot zes weken na haar bevalling niet aan de orde is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende garanties had verkregen van Italië over de opvang van de vrouw en haar ongeboren kind. Hierdoor was het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en werd het beroep gegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.461,-. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/26069 (vovo) en 14/26067 (beroep)
V-nummer: [nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken van 4 december 2014 in de zaak tussen
[naam], eiseres,
gemachtigde: mr. S. Zwiers,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. L. van Es.

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres, geboren op [geboortedag]1980 en van Eritrese nationaliteit, afgewezen omdat Italië verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag.
Op 18 november 2014 heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft bij brief van 2 december 2014 aan de rechtbank het volgende meegedeeld. Onder verwijzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Tarakhel tegen Zwitserland, van 4 november 2014 (nr. 29217/12), handhaaft verweerder het bestreden besluit. Wél zullen aan de Italiaanse autoriteiten individuele garanties worden gevraagd die erop toezien dat aan eiseres passende opvang zal worden geboden. De wijze waarop deze garanties kunnen worden verkregen is nog onderwerp van gesprek met de Italiaanse autoriteiten. Verweerder verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoeken om voorlopige voorziening en verzoekt de behandeling van het beroep aan te houden tot het moment dat van de Italiaanse autoriteiten de garanties zijn ontvangen dat aan eiseres passende opvang zal worden geboden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Eiseres is verschenen bij mr. H.E. Visscher, kantoorgenote van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet na afloop van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak. Nu nader onderzoek niet kan bijdragen aan beoordeling van de zaak, wordt met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onmiddellijk op het beroep beslist. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres thans hoogzwanger is en dat zij begin januari 2015 is uitgerekend. Overdracht van eiseres aan Italië is tot zes weken na de bevalling niet aan de orde. Hiermee staat vast dat eiseres behoort tot de groep kwetsbare personen zoals bedoeld in het Tarakhel-arrest van het EHRM van 4 november 2014.
3. Verweerder dient ingevolge het Tarakhel-arrest bij personen die behoren tot een kwetsbare groep, voorafgaande aan overdracht garanties te vragen van Italië over passende opvangvoorzieningen. Verweerder heeft hierover noch in het bestreden besluit, noch bij de behandeling ter zitting duidelijkheid geboden. Verweerder heeft slechts opgemerkt dat er tussen Nederland en Italië overleg gaande is over de vraag welke garanties de Italiaanse autoriteiten kunnen bieden en hoe beide landen hiermee om dienen te gaan. Het betreft derhalve overleg hoe in zijn
algemeenheidomgegaan dient te worden met de voorwaarden zoals die in het Tarakhel-arrest naar voren komen. Verweerder heeft geen enkele duidelijkheid kunnen geven omtrent garanties van de Italiaanse autoriteiten over de opvang van eiseres en haar (thans nog ongeboren) baby in Italië. Verweerder had zich hiervan moeten vergewissen alvorens een besluit te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder het bestreden besluit daarom onzorgvuldig voorbereid.
4. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 van de Awb.
5. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 1.461,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.461,-(veertienhonderdeenenzestig euro), te betalen aan eiseres;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Valk, griffier, op 4 december 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.