12.3 De rechtbank stelt vast dat de term “medische redenen” in dit artikel verweerder
beoordelingsvrijheid laat. Niet kan worden geoordeeld dat verweerder met zijn keuze om die term in het kader van de uitvoering van het DBZV uit te leggen overeenkomstig de ICD10-NL een rechtens onjuist uitgangspunt heeft gekozen. De ICD10 lijst is immers tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van internationale representatief te achten deskundigen en beroepsverenigingen en wordt periodiek door de betrokkenen herbeoordeeld. Anders dan eiser veronderstelt gaat het hier niet om Nederlandse maatstaven, maar om een classificatie opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie.
Tegenover het gegeven dat Duitsland, MCS aan de nationale uitgave van ICD10 heeft toegevoegd, staat dat er bijvoorbeeld in Europees verband geen initiatieven komen betreffende MCS (Europees Parlement, 2 september 2013, antwoord op vraag E-008812/2013).
Eisers betoog dat de oorzaak van het Cholinesterase syndroom, dat wel op de ICD10-lijst staat, een deel vormt van het ziektebeeld MCS, kan zonder nadere onderbouwing door een deskundige er niet toe leiden dat verweerder MCS als medische redenen dient aan te merken.
Overigens merkt de rechtbank op dat het door verweerder gekozen uitgangspunt niet tot de conclusie hoeft te leiden dat de klachten die eisers echtgenote heeft geen medische redenen opleveren die verblijf op de standplaats niet toelaten. Verweerder heeft, overeenkomstig het advies van zijn bedrijfsarts, eiser immers in de gelegenheid gesteld zijn echtgenote door een andere deskundige te laten onderzoeken.
13. Ingevolge artikel 4:2 van de Awb verschaft de aanvrager van een besluit de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit artikel bevat de algemene plicht van de aanvrager om de benodigde gegevens te verschaffen waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. In deze zaak, waarin de aanvrager aanspraak wil maken op een tegemoetkoming, mag redelijkerwijs van hem worden verwacht dat hij zijn echtgenote weet te bewegen mee te werken aan het onderzoek dat verweerder van belang acht voor het nemen van een beslissing op de aanvraag. Verweerder heeft zich op grond van de expertise van zijn bedrijfsarts terecht op het standpunt kunnen stellen dat nader onderzoek nodig was. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het rechtens onaanvaardbaar, meer in het bijzonder dat het bij een verzoek om TDH disproportioneel is, indien verweerder, naar ter zitting werd verondersteld mogelijk een psychiatrisch deskundige de opdracht zou geven om een onderzoek in te stellen naar de medische redenen van zijn echtgenote die aan haar verblijf op de standplaats in de weg zouden staan. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat eiser in de bezwaarfase een door de zenuwarts Binz opgestelde verklaring betreffende zijn echtgenote heeft overgelegd (Testpsychologische Untersuchung van 24 maart 2009, door Dipl.-Pschy. Michael Klein).
14. Nu eiser aan het verzoek van verweerder om nadere medische expertise niet tegemoet heeft kunnen komen, ontbreekt het verweerder aan de informatie die voor de beoordeling van de aanvraag om toekenning van TDH over de periode van plaatsing in Rammalah, vereist is en kan niet worden vastgesteld of de aanspraak voldoet aan de in artikel 42, tweede lid, onder b, van het DBZV 2007 gestelde voorwaarden. Het beroep tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard.
15. Uit de in overweging 2 weergegeven gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 156 aan eiser dient te vergoeden.