Op 15 juni 2014 vond er een tragisch ongeval plaats op de Kanaalweg te Leiden, waarbij een 16-jarig meisje om het leven kwam. De verdachte, een 20-jarige bestuurder, naderde een oversteekplaats voor fietsers met een snelheid van ongeveer 105 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Het slachtoffer stak met haar fiets door rood over, maar de verdachte kon zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat leidde tot het dodelijke ongeval. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en geen antecedenten had met betrekking tot de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van doodslag, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen, namelijk dat hij zich zodanig had gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval had plaatsgevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaar op, waarvan een deel voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die onder de gevolgen van het ongeval leed en hulp zocht bij een psycholoog. De rechtbank benadrukte dat geen enkele straf recht zal doen aan het dramatische verlies van het slachtoffer en de impact op de familie en vrienden.