ECLI:NL:RBDHA:2014:15828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
14-15930
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel op basis van valse identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van de verblijfsvergunning asiel van eiseres, die de Noord-Koreaanse nationaliteit claimt. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ingetrokken op basis van het feit dat zij een valse identiteit zou hebben opgegeven. De staatssecretaris stelde dat er een authentiek paspoort was aangetroffen waarin eiseres als een Zuid-Koreaanse nationaliteit werd geïdentificeerd, wat in strijd was met de door haar opgegeven identiteit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 20 november 2014 niet is verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eiseres beoordeeld, waarbij zij aanvoerde dat de gelijkenis tussen haar en de persoon op het aangetroffen paspoort onvoldoende was om te concluderen dat zij dezelfde persoon was. Eiseres betwistte ook dat zij onjuiste gegevens had verstrekt tijdens haar asielaanvraag.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende bewijs had geleverd dat eiseres onjuiste gegevens had verstrekt. Dit was onderbouwd door een deskundigenadvies dat een fotovergelijking had uitgevoerd, waaruit bleek dat er sterke overeenkomsten waren tussen de gezichten. Aangezien eiseres geen contra-expertise had laten uitvoeren en geen twijfel had geuit over de authenticiteit van het paspoort, heeft de rechtbank geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/15930
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 18 december 2014 in de zaak tussen

[naam], ook bekend als: [naam], eiseres,

gemachtigde: mr. T.M. van der Wal,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 juni 2014 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 november 2014. Eiseres en haar gemachtigde zijn met berichtgeving vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Noord-Koreaanse nationaliteit te bezitten. Verweerder heeft eiseres bij besluit van 28 november 2011 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 22 november 2011 en geldig tot 22 november 2016.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht ingetrokken tot 22 november 2011. Daarbij heeft verweerder overwogen dat uit informatie van de politie te [plaats] is gebleken dat er een echt en onvervalst bevonden paspoort van eiseres is aangetroffen. Daaruit blijkt dat eiseres niet de persoon is die zij stelt te zijn, maar volgens het paspoort [naam] is, geboren op [geboortedatum], van Zuid-Koreaanse nationaliteit. Als gevolg hiervan wordt eiseres niet meer gevolgd in de eerder door haar gestelde identiteit, nationaliteit en afgelegde verklaringen. Indien deze gegevens bekend zouden zijn geweest ten tijde van de vergunningverlening, zou aan eiseres geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn verleend. Tevens is eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar
.
3. Eiseres betwist dat zij dezelfde persoon is als degene die staat vermeld in het door de politie gevonden paspoort. Zij heeft tijdens de asielaanvraag geen onjuiste gegevens verstrekt of gegevens achtergehouden. Naar de mening van eiseres is de gelijkenis tussen haar foto en de foto op het aangetroffen paspoort onvoldoende om vast te stellen dat het om dezelfde persoon gaat. Het feit dat het aangetroffen paspoort authentiek is bevonden is eveneens onvoldoende om deze conclusie te trekken. Het inreisverbod is dan ook ten onrechte opgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid.
5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 19 september 2014, zaak 201310804/1/V1) volgt dat het op de weg van verweerder ligt om, indien sprake is van intrekking van een verblijfsvergunning asiel op de voet van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, aannemelijk te maken dat zich de daarin vermelde intrekkingsgrond voordoet. Als door verweerder aan deze bewijslast is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen.
6. Ter beantwoording ligt de vraag voor of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt en zij dezelfde persoon is als degene uit het gevonden paspoort.
7. De rechtbank overweegt dat het Bureau Documenten op 10 april 2014 een onderzoek door middel van fotovergelijking heeft uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangemerkt worden als een deskundigenadvies. Bij vergelijking van de pasfoto in het paspoort met de foto van eiseres is een beoordeling gemaakt van de mate van overeenkomst van een aantal gezichtskenmerken op beide foto’s. Verder is beoordeeld in hoeverre deze overeenkomsten of verschillen betrekking hebben op al dan niet sterk individualiserende kenmerken. Een groot aantal gezichtskenmerken komt overeen en wordt als ‘zwak individualiserend’ aangemerkt. Enkele overeenkomsten, de stand en vorm van de oren, worden als ‘redelijk individualiserend’ aangemerkt. De conclusie van het onderzoek luidt dat de bevindingen veel steun geven aan de hypothese dat de persoon, afgebeeld op foto 1 en 2 dezelfde persoon is. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies zorgvuldig tot stand gekomen, inhoudelijk inzichtelijk en concludent en heeft verweerder bij zijn besluitvorming van deze informatie mogen uitgaan.
8. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de Politieregio Brabant-Noord van 7 februari 2013 dat na documentonderzoek het voornoemde paspoort echt en onvervalst is bevonden. Nu eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren, noch anderszins een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van voornoemde bevindingen heeft aangedragen, heeft verweerder van de authenticiteit van het paspoort mogen uitgaan.
9. De rechtbank is, gelet op het vooroverwogene, van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt. Eiseres heeft het bewijs van verweerder vervolgens niet weerlegd.
10. Verweerder heeft derhalve terecht de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.
11. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen het opgelegde inreisverbod.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.