ECLI:NL:RBDHA:2014:15778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
09-920125-09
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Op 11 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die een vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen had ontvangen. De officier van justitie had op 14 oktober 2014 verzocht om een verlenging van zes maanden, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er een verhoogd recidiverisico was, de omstandigheden rondom de veroordeelde, zoals zijn leeftijd en weerstand tegen verdere plaatsing in de inrichting, maakten dat een verlenging niet in zijn belang was.

De rechtbank heeft het dossier en het advies van de Justitiële Jeugdzorginstelling Het Keerpunt in overweging genomen. Dit advies stelde dat de veroordeelde in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling had doorgemaakt, maar dat zijn resocialisatie stagneerde door onduidelijkheden en zorgsignalen. De veroordeelde had aangegeven dat hij geen perspectief meer zag in de inrichting en dat hij bereid was om onder voorwaarden in de maatschappij te re-integreren.

De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer eisten dat de maatregel werd verlengd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel moest worden afgewezen, omdat de maatregel niet meer bijdroeg aan de ontwikkeling van de veroordeelde. De beslissing werd genomen door de kinderrechters H.M.D. de Jong, A.J.J.M. Weijnen en J.A.H.M. Janssen, en werd uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/920125-09
Datum uitspraak: 11 december 2014
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 14 oktober 2014.

De vordering.

De vordering strekt tot verlenging met zes maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd aan:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [geboortedag]1992,
thans geplaatst in het Opvang- en Behandelcentrum Het Keerpunt te Cadier en Keer,
bij vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2009, onherroepelijk geworden op 31 juli 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden advies.

Het advies.

Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies
d.d. 18 september 2014 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel met zes maanden.
Het advies is ondertekend door [deskundige 1], Gedragswetenschapper/GZ-psycoloog i.o.
en door [deskundige 2], Pedagogisch directeur, beiden verbonden aan de Justitiële Jeugdzorginstelling Het Keerpunt te Cadier en Keer.

De behandeling in raadkamer.

De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I. Güçlü, is op 11 december 2014 in raadkamer gehoord.
Mevrouw [deskundige 1] voornoemd, is op 11 december 2014 als deskundige gehoord.
De veroordeelde heeft zich in raadkamer verzet tegen een verlenging van de maatregel.
Hij heeft aangegeven dat hij in de inrichting geen perspectief heeft en niet verder kan. Hij heeft meegedeeld geen programma te hebben en het grootste deel van de dag op zijn kamer te verblijven, terwijl ook zijn verlof is bevroren. Dit alles werkt contraproductief.
De veroordeelde heeft voorts meegedeeld dat hij bereid is een enkelband te dragen en in een ambulant kader gesprekken te voeren met de reclassering, mits het maar buiten de inrichting is.
Hij heeft aangegeven dat hij graag in de horeca werkt en een baan bij zijn neef aangeboden heeft gekregen in een snackbar/café. Bij beëindiging van de PIJ-maatregel beschikt hij dus over dagbesteding en inkomen.
De veroordeelde heeft aangegeven als volwassene graag een normaal leven te willen leiden en aan zijn toekomst te willen werken. Het volgen van een deeltijdopleiding, naast het werken bij zijn neef, sluit de veroordeelde ook niet uit.
De officier van justitie mr. C.M. Offers heeft op 11 december 2014 in raadkamer de vordering mondeling gewijzigd in die zin dat zij heeft gerequireerd tot afwijzing van de vordering. Zij heeft hiertoe gesteld dat zij zich vorig jaar bij de verlengingszitting op het standpunt stelde dat de veroordeelde moest resocialiseren, hetgeen tot september ook goed is gegaan. Daarna is een en ander moeilijk verlopen, waren er onduidelijkheden over de door de veroordeelde al dan niet verrichte werkzaamheden, een verdenking van een strafbare feit en het gebruik van cannabis. Al met al zorgelijke signalen.
Gelet op het feit dat door deze omstandigheden de noodzakelijk geachte resocialisatie buiten de inrichting stagneert en het maar de vraag is wanneer vanuit het ministerie verlof wordt gegeven om dit resocialiseringstraject weer op poten te zetten, vraagt de officier van justitie zich af of verdere verlenging nog wel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Mede omdat de veroordeelde na de beslissing van het Hof, ondanks de teleurstelling over de verlenging van de maatregel, wel een goede inzet heeft getoond en toen ook belangrijke stappen in zijn ontwikkeling heeft gezet, verzoekt zij de rechtbank om de vordering af te wijzen.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft in raadkamer eveneens afwijzing van de vordering bepleit. Haar standpunt, zoals weergegeven in haar pleitnotities, welke in het dossier zijn gevoegd, komt er kort gezegd op neer dat de veroordeelde een jongeman is van bijna 23 jaar, die in vrijheid moet werken aan een toekomst in onze samenleving.
De voorwaarden voor de verlenging, zoals weergegeven in artikel 77t, derde lid, juncto artikel 77s, eerste lid sub b en c Wetboek van Strafrecht, zijn niet meer aan de orde.
Conform het SAVRY onderzoek blijkt dat het recidiverisico in de huidige situatie matig is en nu niet vaststaat dat de veroordeelde zich niet aan de verlofafspraken heeft gehouden, noch dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit, kan niet worden vastgesteld dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding is.
Tevens wordt, aldus de raadsvrouw, niet voldaan aan de tweede voorwaarde, zijnde dat de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde moet zijn. Verlenging van zijn verblijf in Het Keerpunt voegt niets positiefs toe aan de persoonlijke ontwikkeling van de veroordeelde. Hij heeft zich gedurende het afgelopen jaar begeleidbaar opgesteld en alle hulp aanvaard om op die manier zijn terugkeer in de maatschappij te kunnen realiseren. Hij heeft alles gedaan wat van hem werd verwacht.
De veroordeelde heeft bovendien, aldus de raadsvrouw, in de zaak van zijn neef een baan aangeboden gekregen en kan met ambulante begeleiding van Palier en Inforsa, alwaar hij zichzelf heeft aangemeld, re-integreren.

Beoordeling van de vordering.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd terzake van mishandeling, meermalen gepleegd en mishandeling begaan tegen zijn vader, meermalen gepleegd, derhalve misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Eerder genoemd advies van de Justitiële Jeugdzorginstelling Het Keerpunt stelt - kort samengevat - onder meer:
[verdachte] leek in de afgelopen periode een relatief positieve ontwikkeling door te maken.
Hij bleek meer dan voorheen te reflecteren op zijn eigen gedrag en nam (ogenschijnlijk) meer eigen verantwoordelijkheid. Het traject heeft zich de laatste maanden overwegend gericht op resocialisatie. [verdachte]breidde zijn vrijheden in relatief korte tijd uit er werden voorbereidingen getroffen voor STP. Vorige week kwam het traject echter plotseling stil te liggen. Enerzijds door onduidelijkheden over werkverloven van [verdachte]en anderzijds door zijn rol in een strafrechtelijk onderzoek.
Aanvankelijk was de instelling voornemens de PIJ-maatregel met 3 maanden te verlengen ten dienste van het STP. Nu er sprake is van zorgsignalen adviseert JJI Het Keerpunt, gezien de aard en omvang van het recidive risico om de PIJ-maatregel te verlengen voor de duur van 6 maanden.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft mevrouw [deskundige 1], gehoord als deskundige, de zorgsignalen benadrukt. Zij heeft aangegeven dat de veroordeelde zich niet aan de afspraken heeft gehouden en dat daardoor zijn verlof even is ingetrokken.
Het recidiverisico is verhoogd, maar zij heeft meegedeeld eigenlijk niet te weten hoe het verder moet. Alleen als de veroordeelde zich aan de afspraken houdt kan het STP worden opgebouwd en voortgezet, maar als dit niet gebeurt, heeft STP geen zin en kan de inrichting niet verder met de veroordeelde.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer en overweegt als volgt.
De maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan op grond van artikel 77t, derde lid, juncto artikel 77s, eerste lid sub b en c Wetboek van Strafrecht slechts worden verlengd indien:
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de
verlenging van de maatregel eist, en
- de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de
veroordeelde.
Aan beide voorwaarden moet worden voldaan om tot verlenging van de maatregel te komen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in beginsel de verlenging van de maatregel eist. Naar aanleiding van genoemde zorgsignalen is het recidiverisico thans verhoogd.
Gelet echter op de gebeurtenissen gedurende de afgelopen maanden, de leeftijd van de veroordeelde en zijn enorme weerstand tegen een verder verblijf in Het Keerpunt, acht de rechtbank de maatregel niet meer in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank weegt hierbij net als de officier van justitie mee dat het ongewis is wanneer de veroordeelde verder zou kunnen gaan met zijn resocialiseringstraject buiten de inrichting en een verblijf binnen niet meer bijdraagt aan het vergroten van zijn competenties. Onder deze omstandigheden is, ondanks het verhoogde recidiverisico, een verdere verlenging van de maatregel niet aangewezen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen dient te worden afgewezen.

Beslissing.

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2014.
Mr. Janssen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.